Samenvatting Ontwikkelingspsychologie (van Beemen, 7e druk).
186 keer bekeken 5 keer verkocht
Vak
Ontwikkelingspsychologie
Instelling
Hogeschool InHolland (InHolland)
Boek
Ontwikkelingspsychologie
Samenvatting voor Ontwikkelingspsychologie toets voor de eerstejaars. Gebaseerd op het boek Ontwikkelingspsychologie (Van Beemen, 7e druk). Dankzij deze samenvatting zelf een 8,2 gehaald! Hoofdstuk 1, 2 en 6 t/m 15 zijn hierin te vinden.
Ontwikkelingspsychologie
Alle hoofdstukken behalve 3, 4 en 5.
Hoofdstuk 1: Het terrein van ontwikkelingspsychologie
Essentiële kenmerken van ontwikkeling:
Verandering
Vooruitgang
Psychologie = beschrijven en verklaren van het menselijk gedrag. Doordat je ouder wordt
ontwikkelen dingen zich, dat heet rijping. Leren is de omgeving die invloed heeft op wat jij weet, kent
of doet.
Rijping is verandering en vooruitgang:
Van klein naar groot (groei / verandering)
Van eenvoudig naar moeilijker (differentiatie / vooruitgang)
Fasen op basis van leeftijd:
Baby (0 – 12 maanden): Enorme groei in wat ze kunnen en in de lengte. De hechting, moet
zich hechten aan verzorger, een veilige band daarmee creëren. Taalontwikkeling is ook groot.
Peuter (1 – 4 jaar): Ondernemend en zelfbewust, ik is heel belangrijk. Het woordje nee is ook
nieuw. Egocentrisch.
Kleuter (4 – 6 jaar): meer op anderen gericht, magisch denken. Empathisch vermogen komt
rustig aan. Bij kleuters kunnen ze echt al verhalen maken, ze hebben een rijke fantasie
Schoolperiode (6 – 12 jaar): de wereld wordt groter, ze komen andere mensen tegen.
Adolescentie (12 – 18 jaar): geslachtsrijping, puberbrein is minder gevoelig voor risico’s
Vanaf de Verlichting is er belangstelling voor kinderen als aparte groep ontstaan.
Twee ontwikkelingspsychologen:
John Locke: Elk kind is hetzelfde en wordt hetzelfde geboren, het gaat erom hoe je opvoedt.
Strenge hand, rechtvaardig. Kinderen worden gevormd door omgeving = nurture.
Jean-Jacques Rousseau: De mens is van nature goed. Die wordt al helemaal goed geboren en
hoeft alleen maar te ontwikkelen. Volwassen moeten dit niet verstoren. Kind heeft ruimte,
respect en stimulans nodig. Nature
2 onderzoeksmethoden zijn:
Dwarsdoorsnede onderzoek
Op één tijdstip 2 groepen met elkaar vergelijken.
Snel en goedkoop
Geen individuele ontwikkeling volgen.
Longitudinaal onderzoek.
Zelfde groep mensen op een later tijdstip nog een keer vragen.
Individuele ontwikkeling volgen.
Duur en langdurig, hierdoor kunnen proefpersonen afhaken.
Belangrijke begrippen:
Correlatie: Een verband/samenhang tussen 2 factoren. Samenhang tussen lengte en gewicht. Als je
groter wordt word je ook zwaarder.
Operationaliseren: Je kan niet alle begrippen zomaar meten. Het woord vertalen, zodat er meetbare
gegevens aan gekoppeld kunnen worden.
,Betrouwbaarheid: Meting levert, ongeacht tijdstip en de persoon die de meting verricht, telkens
hetzelfde resultaat oplevert.
Validiteit: Meet het instrument wat het moet meten. Een toets ontwikkelingspsychologie moet in
het Nederlands afgenomen worden, want als het in het Frans is, wordt Frans gemeten
Sigmund Freud: seksuele energie (libido) voor het eerst ontwikkelingsfasen gemaakt.
Orale fase (0 -1 jaar): Alles wordt in de mond gestopt.
Anale fase (1 – 3 jaar): Kind krijgt controle over sluitspier, erg interessant. Heeft met
zindelijkheid te maken.
Fallische fase (3 – 6 jaar): Kind voelt zich aangetrokken tot ouder van het andere geslacht en
ziet diegene als rivaal. Meisjes kunnen last hebben van penisnijd, jaloers zijn op de vader dat
hij een penis heeft.
Latentiefase (6 – 12 jaar): Seksuele gevoelens worden onderdrukt.
Genitale fase (na 12 jaar): Seksuele gevoelens komen omhoog en worden niet meer
onderdrukt, voorbereiding volwassenheid.
Denkwijze Freud:
Es: De ongeremde ik, niet geremd worden en alle behoeften vervullen die je vervuld willen hebben.
Ich: Bemiddelaar, wat je wil en wat kan, aangepast aan wat de omgeving ervan vindt.
Uber-ich: De beste versie van jezelf, waar je aan wil voldoen, je normen en waarden.
Jean Piaget:
Cognitief (het denken) ontwikkelingsmodel gemaakt. Intelligentie heeft 2 functies:
Je maakt schema’s en die schema’s pas je aan door assimilatie en accommodatie.
Assimilatie: Nieuwe ervaringen worden in een bestaand schema geplaatst. Ervaring wordt
hiervoor aangepast. Bijv. het bakken van biefstuk (een nieuwe ervaring) in de pan (het
schema) past niet. Dan wordt de biefstuk afgesneden om wel in de pan te passen, dus de
ervaring wordt geassimileerd om wel in het schema te passen.
Accommodatie: Nieuwe ervaring zorgt ervoor dat het schema verandert / uitbreidt. Stuk
vlees past niet in de pan, stuk vlees blijft even groot, maar er wordt een grotere pan gepakt.
