hoofdstuk 1 - Vier maatschappelijke sferen
• Een schema
o Elke samenleving die een politiek georganiseerd verband vormt, bestaat uit
verhoudingen tussen de 4 sferen
o Elke sfeer heeft eigen (ideaaltypische) kenmerken die ze onderling
verschillend maakt. Het zijn die kenmerken en verhoudingen die ervoor
zorgen dat samenlevingen van elkaar verschillen
verschillende sferen die zich verhouden ten opzichten van elkaar
o Personen: individuen vinden we terug in de 4 sferen: ze vormen de bouwblok
in en van elke samenleving
• De maatschappij
o Staat
▪ Geheel van overheden en instellingen die optreden namens het
algemeen belang
➢ Burgers geven er zelf mee vorm aan door verkiezingen,
debat, door participatie, door media, etc.
✓ Elke samenleving voert het politiek debat over de rol
van de staat en de manier overheden in een
samenleving moeten optreden
✓ Burgers hebben dus een stem: ze drukken via
verkiezingen hun voorkeur uit voor het beleid van de
staat en geven aan wie de staat moet sturen + kunnen
stem verheffen door protest of steun
➢ Rol van de staat: afbakenen van de rechten en vrijheden in
de publieke sfeer
▪ De overheid bestaat niet: geheel van lokaal bestuur, EU, parlement,
het kabinet, agentschap integratie, VDAB, rechtbanken, etc. => dit
alles noemen we de staat
➢ WM, UM, RM vormen de staat: in België geldt de scheiding
der machten
, ▪ Logica: dwang = het opleggen van dwingende normen (bv belastingen,
naleving wetten) want een bedrijf kan mensen niet dwingen tot een
bepaald gedrag
➢ Vastleggen van normen door specifieke criteria en
standaarden te definiëren doorheen regelgeving => deze
moeten gekend zijn zodat je ernaar kunt handelen
✓ Iedereen die met de auto wil rijden moet begrijpen dat
hij/zij moet stoppen voor een rood licht
➢ Toepassen op individuen/ organisaties (bv erkenning,
vergunning, certificaat)
✓ Rijexamen: stop je voor het rode licht? => daarna krijg
je een erkenning want je krijgt een rijbewijs
➢ Controleren of de regels worden nageleefd doorheen
inspecties, audits, evaluaties, etc.
✓ Politie controleert…
➢ Afdwingen van de regels: deviant gedrag wijzigen door
sanctioneren
✓ … en indien nodig, sanctioneert
o Markt
▪ Productie van private goederen (bv consumptiegoederen)
▪ Logica: vraag en aanbod, onderlinge concurrentie garandeert prijs/
kwaliteit aan producten vasthangt => belang van profit (belang van
investeren en winst maken)
➢ Als we vinden dat de markt het beter kan organiseren dan de
staat, dan kiest men ervoor om vraag en aanbod te laten
spelen daardoor geeft men de samenleving vorm en stuurt de
markt voor dat aspect de samenleving in een bepaalde richting
▪ Burger (rechten/plichten) wordt herleidt tot klant (heeft koopkracht)
en kan de markt verlaten (exit). Dit is niet het geval bij de staat
➢ In de staat hebben mensen rechten en plichten terwijl op de
markt hebben mensen koopkracht (bv nieuwe schoenen voor
100 euro kan ik niet kopen dus ik heb geen koopkracht)
➢ Je kan de markt verlaten en dus niet meer te consumeren, bij
de staat kan dit echter niet (als mensen verhuizen vallen ze
onder het model van het nieuwe land)
▪ Voorbeeld hoger onderwijs:
➢ Bij de staat; de staat organiseert alle het onderwijs in eigen
instellingen
➢ Bij de markt; de regels van vraag en aanbod zouden volledig
gelden: alleen wie de volledige kost van het onderwijs kan
betalen, zou dan nog onderwijs kunnen volgen
o Gemeenschappen
▪ Gezin – familie – informele vriendennetwerken => informeel karakter
of de private sfeer
➢ Informeel (private sfeer): natuurlijke personen, etc. hebben
ook rechten/plichten en hebben ook een juridisch statuut maar
ze vormen geen formeel organisatieverband
, ▪ Logica: horizontale relaties (iedereen staat op dezelfde hoogte)
gebaseerd op wederkerigheid (ik doe iets goed voor jou en jij voor
mij) + mensen gaan er vanuit vrije keuze relaties aan
➢ Horizontale relaties zijn niet altijd machtsvrij: huiselijk geweld,
moderne slavernij, uitbuiting, etc.
