1. Les 1 media-economie: 23 september 2019
Concurrentiestrijd onderling om kijkers af te snoepen is grotendeels voorbij, er zijn andere
uitdagingen die verder gaan dan dat. Op en neergaande golven van concurrentie tussen zenders en
groepen, hebben een rechtstreekse invloed op de aantrekkelijkheid van het aanbod en dus slaat dit
ook op media-economie.
Ook aan de zijde van de krantenmarkt zijn er veel ontwikkelingen geweest, die ook een impact heeft
op wat wij te lezen krijgen qua nieuws; kan je enkel begrijpen als je weet wat er achter de schermen
heeft afgespeeld. We zien hier een enorme golf van consolidatie en concentratie: veel verschillende
kranten die eigendom zijn van veel verschillende bedrijven, worden overgenomen, gefusioneerd
door grote groepen. Vooral afgelopen jaren, tot het punt waarop op dit moment in Vlaanderen er
maar 2 grote bedrijven zijn die kranten maken. De Persgroep vs. Mediahuis, zijn de 2 grote
machtsblokken, gaandeweg hebben ze alle kranten opgeslorpt. HBVL, Nieuwsblad, Standaard, GvA, …
allemaal eigendom van 1 enkele mediagroep (Mediahuis), zorgt ervoor dat ongeacht welke krant je
van deze leest en het gaat bijvoorbeeld over binnenlandse politiek, dan gaan alle lezers van die
kranten hetzelfde artikel lezen. Is economisch voordeliger. Die grote krantengroepen nemen ook
andere sectoren over: Persgroep heeft niet enkel HLN, De Morgen, Dag Allemaal, Humo maar die
hebben ook VTM, Qmusic, … Is de grootste mediagroep, grootste mediabedrijf.
Telecomoperatoren gaan veel meer doen dan enkel signalen van een TV-zender doorsturen, ze
hebben een eigen portal waar je kan kiezen welke zender je kijkt; maanddiensten. Die
telecomoperatoren “kabelboeren” zijn mediabedrijven geworden. Die beginnen zich meer en meer
te bemoeien. Er ontstaat een totale clash tussen mediabedrijven en telecombedrijven die normaal
gezien gewoon moeten samenwerken. Zo is Telenet inmiddels eigenaar van Vier, Telenet heeft dus
zijn eigen TV-zender, zijn eigen Tv imperium. Het gaat dus niet om een klassieke concurrentiestrijd in
de markt, door convergentie hebben we opeens hele nieuwe interacties: VTM is niet enkel een
vijand van Vier maar ook van Telenet terwijl Telenet u naar VTM moet doorsturen. Is een andere
soort van concurrentie: concurrentie van convergentie.
Netflix wordt een enorme concurrent van de Tv-omroepen want “ik kijk niet meer naar de Tv-
omroepen met herhalingen van FC de Kampioenen, ik wil naar Friends kijken” en ook concurrentie
voor de kabelaars: kan gewoon op de laptop Netflix kijken. Het wordt dus nog ingewikkelder
aangezien er nu pure internetspelers zijn, over the top spelers. Netflix was de eerste maar ook
Disney heeft grote aankondigingen gedaan, Apple, HBO, … Doet kabelaars pijn: minder
abonnementen. Deze strijd bepaalt ons medialandschap van komende jaren. Hoe zou je een
Vlaamse netflix kunnen maken? De enige manier om een alternatief te bieden, is het uitbouwen van
een Vlaamse netflix. Hoe kan je dit uitbouwen met bedrijven die in gevechten zijn gewikkeld? Als
VTM ruzie heeft met Vier en Telenet, hoe ga je dan ooit een Vlaamse Netflix maken waar al die
Vlaamse content samen aangeboden wordt.
