⑤ Je checkt of de doelen Formatieve en summatieve eval ② Je formuleert doelen Algemene/specifieke doelen Belang
zijn bereikt Evaluatie bepaalt ook leeractiviteiten! gebaseerd op het leerplan
Inhouds – en begripsvaliditeit, betrouwbaarheid Doelen = ankerpunt =
maatstaf voor LA, Taxonomie van Bloom
leeromgeving en eval + kennen – begrijpen – toepassen – analyseren –
① Leren gebeurt binnen een
eindresultaat synthetiseren - evalueren
bepaalde socio-culturele context
③ leerinhouden (WAT), en
werkvormen (HOE) Taxonomie van Gagné
Reproduceren – onderscheiden – concrete
begrippen – gedefinieerde begrippen – probleem
Leerinhouden selecteren
– complex probleem
Leerinhouden ordenen:
- lerende zelf: ‘learner control’
- lkr: lineair (ordening volgens conceptuele
structuren), spiraal, elaboratief
Sequentering: realiteitsgebonden,
gebruiksgebonden, leergebonden,
onderzoeksgebonden, begripsgebonden
④ Je bepaalt welke leeractiviteiten de
→ Inhouds – of taakanalyse!
lln moeten stellen om de doelen te
halen, rekening houdend met de
Materialen/media kiezen vanuit studentkenmerken
technologische, onderwijskundige of media
kundige benadering
Domeinspecifieke voorkennis
Werkvormen: patroon van onderwijs – en - juistheid, hoeveelheid, beschikbaarheid
leeractiviteiten - Adequate VK = betere selectie relevante info + beter
- strakke externe controle: instructievormen opslaan + beter uit geheugen halen
- gedeelde controle: interactievormen
- losse externe controle: opdrachtvormen
Metacognitieve strategieën
In studentgecentreerd onderwijs: - zelf verloop LP sturen, bewaken, plannen, toetsen,
+ hou rekening met studentkenmerken (VK, bijsturen, … - MOEILIJK!
meta, motivatie) en doelen! (bv reproductie is
het doel → instructie: herhalen/memor.)
+ vaardigheden docent Leeroriëntatie (motivationele aspect – persoonlijk
Leeractiviteit = cognitieve verwerkingsstrategie / doel)
+ randvoorwaarden: groepsgrootte, tijd, ..
denkactiviteit bv: arbeidsmarkt, persoonlijk (groei, zz bewijzen),
→ geleidelijk meer controle leerproces bij
- Reproductie: analyseren, memoriseren, herhalen academisch, conditioneel (bv sleur vermijden, sociale)
lln
- Betekenis: kritisch, structureren, relaties, verbanden Heeft invloed op:
→ beïnvloed door context, leerkracht, werkvormen, … - leeractiviteiten: hoe ↑ waarde, hoe ↑ inzet, maar ook
omgekeerd, LA/resultaten beïnvloeden motivatie
Schema van Clement: onderdelen van een opleidingsonderdeel (LE 1)
, 3 NIVEAUS Process → Leeractiviteiten: diep leren
→ behoefte om de taak gepast en zinvol uit te voeren, echt willen leren/begrijpen, grondig zijn, interesse, plezier (pos gevoelens)
Stimuleert het diepteleren:
• Studentkenmerken: intrinsieke interesse, geschikte voorkennis, concentratievermogen, voorkeur en mogelijkheid om
conceptueel te werken (ipv op details)
Level 1: Focus = wat de student is (leren wordt • Leerkrachtfactoren: structuur naar voren brengen, actieve respons uitlokken, voortbouwen op VK vd lln, wegwerken van
bepaald door ≠ tussen lln)(studentfactoren) misconcepties, in evaluaties nt enkel feiten maar ook structuur, positief klasklimaat (fouten maken mag), diepteleren
