Samenvatting Uitwerking BOKS module 9, jaar 2 AVAG
78 keer bekeken 10 keer verkocht
Vak
BOKS uitwerking
Instelling
Hogeschool InHolland (InHolland)
Uitwerking punten BOKS module 9, jaar 2 AVAG. Uitwerking bestaande uit bronnen als Vanders Human Physiologie, Blackburn - Maternal, Fetal, Neonatal Phsyiology en Praktische Verloskunde. Daarnaast diverse overige bronnen.
Uitwerking BOKS module 9
Anatomie en fysiologie
Zenuwstelsel
Zenuwcellen/steuncellen
Zenuwknoop
Het zenuwstelsel is te verdelen in CZS en PZS (perifeer), welke de zenuwen bevat die het brein en
ruggenmerg verbinden met de spieren, klieren, zintuigen en andere weefsels in het lichaam. De
functionele unit van het zenuwstelsel is een neuron. Neuronen opereren door elektrische signalen te
genereren die verplaatsen van het ene deel van de cel naar een ander deel/buur cel. In de meeste
neuronen zorgt het elektrische signaal in de excretie van neurotransmitters, om met andere cellen te
communiceren. De andere belangrijke cellen van het zenuwstelsel zijn niet-neuronen genaamd gliacellen
welke ondersteunende functie bieden. Een neurons cellichaam bevat een nucleus en ribosomen die
onderlinge cel communicatie mogelijk maken. Lange uitlopers, verbinden neuronen aan elkaar en
verzorgen de in- en output functies. Door de ribosomen in het cellichaam van een neuron bevat een
neuron informatie over eiwitsynthese. De dendrieten zijn veel vertakte uitgroeien van de cel, welke
inkomende informatie uit andere neuronen ontvangen. Vertakte dendrieten laten het oppervlakte van
een cel toenemen, sommige neuronen hebben 400.000 dendrieten. Knopvormige uitgangen die
dendritische stekels worden genoemd, vergroten de oppervlakte van de dendrieten nog verder. De
structuur van dendrieten in het CZS laat de capaciteit van een cel om signalen van andere neuronen te
ontvangen, toenemen. Een zenuwknoop, heet een ganglion. Ganglia zijn groepen van neuron cellichamen
in het PZS, in het CZS heten dit nuclei. Een Axon is een lang uiteinde vanuit het cellichaam en brengt
uitgaande signalen naar zijn doelcellen. Het deel waar een axon ontspringt uit het cellichaam heet het
axon hillock/initieel segment. Hier worden de elektrische signalen veelal gevormd, welke zich vervolgens
via het axon weg van het cellichaam verplaatsen. Hoe meer een axon vertakt is, hoe groter de invloed van
die cel. Elke vertakking eindigt in een axonuiteinde waar neurotransmitters vanuit het axon worden
uitgescheiden. Deze chemische signalen diffunderen door een extracellulaire gleuf naar de cel aan de
overkant. Axonen zijn veelal bedekt met myeline. In het brein en ruggenmerg heten de myeline
vormende cellen oligodendrocyten en dit is een type gliacel. In het perifeer zenuwstelsel heten dit soort
gliacellen Schwann cellen. Welke individuele stukken myeline vormen rond de axonen. De ruimtes tussen
de stukjes myeline heten de insnoeringen van Ranvier. Myeline zorgt voor sneller transport van signalen.
Om de structuur en functie van het axon te behouden, moeten verschillende organellen en andere
materialen tot 1 meter tussen het cellichaam en de axonaansluitingen bewegen. Deze beweging,
genaamd axonaal transport, is afhankelijk van een reeks van microtubule rails die over de lengte van het
axon lopen en gespecialiseerde soorten motorproteïnen die bekend staan als kinesines en dyneïnen. Aan
het ene uiteinde binden deze tweekoppige motoreiwitten zich aan hun cellulaire lading, en het andere
uiteinde gebruikt energie afkomstig van de hydrolyse van ATP om langs de microtubuli te lopen. Kinesine
transporteert voornamelijk vanuit het cellichaam naar de axonterminals (anterograde) en is belangrijk bij
het bewegen van nitrietmoleculen, enzymen, mitochondriën, met neurotransmitters gevulde blaasjes en
andere organellen. Dynein beweging is in de andere richting (retrograde) met gerecycleerde
membraanblaasjes, groeifactoren en andere chemische signalen die de neuronenmorfologie, biochemie
en connectiviteit kunnen beïnvloeden. retrograde transport is ook de route waarlangs sommige
schadelijke stoffen de CZS binnendringen, waaronder tetanus, herpes simplex, hondsdolheid en polio.
