Politiële en gerechtelijke organisatie
Les 08-02-2021
Waarom is de geschiedenis belangrijk?
1. Inzicht in het verleden draagt bij aan inzicht in
de complexiteit van het heden
2. Opdrachten van politie én de organisatie van -én
toezicht op- het politiebestel, steeds gesitueerd
in een ruimere socio-politieke en economische
context
Rode draden doorheen politiegeschiedenis:
1. Een politiebestel gekenmerkt door een grote
verscheidenheid enerzijds en een
onevenwichtige ontwikkeling anderzijds.
2. Spanning tussen centrale aansturing enerzijds en lokale (gemeentelijke) autonomie
anderzijds.
3. Spanning tussen streven naar efficiëntie en effectiviteit in politieoptreden enerzijds
en legitimiteit en democratische controle anderzijds.
4. Diverse politie-instanties met eigen ontwikkelingsdynamiek die samen de
politiezorg moeten verzorgen – maar hoe?
De Franse en Hollandse erfenis (1794-1830)
De Franse Tijd (1794-1814)
Belgisch politiebestel zal nog lang (tot aan de hervorming) de kenmerken van
het Franse model hebben
Frans model:
• De burgerlijke republiek (1794-1799)
→ Politie hoort herkomst te vinden in burgerij
• Het militair Napoleontisch regime (1799-1814): “politiestaat”
Gericht op openbare ordehandhaving en politieke informatie
Kenmerken: militarisering, centralisering, verscheidenheid:
1. Militarisering (discipline en hiërarchie → gendarmerie)
2. Centralisering: uitbouw gendarmerie, nationale wetgeving
• Uitvoerende macht (ministerie van politie) oefent controle
uit (niet de rechterlijke!!).
• Duidelijke aansturing vanuit de staat (censuur, arrestaties,
politie = instrument)
• Invoering onderscheid tussen administratieve en
gerechtelijke politie
• Joseph Fouché en de idee van de ‘haute police’ (politie
wordt een geheim, machtig, onontbeerlijk wapen in de
handen van de regering)
1
, • Fouché was minister van Algemene Politie (v.a. 1799)
• Oprichting Police Secrète (Openbare Veiligheid)
- Taak: inwinnen, analyseren en gebruiken van inlichtingen door middel
van informanten en infiltranten
- Reden: nood aan verzameling politieke informatie
• Politie wordt instrument in handen van machthebbers en wordt verwacht
de samenleving in het oog te houden
= Haute police (politieke inlichtingen) (itt police basse – focus op criminele
inlichtingen)
3. Een verscheiden politieapparaat met als belangrijkste korpsen:
- ‘Corps de la Gendarmerie Nationale’ (1798-1809), daarna ‘Gendarmerie
Impériale’ (elitekorps → ‘onkreukbaar, onverschrokken, vol plichtsbesef de
wettelijke orde en de veiligheid van de burgers verzekeren))
- ‘Police municipale’ (vanaf 1789); zij moesten « zorgen voor een vlot en veilig
verkeer, openbare rust bewaken, handhaven orde bij festiviteiten, controleren
van maten en gewichten, treffen van maatregelen bij brand, besmettelijke
ziekten, En het verhinderen dat geesteszieken en dolle dieren ongelukken
veroorzaken » (Vandewalle, 1992)
- Zij hebben een administratieve en gerechtelijke taak
- Commissarissen, veldwachters
- Belangrijke rol voor lokale overheid: burgemeester!
- ‘Garde Nationale’, opgericht tussen 1800 en 1810. (Voorloper burgerwacht –
openbare orde en grens/kustbewaking)
3 korpsen:
Gendarmerie Imperiale
Police municipale
Garde National
2
, Administratieve
Gerechtelijke politie
(bestuurlijke) politie
Opsporen van misdrijven, vaststellen, bewijzen
Openbare orde handhaving
verzamelen
Voorkomen van misdrijven
Misdadigers voor het gerecht dagen (repressief)
(preventief toezicht)
Obv politiereglementen Wie? Politiecommissarissen, veld- en boswachters,
vrederechters, luitenanten en kapiteins
gendarmerie
Voordeel: je kan op verschillende niveaus werken: nationaal en lokaal
Nadeel: korpsen staan op zichzelf, informatie-uitwisseling is bijna onmogelijk
Hollandse Tijd (1815-1830)
• Overname Franse erfenis, maar in mildere vorm; afzwakking van de ‘politiestaat’.