• Er zijn ‘goede’ en ‘slechte’ lln, te bepalen benadrukken, onderwijsmethodes afstemmen op de doelen
via evaluatie > Blame the student
• Slechte resultaten = door eigenschapn lln
(=deficit model)
• lkr moet info overbrengen, lln opnemen
• Weinig reflectie bij de lkr, doet nooit iets 3 P’s
mis
Level 2: Focus = wat de lkr doet (leren wordt
bepaald door onderwijs dat je als lkr ontwerpt)
(docentfactoren uit presage)
• Lkr moet concepten/inzicht overbrengen
Kern: Klas = Interactief systeem waarin
• Lkr centraal, verantw vr onderwijsproces,
studentkenmerken en context bepalen
wat hij DOET is belangrijk, goede/slechte
of er diep/opp leren plaatsvindt en dit
lkr > Blame the teacher (=deficit model)
bepaalt leerresultaten
• Meer reflectie dan level 1
Level 3: focus : wat de student doet (leren =
resultaat van studenten die leeract ondernemen als
gevolg van percepties en aanpak EN Process → Leeractiviteiten: oppervlakkig leren
onderwijscontext) → details, feiten, gn rode draad, rote learning (leren zonder begrijpen), neg gevoelens
• systeem: invloed van student+context Stimuleert het oppervlakkig leren:
• Lkr moet leren ondersteunen + focus = • studentkenmerken: slagen met min, andere prioriteiten, weinig tijd/werkdruk, angst, doelen nt begrijpen, onbekwaamheid,
wordt er wel/niet geleerd? cynische kijk op onderwijs
• Duidelijkheid over niveau vd doelen • Leerkrachtfactoren: lesgeven in puntjes zonder structuur, cynisch lesgeven (ik doe het ook nt graag), evalueren op losse
(definiëren → werkwoorden die je feiten (bv multiple choice), te weinig tijd, angst/onzekerheid creëren
gebruikt: toepassen, analyseren, …) + Probeer dus deze factoren te vermijden!
welke onderwijs/LA? Noot: bij een slechte evaluatie kan opp leren toch tot hoge punten leiden, en opp leren is gemakkelijker dan diep leren. Soms blijven
• maximaliseren van diep leren studenten dit doen, zelfs bij goed onderwijs.
3P model van Biggs (LE1) – SAL traditie (Students approach to learning)
,Kritieke componenten Constructive alignment: huwelijk tussen Teaching system: wat de lkr construeert:
• Curriculum (doelen): doelen • Constructivisme: lln leert ACTIEF, doet het • onderwijsactiviteiten om doelen te halen en LA uit te lokken, aansluitend bij
+ niveau van begrijpen (cfr werk, lkr als tussenpersoon (dus niet context
3P) voorkauwen, door de strot rammen) EN • Doelen geformuleerd in werkwoorden en gerangschikt van lagere orde
• Onderwijsmethoden • afstemming (consistentie ih systeem) (herkennen, memoriseren) naar hogere orde (verklaren, analyseren, hypothetisch
(leeromgeving) o doelen omschreven in de denken, transfer naar andere domeinen) en van hieruit beslissen over methode en
• Beoordelingsmethoden doelstellingen + begripsniveau evaluatie
bepaalt
(evaluatie) o onderwijsmethodes (laat ze doen o Niveaus van begrijpen rangschikken in een hiërarchie die overeenkomt
• Klasklimaat wat ze moeten kunnen) met beoordeling (bv cijfer A = hoogste kwaliteit van leren/begrijpen, nl
• Institutioneel klimaat o evaluatie hypothetisch denken, cijfer B = vergelijken, analyseren, … dus NIET op
punten/percentages!