Functionele klassen neuronen
Neuronen kunnen worden verdeeld in drie functionele klassen: afferente neuronen, efferente neuronen
en interneuronen. Afferente neuronen ontvangen informatie uit de weefsels en organen vanuit het
lichaam naar het CZS. Efferente neuronen ontvangen informatie uit het CZS naar effectorcellen zoals
spieren/klieren. Interneuronen verbinden neuronen binnen het CZS. Voor elk neuron dat het CZS in komt,
zijn er 10 efferente neuronen en 200.000 interneuronen. Op hun perifere uiteinden hebben afferente
neuronen sensorische receptoren welke reageren op verschillende fysieke of chemische veranderingen in
,hun milieu door elektrische signalen in het neuron te genereren. Afferente neuronen: transport van
informatie van het weefsel naar het centraal zenuwstelsel.
Samenvattend
Efferente neuronen: transport van informatie van het centrale zenuwstelsel af.
Interneuronen: verbinding van neuronen binnen het centrale zenuwstelsel (CZS).
Interneuronen liggen volledig in het centrale zenuwstelsel (99% van alle neuronen).
De afferente en efferente neuronen samen + myeline en bindweefsel + bloedvaten vormen de zenuwen
van het perifere zenuwstelsel.
Aan het eind van de afferente neuronen zitten sensorische receptoren. Deze receptoren reageren op
chemische veranderingen in hun omgeving door elektrische signalen op te wekken. De receptor kan een
gespecialiseerd deel van het plasmamembraan zijn of een aparte cel vlakbij het neuronuiteinde.
Structuur: bestaat eigenlijk alleen uit een axon. Die axon deelt in een perifeer en centraal deel. Het
centrale deel gaat richting het CZS en het perifere deel naar het receptor uiteinde.
Impulsvorming, geleiding
De intracellulaire vloeistof bevat hoge concentraties ionen. Door distributie van deze geladen deeltjes
door het plasmamembraan ontstaat elektriciteit, deze elektriciteit heeft een belangrijke functie bij cel tot
cel communicatie en signaal transport. Positieve lading stoot positieve af en negatief, negatief. Echter
trekken tegengestelde ladingen elkaar juist aan. Gescheiden tegengestelde elektrische ladingen hebben
de potentie om werk te doen als ze mogen samenkomen. Deze potentiaal wordt een elektrische
potentiaal genoemd, of omdat deze wordt bepaald door het verschil in de hoeveelheid lading tussen twee
punten, een potentiaalverschil. De totale lading dat gescheiden kan worden is vaak erg klein daarom
spreken we van mV. De elektrische potentiaal tussen ladingen zorgt ervoor dat ze gaan stromen,
waardoor een stroom ontstaat. Wanneer de ladingen tegengesteld zijn brengt deze stroom ze naar elkaar.
Wanneer ze hetzelfde zijn zorgt de stroom ervoor dat ze uiteen gaan. De wet van Ohm I = V/R, is hierbij
van toepassing. In rust hebben neuronen een potentiaalverschil door hun plasmamembranen, waarbij de
binnenkant van de cel negatief geladen is. Deze potentiaal het de rustmembraanpotentiaal. Wanneer de
binnenkant van een cel een overschot aan negatieve lading heeft en het potentiaalverschil door het
membraan is 70 mV, zeggen we dat de membraanpotentiaal -70 mV bedraagt. De rustpotentiaal in
neuronen is over het algemeen tussen de -40 en -90 mV. Deze potentiaal blijft gelijk tenzij er
veranderingen optreden in de potentiaal. De rustpotentiaal bestaat door een klein overschot van
negatieve ionen binnen de cel en een overschot van positieve ionen buiten de cel. Het overschot
negatieve ladingen binnen de cel wordt aangetrokken door het overschot van positieve ionen buiten de
cel en andersom. Als de membraanpotentiaal -70 mV moet blijven, moet de instroom en uitstroom van
positieve ionen gelijk zijn ondanks dat er een grotere permeabiliteit is voor K+. De Na+/K+ pomp zorgt voor
de concentratie gradiënten foor Na+ en K+. Deze gradiënten bepalen de evenwichtspotentialen voor deze
twee ionen, dit is de waarde waarbij elk ion de membraanpotentiaal zou brengen als het het enige
doorlatende ion zou zijn. Gelijktijdig heeft de pomp een klein elektrogeen effect op het membraan
doordat drie Na+ ionen uit de cel worden gepompt voor elke 2 K+ ionen die de cel ingepompt worden.
