SAL-traditie: Students approaches to learning
focus op cognitieve strategieën en motivatie (maar minder dan LP van Vermunt)
Studentkenmerken: motivatie, voorkennis
en bekwaamheid
Uitgangspunten SAL:
• onderwijs moet diepgaande aanpak
Beïnvloeden leeractiviteiten die lln ↑ en opp aanpak ↓
ondernemen: • Studie-aanpak =
• Dikke pijl: grote impact, bv o resultaat van interactie
o lage VK en motivatie = student en leeromgeving
Oppervlakkig leren o geen vaststaand kenmerk
• Dunne pijl: leeromgeving kan diepe o cognitief en motivationeel
aanpak stimuleren bv door keuze • Vooral gericht op individuele
werkvorm, evaluatie, … leerprocessen (nt collaboratief)
Diepe aanpak: Oppervlakkige aanpak:
Lln is gericht op begrijpen, weinig inzet, negatieve
betekenis, plezier en interesse, gevoelens, weinig
positieve gevoelens, gepaste interesse/concentratie, lagere
cognitieve strategieën cognitieve verwerking
LE2: 3P-model Biggs
,LE2: Leerpatronenmodel Vermunt
, Leerstijlen: (algemeen) Ongerichte leerstijl Reproductiegerichte LP Betekenisgerichte LP Toepassingsgerichte LP
• kenmerkend voor een • Cogn: weinig, moeite • Stapsgewijs: memoris., • diepte: rel, struc, krit., • Concretiseren, toepassn,
periode met selecteren analyseren, details relaties, echt begrijpen relatie theorie-realiteit
• Eerder stabiel, kan • Regulatie: stuurloos • externe sturing • zelfgestuurd • zelf + extern
veranderen bv bij transities • Conceptie: leren = • Leren = info opnemen, • leren = kennis en • Leren = kennis
• Focus op individueel leren stimulatie v lkr en docent verantw inzicht opbouwen, lln gebruiken, lln en lkr
(nt collaboratief) medelln (stim/coop leren) verantwoordelijk verantwoordelijk
• Ambivalente LO • toetsgerichte LO en • LO: persoonlijke • LO: beroepsgericht
• lln kan kenmerken van ≠
• Ongeorg studie-orchestr certificaatgericht interesse
leerstijlen hebben
Leerstrategieën: vatbaarder voor ▲ onder invloed van context
Leerpatroon of leerstijl: stabieler van aard
Cognitieve verwerkingsstrat. Metacogn verwerkingsstrat Leerconcepties Leeroriëntaties
• cognitieve LA om • metacogn LA om LP te • Interpretatie van • intrinsieke LO
leerstof te verwerken monitoren, sturen, onderwijsmaatregelen,. • extrinsieke LO
• directe kennis en evalueren • concepties v LA, doelen, • Prestatiemotivatie
vaardigheden • indirect effect op leertaken, zz, studeren, • Conditionele LO
leerresultaten sturingsconcepties
wordt gestuurd door
Relateren, structuren, kritisch verw. Regulatiestrategieën:
→ Betekenisgericht leren → zelfsturing, externe sturing, gebrek
aan sturing Motivationele aspect: stabieler van aard, minder beïnvloedbaar
Analyseren, memoriseren
→ Stapsgewijze aanpak (serialistisch) Zelfregulatie: toetsen, bijsturen,
diagnosticeren, oriënteren, plannen, LP zijn ingebed in persoonlijke
Selecteren, toepassen, concretiseren bewaken, evalueren, reflecteren factoren, daardoor zekere
→ Toepassingsgericht leerpatroon stabiliteit, maar persoonlijke
factoren kn ook ontwikkelen (bv
motivatie en conceptie kan
veranderen overheen de tijd)
Context Persoon (studentkenmerken)
Onderwijsmethoden: veel externe regulatie vs leergericht onderwijs Persoonlijkheid LA en leerstrategieën
Type evaluatie: ongepaste evaluatie = reproductief leren Academische motivatie Leerconcepties, oriëntaties en motivatie
Mogelijkheden tot samenwerking Leerstijlen Leeftijd & ervaring
perceptie leeromgeving: bv veel werkdruk = ongericht leren, veel zelfstandigheid = betekenis LP Zelfeffectiviteit en attributie van succeservaringen Sekse (-identiteit)
Disciplinaire verschillen: bv meer betekenis bij psychologie, meer reproductie bij rechten Epistomologische opvattingen Sociaal-economische achtergrond
(Opvattingen over) intelligentie Cultureel-etnische achtergrond
Vooropleiding/voorkennis Sociale competentie
LE2: Leerpatronenmodel Vermunt
, Cognitief Affectief Regulatief
Metacognitief Metacognitief
Leeractiviteiten • Relateren • Verwachten • Toetsen
Wat lln doen om • Structureren • Zichzelf beoordelen • bijsturen
te leren • kritisch verwerken • Waarderen • Diagnosticeren
(uitwendig en • Analyseren • Attribueren • Oriënteren
inwendig) • memoriseren • Motiveren • Plannen
• Selecteren • Inspannen • Proces bewaken
• Toepassen • Concentreren • Evalueren
• Concretiseren • Emoties opwekken • Reflecteren
Strategieën • Diepte-verwerking: • Gunstig affectief patroon: • Zelfsturing van LP: bv oriënteren,
Combinatie van samenhang zoeken, o succes = door stabiele, interne, globale plannen, bijsturen, …
leeractiviteiten, structureren en oorzaken, bv bekwaamheid = + voor • Externe sturing van LP: door
LA gebruiken in kritisch nadenken. zelfconcept leeromgeving (aangereikte doelen,
samenhang met Doel = begrijpen, o falen = door variabele en specifieke factoren, vragen, toetsen, …)
elkaar inzicht bv te weinig inspanning, pech = behoud • Stuurloze regulatiestrategie:
• Stapsgewijze zelfconcept kunnen het niet goed zelf, maar
→ meer vatbaar verwerking: stap o Toekomst= inspanning is de moeite waarde, vinden ook geen houvast in de
voor voor stap, detail, succesverwachting, zelfvertrouwen bij omgeving
verandering serialistisch of nieuwe taken, bij moeilijkheden opl zoeken
onder invloed sequentieel, • Ongunstig affectief patroon
van context feitelijke info o succes = door variabele, externe en
• Concrete specifieke oorzaken, vb door geluk, hulp, … =
verwerking: behoud zelfconcept
praktische o falen = door stabiele, interne en globale
elementen zoeken, factoren, bv bekwaamheid = - voor
toepassen, zelfconcept
concretiseren o toekomst: inspanning is niet de moeite,
nieuwe sit = angst, bij moeilijk: focus op
eigen toestand en gevoel van gn controle
Leerpatroon • Ongericht * toepassingsgericht
LA + concepties + oriëntaties (stabieler) • Betekenisgericht * Reproductiegericht
Cognitieve, affectieve en regulatieve leeractiviteiten en leerstrategieën