De leertheorie / behaviorisme: Sociaal gedrag is aangeleerd, leren = gedragsverandering door
ervaring. Je leert door iets mee te maken of het anderen te zien doen. Filosofen die het hier mee
eens zijn:
Watson – klassieke conditionering: Heeft zelfde gedaan als Pavlov. Een konijn (neutrale
stimulus) kwam met een klap (ongeconditioneerde stimulus), dit zorgde ervoor dat de baby
moest huilen (ongeconditioneerde respons). Al bij het zien van het konijn moest de baby nu
huilen, terwijl er geen harde klap te horen was. Het konijn was nu een geconditioneerde
stimulus geworden en het gehuil de geconditioneerde respons.
Skinner – operante conditionering: Hij richt zich op operant gedrag: spontaan gedrag dat
niet vaak herhaald zou worden door het effect van het gedrag. 2 knoppen, 1 rode, 1 groene.
Het kind klikt op de rode is een harde knal en de groene een leuk liedje, het kind zal vaker op
de groene klikken dan de rode. De knal is de straf en het liedje is de bekrachtiger of beloning.
Bandura – sociale leertheorie:
Mensen leren heel veel door naar anderen te kijken = modeling.
, Dacht dat mensen hun cognitie (weten en kennis) zouden gebruiken om iets uit te voeren. Ze gaan
niet voor dat ene lekker moment, maar denken op lange termijn na.
Bijvoorbeeld een snoepje is lekker, maar mensen denken erover na en weten dat het niet goed is
voor ze. Hij zegt ook dat kinderen leren door modeling, het nadoen en imiteren.
De manier hoe het best geleerd kan worden volgens de conditioneringsmethode:
Gewenning / habituatie: Als je als eerst een harde klap hoort, reageer je daar heftig op.
Wanneer dit geluid vaker te horen is, wen je hieraan. Ook vormt het concentratievermogen.
Eerst worden alle kleine geluidjes gehoord, als je ouder wordt, filter je dat beter.
Uitdoving/ extinctie: Wanneer er meerdere keren bij een geconditioneerde stimulus geen
ongeconditioneerde stimulus wordt gegeven, neemt de geconditioneerde respons af. Ook
wanneer kinderen niet willen eten en geen aandacht van de ouders krijgen bij het zeuren,
houden ze sneller met het zeuren op.
Bekrachtiging: Wanneer een kind wat leuks of grappigs doet en hij bekrachtigd wordt (of
beloond) door bijv. het lachen van de ouders, neemt de frequentie toe.
Straf: Een negatieve consequentie doet de frequentie afnemen. Jezelf slaan met een hamer,
doet pijn, dus krijg je straf van de hamer, hierdoor doet het kind het niet tot nooit meer.
Bekrachtiging, continu of onderbroken: Continu belonen of juist soms belonen? Moet je een
kind altijd een snoepje geven, nooit als er om gezeurd wordt of af en toe?
Imitatie: Het nadoen van wat gezien wordt. Als iets beloond wordt, wordt dit sneller
nagedaan. Als gedrag bestraft wordt, wordt het niet zo vaak nagedaan, omdat er een
negatieve consequentie aanzit.
Hoofdstuk 6: Het denken
Visie van Piaget:
Ieder kind is een onderzoeker en leert door het oppikken van dingen uit de omgeving om te vormen
naar eigen idee. Het kind leert op eigen tempo en wordt niet beïnvloed door anderen daarin.
Vier stadia cognitieve ontwikkeling (Piaget):
1. Sensomotorisch stadium (0-2 jaar): Denken door te doen. Eerst is het een reflex, dat wordt
daarna reflectie. Al snel kan de baby meerdere handeling verrichten. Het wegleggen van een
doekje om een boekje te pakken. Handelingen gaan eerst per ongeluk, dat wordt al gauw
doelgericht.
2. Preoperationele stadium (2-6 jaar): Er wordt meer gecommuniceerd via taal, kinderen delen
hun fantasiewereld sneller. Samen spelen. Steeds meer aandacht voor de ander, minder
egocentrisme (denken vanuit het eigen perspectief). Centratie is het andere kenmerk van dit
stadium. Peuters en kleuters letten alleen op de toestand (wat hier en nu gebeurt) en niet op
hoe die toestand zo is gekomen (wat vooraf is gegaan). Ze vinden clowns eng, ook al hebben
ze voor af gezien dat een clown geschminkt wordt. Ook kunnen makkelijke problemen
opgelost worden, maar als het ingewikkelder wordt, lukt dat niet meer. Een lang glas wordt
altijd als meer gezien dan een breed glas, omdat het hoger is. Ook wanneer dat wat water
overschonken wordt en er niks gemorst wordt, denken ze dat het lange glas meer is:
conservatie. Dit heeft ook met centratie te maken, ze kijken naar de toestand en niet naar de
handeling die vooraf is gedaan.
3. Concreet operationele stadium (6-12 jaar): Er wordt operationeel gedacht, door mentale
operatie neemt het probleemoplossend vermogen toe. 2 mentale operaties: reversibiliteit:
De uitgevoerde handeling wordt gezien en teruggedraaid, waardoor het kind weet dat het
evenveel water is. Bij organisatie wordt er naar meerdere aspecten van het probleem
gekeken. Welk treintje gaat het snelst, hangt af van het vertrekpunt en eindpunt. Niet alleen
het eindpunt, welk treintje dus het snelst bij het einde is.
4. Formeel operationele stadium (vanaf 12 jaar): Abstracter denken, er kan ook gedacht
worden aan: wat was er gebeurd als .. niet uitgevonden was. Om de problemen op te lossen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper DeedeeD. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.