Hoofdstuk 9: Balanscontrole
1. Introductie
1.1 Wat is balans controle?
Balans controle is de basis van alle motorische vaardigheden (grof en fijn) en speelt daarom een
cruciale rol in alle activiteiten van het dagelijks leven.
Balans kom tot stand door een interactie met taak, omgeving en individuele factoren.
- Taak: mobiliteit (stappen, lopen,…), stabiliteit (rechtop staan,…), quasi-mobiliteit (voorwaarts
reiken,…)
- Individu: Bestaat uit cognitie (aandacht,…), actie (spieren die contraheren,…) en perceptie
- Omgeving: reguleerbaar (geluiden,…) of niet-reguleerbaar
Interageren met elkaar, de mate waarin ze interageren zorgt ervoor dat houding en beweging
tot stand kan komen
Balanscontrole wordt gereguleerd door verschillende systemen en niet door 1 systeem. Het wordt
bovendien tot stand gehouden/uitgedaagd door een interactie van de verschillende systemen.
(Mate waarin balanscontrole verstoord kan worden is afhankelijk van type taak, omgeving en
ontwikkelingsniveau van het kind)
Balanscontrole bestaat uit: (Beide zullen altijd samen voorkomen)
- Posturale controle = Het kunnen aannemen en aanhouden van een gewenste
lichaamspositie in een statische of dynamische situatie.
o Nadruk ligt op taak
o Statische situatie: aannemen van een bepaalde postuur (zitten, staan, liggen,…)
o Dynamische situatie: uitvoeren van motorische vaardigheden (kruipen, wandelen,
springen,…)
- Equilibrum controle = Het kunnen aanhouden van intersegmentale stabiliteit v/h lichaam en
lichaamsdelen ondanks dat er krachten op werken. De krachten kunnen intern of extern zijn.
o Nadruk ligt op omgevingsfactoren
o In-place reactions
Oprichtreacties
Equilibriumreacties
Kleine verstoring: COM beweegt zich vlot tussen de randen v/d base of
support
Matige verstoring: COM beweegt i/d richting van de randen v/d base of
support
Extreme verstoring: COM beweegt voorbij randen v/d base of support (vallen)
Steady state controle = controle die eerder predictief is (vb aan continu snelheid wandelen)
Anticipatorische/proactive controle = stabiliseren van het lichaam om verstorende krachten te
kunnen voorkomen (lichaam klaarstomen om krachten te kunnen weerstaan)
- Noodzaak voor posturale controle
- Gaat gepaard met een bepaald leerproces
- Zelf-geïnduceerde bewegingen
, Reactieve controle = reactie op een bepaalde verstoring om een val te voorkomen (posturale
noodsysteem). Vb: op 1 been staan, balans verliezen been neerzetten of armen gebruiken
(reactie)
- Indien deze controle afwezig is, kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan
CONCLUSIE
Meeste of bijna alle activiteiten van het dagelijks leven vereisen alle verschillende controle
mechanismen. Bij het controleren van balanscontrole moeten we rekening houden met zowel
posturale als equilibrium controle.
1.2 Ontwikkelingsstoornissen
Mogelijke ontwikkelingsstoornissen:
- Traag, maar stabiel: Uiteindelijk bereiken deze kinderen
wel hetzelfde niveau, verwijst meestal naar de
ontwikkelingsstoornissen zoals DCD, ADHD, ...
- Plateau:Ontwikkelen maar tot een bepaald niveau
waardoor het als belangrijk is deze kinderen zo zelfstandig
mogelijk te laten leren functioneren. Bij matige tot ernstige
neuromotorische stoornissen, zoals cerebral palsy
- Regressie:Naarmate het kind ouder wordt zal het kind
vaardigheden verliezen, een typisch voorbeeld is de
musculaire dystrofie (Duchenne) = ernstige neuro-
motorische stoornis
Balans zou eenzelfde curvatuur volgen (dit is nog niet bewezen, wel door cross-sectionele studies).
Norm vs. criterum gerefereerde schalen
Norm-gerefereede schalen worden toegepast voor de trage, maar stabiele groep (ADHD,…) en dus
niet meer werken in de context van neuromotorische problemen.
Criterium gerefeerde schalen worden toegepast voor de plateau en regressie groep. Hier gaat er een
vergelijking gemaakt worden met de motorische leeftijd.
2. Cerebral palsy
Er zijn 3 grote groepen van CP:
- Spastische: problemen bij bewegen binnen en tussen verschillende houdingen
- Dyskinetische: problemen in het kunnen aanhouden van een bepaalde houding
- Atactische: problemen met accuraatheid en coördinatie van bewegingen (instabiele
gangpatronen)
Kinderen gaan vooral problemen hebben bij: Interne representatie, adaptieve mechanismen,
anticipatorische mechanisme en neuromusculaire synergies, sensorische systemen (tactiel,
proprioceptief, visueel,…), ontwikkeling van de strategieën, cognitieve processen
Secundaire problemen: MSK-componenten (ROM, kracht,…)
Balans kan als secundair probleem gezien worden, aangezien het voortvloeit uit een interactie tussen
verschillene systemen.
3. Sensorineuraal gehoorverlies (SNHL)