Als we nu aan mediabedrijven denken, denken we niet meer snel aan HLN of VTM, maar eerder aan
Google, Facebook, Instagram, … Dat is dus een ander business model en dat ander business model
van dit soort bedrijven, heeft niet te maken met “ik maak een bepaalde inhoud of content”, gaat om
een business model waar veilingsgewijs adverteer ruimte wordt aangeboden die heel erg
gepersonaliseerd is: waar ben jij op dit moment naar op zoek? Welke zoektermen heb je ingetikt op
Google, welke suggesties krijg je? Dat zorgt ervoor dat de hele sector van nieuwe, grote digitale
mediabedrijven op een andere manier gaat functioneren dan de oude klassieke media. Het 1 is niet
1
,noodzakelijk compatibel met het ander. Uber is ook een mediabedrijf: hebben geen taxi’s of
taxichauffeurs in dienst. Uber biedt een platform aan waar men informatie doorgeeft. Uber is dus
een puur digitaal mediabedrijf. Het gaat dus niet alleen meer om content of typische sociale
mediabedrijven, elk aspect van ons dagelijks leven wordt gaandeweg gemedieerd door een
mediaplatform en dat zal heel ons begrip van media veranderen. Zijn we zelf allemaal geen
werknemers geworden van dat soort bedrijven?
Understanding media economics, second edition.
Marktstructuur gaat over de structuur van de markt. Een markt kan gekarakteriseerd worden door
heel veel spelers, vrije concurrentie – heel weinig spelers, oligopolie – of maar 1 speler, monopolie.
Is 1 van de belangrijkste aspecten van de marktstructuur: hoe zit de markt in elkaar. Media-economie
gaat niet enkel over de juiste prijs, waar ontmoeten vraag en aanbod elkaar, maar ook hoe de markt
in elkaar zit: hoe ontmoeten die spelers elkaar, wat is de achtergrond van de spelers,
convergentiebewegingen, … Dat zijn aspecten van de marktstructuur, ook voor de algemene
economie is dat belangrijk: weinig economen hebben graag een monopolie, ze willen liever vrije
concurrentie zodat geen enkel bedrijf marktmacht heeft: dan kan je de prijzen teveel laten stijgen
omdat je niet meer onderworpen bent aan de discipline van de markt. Zeker een media-econoom wil
dat niet: willen goede prijzen maar ook diversiteit en kwaliteit, niet enkel Amerikaanse content maar
ook Vlaamse, niet enkel rechts maar ook links, niet enkel informatief maar ook entertainment, …
Hoeveel aanbieders zijn er en vanwaar komen die?
A. Deel 1: Content Media
I. Economische karakteristieken van de media
Micro-economie: uitgangspunten
Afbeelding van een normaal economisch proces bestaande uit de producent (hoge hoed) en
consument die samen naar de markt gaan en in een transactie verwikkeld geraken. Ze kopen en
verkopen een koersfiets. Producent heeft die fiets gemaakt (aanbodzijde) en de consument wil die
fiets kopen (vraagzijde). Wat zijn de overwegingen bij zo een marktproces, waar gaan die aan
denken? Het gaat hier over het kopen en verkopen van een schaars goed: niet zomaar weggeven,
geen overvloed van koersfietsen. Goederen zijn nu eenmaal schaars, er is geen ongelimiteerde
hoeveelheid van racefietsen en ook geen ongelimiteerde hoeveelheid geld.
Aan de kant van de producent moet deze rekening houden met:
- Productiekosten: materiaal, werkuren die hij erin heeft gestoken om de fiets te maken wil
men eruit krijgen.
- Opportuniteitskosten: met dat materiaal van de koersfiets zou hij ook iets anders kunnen
maken zoals een hek. De kosten van het iets anders doen met zijn grondstoffen, tijd en geld.
Afwegen of het goed is om in de markt van racefietsen te gaan.
Aan de kant van de consument:
- Het nut van het goed: daar gaat men zich een beeld van vormen. Hoeveel is me dat waard,
om dat nut ervan te hebben? Dat nut dat ik daarvan ga hebben, komt voort uit een bepaalde
behoefte die ik heb. De behoefte om een wielrenner te worden bijvoorbeeld. Consument
denkt niet aan kosten van de producent, maar aan het nut en de waarde van het goed.
- Opportuniteitskosten: ook vergelijken: in wat zou men anders het geld kunnen steken? Als ik
de koersfiets koop, kan ik niet de nieuwste iPhone kopen.