Vervolgens zie je dus dat er meer K+ uit de cel gaat dan Na+ in de cel. Dit komt doordat bij een rustend
membraan er een grotere permeabiliteit voor K+ is dan voor Na+. Doordat er een grotere efflux dan influx
is van positieve ionen treedt er een negatieve membraanpotentiaal op. In een rustend neuron treedt een
dynamische balans op waarbij K+ erg permeabel is maar een kleine elektrochemische gradiënt heeft en
Na+ juist niet zo permeabel maar een grote elektrochemische gradiënt. Hierbij is de in en uitstroom gelijk
en is de potentiaal dus een stabiele waarde.
Axonen, dendrieten
Simpel gezegd heeft een neuron twee uiteinden: het dendriet en het axon. Dendrieten
zijn de vertakkingen rondom de celkern (dendriet betekent letterlijk “boom”). Op het
oppervlak van het dendriet bevinden zich synaptische receptoren. Via deze receptoren
ontvangt het dendriet informatie van de axonen van andere neuronen. De dendrieten
geven deze prikkels door aan de celkern, terwijl de axonen juist prikkels van de celkern
,af geleiden. Hoe groter het dendrietoppervlak, hoe meer informatie van
andere neuronen het dendriet kan ontvangen.
Dendrieten kunnen ook stekels bevatten. Dit zijn kleine knopen die met een
smal buisje aan het oppervlak van het dendriet verbonden zijn. Op deze
dendritische stekels bevinden zich ook synapsen.
Axonen en dendrieten blijven voortdurend aan verandering onderhevig. Dit
proces wordt gestuurd door ervaringen en leren. Hoe meer prikkels een
organisme krijgt, hoe meer dendrieten er ontspruiten. Een rat die in een
verrijkte omgeving leeft, bijvoorbeeld in een kooitje met veel speeltjes en
variatie, zal meer dendrieten ontwikkelen dan een rat die in een kaal kooitje
leeft. Dit komt doordat de rat in de verrijkte omgeving meer prikkels krijgt
en gestimuleerd wordt om actief te zijn. De groei van dendrieten en axonen
bij ratten hangt dan ook samen met een verbeterde leercapaciteit. Bij
mensen zijn deze effecten echter niet of nauwelijks aanwezig. Het is dus
niet zo dat de hersenen een spier zijn die te trainen is, zoals vaak gedacht
wordt. “Brain training” verbetert weliswaar de prestatie op de taak die
getraind wordt (bijvoorbeeld een bepaalde geheugentaak), maar heeft niet
of nauwelijks effect op andere vaardigheden of het algemene intellectueel
functioneren.
SAMENVATTEND
Dendrieten: sterk vertakte uitgroei van de cel die de inkomende informatie vanuit andere
neuronen ontvangt.
Axonen: uitloper die uitgaande signalen naar doelcellen brengt. Ze kunnen heel kort zijn of
wel een meter lang.
o Axon hillock: overgang tussen het cellichaam en de axon. Elektrische signalen
worden hier meestal opgewekt.
o Collateralen: vertakkingen van de axonen. Hoe meer vertakkingen, hoe groter de
invloed.
o Elke vertakking eindigt in een axon terminal; de
neurotransmitters worden hier vrijgelaten. Deze
neurotransmitters diffunderen naar de cel tegenover de
terminal.
o De axonen van de meeste neuronen worden omgeven door
een myeline-schede. Dit zijn heel veel lagen plasmamembraan.
Sommige organellen kunnen ook met axonen verplaatst worden
(axonaal transport). Over de gehele axon zit een ‘rails’ van microtubuli.
Daarnaast zitten er motorische eiwitten op:
o Kinesine transport: anterograde (vanuit het cellichaam richting het
uiteinde). Vooral voedingsstoffen, enzymen, mitochondria en
blaasjes met neurotransmitters.
o Dyneïne transport: retrograde (richting het cellichaam). Vooral gerecyclede membraan
blaasjes, groeifactoren en andere chemische signalen die de activiteit van de neuron aan
kunnen tasten (bijvoorbeeld herpes simplex).
Actiepotentiaal, synaps, knopen van Ranvier, myeline
Synaps
Er zijn twee typen synapsen: elektrisch en chemisch. Bij elektrische synapsen worden de
plasmamembranen van de presynaptische en postsynaptische cellen verbonden door gap junctions.
Hierdoor kunnen signalen door actiepotentialen direct door de gap junction door de verbindende kanalen
van een neuron naar het andere neuron. Dit zorgt voor depolarisatie van het volgende neuron waardoor
de actiepotentiaal wordt doorgegeven. Deze vorm van geleiding is extreem snel.