Learning system (student): hoe de lln leert, wordt
beïnvloed door:
• Leer en onderwijsactiviteiten
• Backwash = wat wordt verwacht in de
eval, bepaalt het leren. Bv lln verwacht
reproductievragen, dus opp leren
Kern: • Leerresultaten
• Kwaliteit van de onderdelen
• Afstemming van de onderdelen op elkaar, tussen:
o WAT willen we (doelen) De lkr moet geschikte leeractiviteiten (in werkwoorden):
‘The magic bullet’ o HOE willen we dat bereiken (methode) • benoemen in de doelen, uitlokken in de
o hoe gaan we dat evalueren leeromgeving, inbedden in de evaluatie
• Gemeenschappelijk eindresultaat = diep leren →Dezelfde werkwoorden in methode, doel en evaluatie
→ slechte afstemming = slecht onderwijs = opp leren → diepe verwerking
Constructive alignment (Biggs) – LE1
, Cognitive apprenticeship/krachtige leeromgeving Probleemgestuurd onderwijs (PBL: problem based learning)
• Centraal = leren probleem oplossen + ontwerpen krachtige leeromgeving • centraal = concrete/authentieke problemen + zelfstandig/in groep leren
• Uitgangspunt = cognitieve taken/processen expliciteren en zichtbaar maken, zowel • Altijd 4 stappen: probleem voorleggen aan klein groepje, zelfstudie met info
algemene als specifieke doelen, aandacht voor dynamisch-affectieve (↑ motivatie) verz, samenbrengen vd resultaten en oplossingen bespreken, conclusie
• meester-gezel model, experts, coöperatief leren, realistische en authentieke taken • Algoritmische problemen (vaste opl procedure, vb positie bepalen op zee, best
• Onderwijsactiviteiten: nt lange tijd in groep) vs ontwerpproblemen (vrije methode/aanpak, wel
o Verwerven/integreren van kennis en (meta)cogn vaardigheden door geschikt voor langere tijd in groep)
observatie, begeleid oefenen en feedback • Begeleiding door ‘tutor’
▪ Modelleren: demo lkr met luidop redeneren o wel expert = meer inhoudelijke discussie en ≠ invalshoeken
▪ Scaffolding: hulp bieden ▪ Belangrijker als lln weinig voorkennis hebben!
▪ Coaching: Feedback na observatie o geen expert = meer aandacht voor functioneren vd leergroep
o Bewustmaken van eigen denk – en leerstrategieën: ▪ expertise is minder belangrijk als probleem gedetailleerd is
▪ Articulatie: lln eigen strategieën en opl methoden laten zeggen uitgewerkt
▪ Reflectie: eigen strategieën confronteren met lkr/medelln Het Maastrichts model: De zevensprong
o Verhogen van de autonomie
• Elaboreren: onduidelijke begrippen uit probleem verhelderen
▪ Exploratie: zelf nieuwe problemen laten ontdekken
• Representeren: herfomuleren probleem in eigen woorden
▪ Generaliseren: transfer nr andere domeinen, decontextualisatie
• Analyse: brainstorm in groep omtrent mogelijke oplossingen
▪ Verantwoordelijkheid lln ↑, steun lkr ↓ = fading
• Samenvatten en evalueren: alle oplossingen kritisch bespreken
• Ordening taken: volgens ↑ complex/diversiteit + eerst breed dan specifiek
• Individueel leerdoelen bepalen (wat weet ik wel/niet)
• Individueel: info zoeken en verwerken, doelen realiseren
Geprogrammeerde instructie (GI) • in groep: samenbrengen resultaten en oplossing formuleren
• systematisch onderwijs, reproductiegericht, lagere orde
• Gesteund op operante conditionering → shapen via bekrachtigen Competentiegericht opleiden
o doelen = operationele termen (waarneembaar) + opgesplitst in • complexe problemen oplossen → integratie v kennis, vaardigheden, attitude
gedragscomponenten 4C/ID model (4 components instructional design model), vb: klachtenbrief schrijven
o 1 schakel = Primer (stimuli/vragen) → reactie → bekrachtiging/FB • Leertaak = concreet en authentiek (klachtenbrief schrijven) = BOL
o Prototype = teaching machine • Leerklasse = ordenen naargelang moeilijkheid/inhoud = STIPPELLIJN (bv eerst
o Lineair proces: iedereen hetzelfde, waardoor weinig rekening met bv eenvoudige brief schrijven, daarna pas klachtenbrief)
grote voorkennis (teveel stappen voor die lln) + fout = zelfde inhoud o Binnen klasse: fading: steeds zelfstandiger werken (GRIJSWAARDE bol)
opnieuw aanbieden (op dezelfde manier) • Info aanbieden:
▪ Oplossing = branched GI (differentiatie, meer VK = sneller door o Ondersteunende info: algemeen, breed (bv soorten brieven): grijze balk
programma, fout = remedial loop (foutenanalyse is belangrijk!) o Just-in-time informatie: tijdens de taak, specifiek (bv aanspreektitels)
o kleine stappen = minder fouten = meer bekrachtiging = sterke S-R link! ▪ Bij 1e leertaak veel van deze info, nadien minder (zwarte pijlen)
o Deductief: lkr biedt info aan vs inductief: lerende stelt zelf vragen
• Deeltaakoefening: bv leren tikken, dt-regels, … (kleine bolletjes)
Onderwijsbenaderingen