2
,Hoe kunnen beide partijen die keuzes zo optimaal mogelijk maken, vanuit hun eigen voordeel in hun
achterhoofd en hoe gaat dat met elkaar interageren? Dat gaat zich omzetten in een bepaalde
beslissing en die beslissing gaat over 2 dingen bij elk van de kanten:
1. Hoeveelheid
a. Producent: nadat hij heeft afgewogen hoeveel het kost om fietsen te produceren, …
b. Consument: hoeveel producten ga ik kopen?
2. Prijs
a. Producent: welke prijs wil/moet ik ervoor krijgen?
b. Consument: aan welke prijs is het interessant voor mij?
Dat zijn dus de overwegingen in het hoofd van de individuele producent en de individuele
consument. Natuurlijk zijn er meerdere producenten en consumenten: bij de aanbodzijde maakt men
elk individueel die afwegingen en dat resulteert in een bepaalde hoeveelheid fietsen die
geproduceerd worden aan een bepaalde prijs. Consumenten kiezen samen ook hoeveel vraag er is
naar fietsen en tegen welke prijs. Dat beschrijft de micro-economie: het bij elkaar komen van
aanbod en vraag, hoeveelheid en prijs die aan beide kanten bepaald worden door kostenplaatje en
nutplaatje. Die 2 zaken, hoeveelheid en prijs, hebben rechtstreeks iets met elkaar te maken.
Als ik een aanbieder ben en de prijzen voor koersfietsen zijn heel laag, dan gaan er niet veel
koersfieten geproduceerd worden. Als de prijs enorm hoog ligt, dan gaan er heel veel koersfietsen
geproduceerd worden. Aanbodscurve stijgt.
Op het moment dat de koersfietsen duur zijn, gaan er er weinig gevraagd worden. Als ze goedkoop
zijn, wilt iedereen een koersfiets. De vraagcurve daalt.
Dan gebeurt de magie van de markt: vraag en aanbod ontmoeten elkaar in de markt en waar zij
elkaar ontmoeten, daar zit het marktevenwicht (E). Dat is het punt waar zowel de aanbodkant als
de vraagkant het erover eens zijn. Een punt van perfectie in theorie, meest efficiënte uitkomst: beide
kanten zijn akkoord over hoeveelheid en prijs. In het marktevenwicht wordt dan de prijs en de
hoeveelheid bepaald. Er worden exact genoeg fietsen gemaakt als er geconsumeerd zullen worden,
tegen een prijs die goed is, kostendekkend is voor de producenten en die de waarde voor de
consumenten weerspiegeld.
Er kan eventueel meer aanbod komen: grenzen gaan open en er komen veel fietsen van China, er
gaan meer fietsen geproduceerd worden het equilibrium gaat verschuiven naar een nieuw punt
waar vraag en aanbod elkaar perfect kunnen vinden. Er zullen meer fietsen geproduceerd en
geconsumeerd worden, maar tegen een lagere prijs. Ook de vraagcurve kan verschuiven: iedereen
van ons wordt wielergek en we willen allemaal een racefiets, de vraag stijgt enorm, de vraagcurve
schuift op, het equilibrium schuift op er zullen meer fietsen verkocht worden, maar tegen een
hogere prijs. Op die manier kan men gaan voorspellen wat er gebeurt onder invloed van
verschuivingen in vraag en aanbod. Elke keer schuift dat evenwicht op en zal er een nieuwe prijs en
kwantiteit gevormd worden in de markt.
Die prijs en kwantiteit worden vrij gevormd in de markt, kunnen we als individu eigenlijk niets aan
veranderen. Als bedrijf wilt men de prijs hoger zetten, maar dat gaat niet, zolang er voldoende
aanbod is, zolang er vrije concurrentie is. Dan kan men niet op zijn eentje beslissen om de prijs te
doen stijgen. Als de concurrentie speelt, is niemand in staat dat op zijn eentje te beslissen. Is een
collectief proces, blinde mechanisme, onzichtbare hand van de vrije markt. Het is ook belangrijk dat
dat op die manier gebeurt. Zo werkt de markt voor normale, economische goederen.