, In de afbeelding is een chemische synaps te zien. Het axon van het presynaptisch neuron eindigt in een
een lichte zwelling, het axonuiteinde (terminal). Deze heeft synaptische blaasjes die neurotransmitter
moleculen bevatten. Het postsynaptische membraan die aan de axonterminal grenst heeft een hoge
dichtheid van membraan eiwitten welke de postsynaptische dichtheid vormen. De synapsspleet scheidt
de presynaptische en postsynaptische neuronen en voorkomt directe verspreiding van het signaal. In
plaats hiervan worden signalen omgezet in de synapsspleet door een neurotransmitter uit het
presynaptische axon einde. Soms zijn meerdere neurotransmitters betrokken, cotransmitters. Chemische
synapsen hebben als voordeel dat meerdere signalen tegelijk in een cel verwerkt kunnen worden.
Myeline en actiepotentiaal
In stap 1 is de kaliumbalanspotentiaal ongeveer gelijk aan de membraan potentiaal omdat er meer kalium
kanalen open zijn dan natrium kanalen. Stap 2: Een actiepotentiaal start met een depolariserende
stimulus. Deze depolarisatie stimuleert de opening van Na+-kanalen en verdere binnenkomst van natrium
via deze kanalen draagt bij aan de lokale membraan depolarisatie. Wanneer de drempelwaarde bereikt
wordt vormt de depolarisatie een positieve feedback loop. Stap
3: Natrium influx veroorzaakt depolarisatie welke meer
natriumkanalen laat openen. Dit is de snelle depolarisatie van
de membraanpotentiaal, deze schiet door waardoor het
membraan vanbinnen positief wordt en vanbuiten negatief. De
natrium balanspotentiaal (+60 mV) wordt bijna behaald maar
net niet helemaal omdat natrium kanalen inactiever worden en
kalium kanalen weer openen. Stap 4: Als de membraan
potentiaal zijn piek behaalt wordt de doorlaatbaarheid van
natrium abrupt minder door inactivatie die de positieve feedbackloop van natrium doorbreken.
Ondertussen openen K+ kanalen doordat het membraan gedepolariseerd is. Hierdoor neemt de K+ efflux
toe waardoor het membraan snel repolariseert tot zijn rustpotentiaal.
Stap 5: De terugkeer naar een negatieve potentiaal veroorzaakt dat natrium kanalen vanuit hun inactieve
status naar een gesloten status gaan, evenals kalium kanalen. Kalium kanalen sluiten relatief langzaam
waardoor direct na een actiepotentiaal er een periode is dat kalium permeabiliteit boven de rustniveaus
blijven. Het membraan is hierdoor gehyperpolariseerd. Als de kalium kanalen gesloten zijn is de rustende
membraan potentiaal weer bereikt.
Neurotransmitter
Acetylcholine
Acetylcholine is een belangrijke neurotransmitter in het perifeer zenuwstelsel bij de neuromusculaire
overgang (motorische eindplaat). Dit is de plek waar een motorneuron een skeletspiercel raakt. Neuronen
die acetylcholine uitscheiden heten cholinerge neuronen. De cellichamen van de cholinerge neuronen in
het brein bevinden zich slechts in enkele delen van het brein maar hun axonen zijn wijds verspreid.
Acetylcholine ontstaat uit choline en acetyl co-enzym A in het cytoplasma van synaptische uiteinden en
zijn opgeslagen in synaptische blaasjes. Wanneer het is uitgescheiden, activeert het receptoren in het
postsynaptisch membraan. , hierdoor neemt de concentratie van ACh af in het postsynaptisch membraan.
Dit komt door acetycholinesterase. Dit enzym bevindt zich in het presynaptisch en postsynaptisch
membraan en breekt ACh erg snel af tot choline en acetaat. Choline wordt terug getransporteerd naar de
presynaptische axonuiteinden waar het hergebruikt wordt om ACh te vormen.
Er zijn twee receptoren voor ACh:
Nicotine acetylcholine receptoren. Sommige ACh receptoren reageren niet alleen op ACh maar ook
op nictoine, namelijk nicotine receptoren. Nicotine is een plantaardig alkaloïd, in tabak. Ook zit er
nicotine in neusspray, kauwgom en andere stoffen. De nicotine acetylcholine receptor is een
voorbeeld van een receptor die een ionkanaal bevat. Dit kanaal is doorlaatbaar voor zowel natrium
als kalium ionen. Maar omdat natrium een grotere elektrochemische kracht heeft is het netto effect
van van het openen van deze kanalen depolarisatie door natrium instroom. Deze receptoren
bevinden zich in de neuromusculaire overgang (motorische eindplaat). Nicotinereceptoren in de
hersenen zijn belangrijk bij cognitieve functies en gedrag.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nadientje2001. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.