• Niettemin: handhaving van idee van ‘haute police’.
• Politieorganisatie:
• Maréchaussée (= gendarmerie, maar de term was zeer beladen) werd
centrale korps in de Nederlanden
• Gemeentelijke politie (commissarissen en veldwachters)
• Toename gemeentelijke autonomie van 1815 (maar weer afzwakking
v.a. 1825)
• Burgerwacht of ‘schutterij’ (vooral voor openbare ordehandhaving)
Naar een nationaal gecentraliseerd politiesysteem
• De eerste fundamenten (1830-1885) van een Belgisch politiebestel:
• 1830: Belgische onafhankelijkheid → naar een sterke, gecentraliseerde staat
met nadruk op gemeentelijke autonomie
• Eerste Belgische regeringen: coalitieregeringen tussen katholieken en
gematigde liberalen. Regeren op een relatief harmonieuze manier
• 1831: grondwet
• 2e helft 19e eeuw: industriële ontwikkeling
• Industriële crisis tussen 1873 en 1885 → meer vraag naar politie (door o.a.
werkloosheid en sociale onrust)
• Disciplinering van werkende klasse
3
, • Stakingen en sociale onrust
• Sociale crisis: door de ontoereikendheid van seizoensarbeid in het platteland
komt er een uittocht naar grote steden
• 1884: einde van een periode van grote manifestaties, die de burgerij
verdeelden.
De verschillende politie-instanties (1830-1885) → sterk geënt op de Frans-Hollandse
modellen
4 politiediensten, 1 op basis van gemeentepolitie (lokaal gerichte politie) en drie gebaseerd
op militaire korpsen: gendarmerie, leger en burgerwacht + openbare veiligheid
Weerstand tegen gecentraliseerd politiemodel
1. De ‘Gendarmerie nationale’ (nu de rijkswacht)
• November 1830: ontbinding Maréchaussée; vervangen door ‘Gendarmerie
nationale’.
• Aanvankelijk kleine rol op vlak van ordehandhaving. Vnl. veiligheid op het
platteland
• Aantal manschappen blijft beperkt (± 1200 begin, 2000 in 1883)
• Strikte discipline en bijna militaire hiërarchie
• Moeilijke interne controle
2. Het leger (in deze lijst omdat ze vroeger ook binnenlandse politiehandhaving deden)
• ‘Binnenlandse’ ordehandhaving (optreden n.a.v. stakingen, protesten, ...).
Beter georganiseerd om de inwendige wanorde te bestrijden dan dat het
opgewassen is tegen buitenlandse vijanden
3. De burgerwacht
• Decreet oktober 1830: burgerwachten georganiseerd op
gemeentelijk niveau.
• Belangrijke rol bij de Belgische revolutie en verlenen aanzienlijke
diensten aan de burgerij en aan de opkomende politieke elites
• Vnl. werkzaam in de steden; initiatief van de burgerij, vanuit
wantrouwen
• In loop van 19e eeuw zal zijn rol geleidelijk aan uitgespeeld geraken.
4. Lokale/Gemeentepolitie (grootste korps)
• ‘Ruraal’ België met landelijke politie (veldwachters) in kleinere
gemeenten en bekritiseerde gemeentepolitie in grotere
gemeenten.
• Gemeentewet 1836: burgemeester krijgt algemene politiebevoegdheid
(bestuurlijke politie) en kan preventief beleid ontwikkelen
• Taak: politiereglementen toepassen (herbergen, vreemdelingen, bedelaars,
…)
In die periode eerste pleidooien voor afzonderlijke gerechtelijke politie
• 1871: voorstel Prins en Pergameni (Réforme de l'instruction préparatoire en
Belgique) → er moet een autonome gerechtelijke politie komen
4