3
, Als individuele aanbieder, kan ik meer/minder gaan produceren. Omdat we de prijs weten, betekent
het niet dat we weten hoeveel wij als individu kunnen produceren. Het gaat hier over de marginale
kosten: hoe ga ik als individueel bedrijf bepalen hoeveel van die goederen ikzelf moet gaan
produceren? Hoe bepaal ik hoe groot mijn eigen bedrijf zal worden? Dat doe ik aan de hand van de
theorie van de marginale kosten = de kosten die je maakt voor de productie van 1 extra goed of
exemplaar. Hoeveel kost het mij om nog 1 extra fiets te gaan produceren? Is niet altijd hetzelfde. Als
ik een heel klein bedrijf ben, dat weinig fietsen produceert, zal ik niet efficiënt gaan werken want dan
moet men toch nog machines kopen, de kost voor het maken (= marginale kost) zal heel hoog liggen.
Heb ik een fietsenfabriek opgericht en maak ik maar 1 fiets, dan is dat een erg dure fiets. Naarmate
mijn bedrijf groter wordt, zal ik efficiënter produceren en zal mijn marginale kost gaan dalen:
marginale kost zakt onder de marktprijs.
Na verloop van tijd gaat die marginale kost terug stijgen: ik als bedrijf ben zo groot geworden en ben
zoveel aan het produceren. De efficiëntie gaat terug afnemen; dat punt kan anders liggen voor een
bepaalde industrie. “Zo groot wil ik worden”, °maximale winst = MR – MC.
Die goederen zijn private goederen, als ik ervoor betaal, zijn ze exclusief van mij.
II. Karakteristieken van mediagoederen
Aard van mediagoederen
Normale goederen zijn private, schaarse goederen. Bij mediagoederen is het anders, wat wordt er nu
eigenlijk verhandeld? Wat er wordt verhandeld wordt, is informatie, daarvoor gaat men naar media,
om informatie te krijgen. Informatie, is dat een product op zich? Is eerder een proces: iets uitzenden
en ontvangen maar wat ik uitzend, kan anders zijn dan wat je ontvangt. Die informatie zelf
verwerken, er zelf iets mee doen. Moeilijk om informatie in een mooi schema te zetten. Informatie
is overal, is als de lucht rondom ons en wordt de hele tijd geproduceerd, gegenereerd, gedeeld, …
Ons basisgoed is erg moeilijk te vatten in termen van “een fiets”. Informatie heeft de kenmerken van
een publiek goed. Zijn goederen met 2 kenmerken:
1. Niet rivaliserend: het feit dat ik dat goed ga consumeren, vermindert de beschikbaarheid
voor anderen niet. Een normaal goed is wel rivaliserend: als ik die fiets koop, kan iemand
anders die specifieke fiets niet meer kopen. Het is niet omdat ik bepaalde informatie aan u
verkoop, dat die vervolgens niet meer beschikbaar is voor anderen. Die wordt zelfs meer
beschikbaar, we hebben die gedeeld dus die gaat zich vermenigvuldigen.
2. Niet exclusief: als u niet betaalt ervoor, kan ik u er niet voor uitsluiten. Het blijft beschikbaar
en kan dan geconsumeerd worden. Het is moeilijk om niet-betalers uit te sluiten.
Probleem van mediagoederen: kenmerken van publieke goederen, ze zijn niet schaars. Als er geen
schaarste is, dan heeft men al die economische keuzes niet nodig. Het free-riding probleem
ontstaat: het gaat altijd meer rationeel zijn om er niet voor te betalen. Sommige mensen betalen er
wel voor en al de rest heeft toegang tot hetzelfde, zonder ervoor te betalen en dus uiteindelijk gaat
niemand willen betalen. Dit leidt tot massief marktfalen. Hierdoor zal de overheid gaan ingrijpen.
Het normaal systeem werkt niet: ofwel moet de overheid tussenbeide komen, ofwel wordt er niks
meer geproduceerd. Dit zal de reden zijn waarom we zoiets hebben zoals de publieke omroep: als we
media enkel overlaten aan de vrije markt, gaat heel veel informatie niet geproduceerd worden
omdat er marktfalen zijn.
Er zijn echter wel manieren om in de wereld van publieke goederen toch enige schaarste te
creëren, kunstmatig. In het begin, wanneer de informatie wordt gecreëerd, is er wel enige schaarste.
Net op dat moment informatie nodig, dan kan een publiek goed omgezet worden naar een privaat
4