➢ Belang van liefde en vrijwilligheid + wereld van rechten en
vrijheden (vrijheden vaak begrensd door de
sociaaleconomische positie van mensen of de afhankelijkheid
van mensen onderling)
➢ Geen dwang: er is niemand die mensen tot iets verplicht,
mensen maken hun eigen keuzes => in de praktijk kan dwang
wel voorkomen (bv door onderdrukking, geweld, sociale druk,
verwachingen, etc.)
▪ Kan ook afwijkend of deviant gedrag voorkomen
o Het middenveld
▪ Alles wat niet publiek (sluit de uit staat), wel non profit (sluit de markt
want op markt is het net winst maximaliseren) en informeel (sluit de
gemeenschap) is
➢ Formeel: organisaties hebben een juridisch statuut waardoor
ze rechten en plichten hebben
▪ Heterogene groep van organisaties: kleine theatergezelschappen,
jeugdbewegingen tot mutualiteiten en vakbonden => vzw’s:
verenigingen die formeel zijn opgericht, dus ga je uit de
Non profit: doel = gemeenschapssfeer: niet meer informeel maar formeel met statuten
bijdragen aan het en het is non profit
algemeen belang , ▪ Ontstaan vanuit de gemeenschappen (wederzijds vertrouwen), met als
niet winst doel om in te zetten op sociale dienstverlening (bv armoede
bestrijding), politisering (bv vzw die inzet op het aanwakkeren van het
publieke debat zoals klimaat thematiek of als je als maatschappelijk
werker ziet dat bepaalde mensen niet geholpen worden dan moet je
dat gaan aangeven bij beleidsmakers), en/of samenlevingsopbouw (bv
Chiro , jongere partij, etc. zijn organisaties die ervoor zorgen dat
mensen in verbinding komen met elkaar => mensen samenbrengen)
➢ Nood aan vertrouwen in de opgerichte organisatie, zonder
vertrouwen kan de organisatie niet overleven omdat burgers
zich niet meer vrijwillig willen inzetten
➢ Het middenveld oefent dus druk uit op de private sfeer, de
markt (bv door belang van ethisch werken) en op de staat
▪ Logica: wederzijdse zorg => maatschappelijke doelen nastreven door
groepsvorming
• Onderlinge beïnvloeding van de sferen
o De staat
, ▪ Private sfeer van de gemeenschap:
➢ De staat bepaalt rechten en vrijheden van mensen, maakt
regels voor het samenwonen zoals de adoptie van kinderen,
etc.
✓ Door de regels grijpt de staat in, in de private sfeer en
beperkt of verruimt de vrijheid van de mensen
➢ Indirect heeft de staat grote impact op het dagelijkse leven in
de private sfeer: de regelingen voor de bescherming van
privacy, het pensioen, kinderopvang etc. => heeft betrekking
op hoe mensen hun dagelijks leven vorm geven en hun
individuele keuzes maken
➢ De GW en alle andere instellingen moeten de burgers
beschermen tegen een al te opdringerige staat en daarom
moeten we de staat via een politiek systeem kunnen
controleren
✓ In autoritaire landen is de staat een instrument van de
machtshebbers die dat gebruiken voor een totale
dominantie van wat mensen mogen denken en voelen
✓ In democratische landen wordt de macht van de staat
bewust ingeperkt
▪ De markt
➢ De staat zorgt mee voor belangrijke omgevingsfactoren die
kansen scheppen voor bedrijven (bv onderwijs, sociale
zekerheid, etc.)
✓ De staat maakt regels waar bedrijven zich moeten aan
houden (bv milieuvervuiling) en reguleert markten
waardoor ze het gedrag van bedrijven stuurt (bv de
regulering van banken)
➢ De staat heft belastingen op bedrijven waardoor deze mee
betalen voor een gunstiger omgevingsklimaat voor
ondernemingen (bv voor goed onderwijs, degelijke mobiliteit)
➢ De staat werkt samen met bedrijven of kan diensten
uitbesteden aan private firma’s (bv het leveren van maaltijden
in sommige gevangenissen in opdracht van de overheid)
➢ Bedrijven in de sociale economie (= waar mensen minder die
minder kansen hebben op de arbeidssfeer nuttige arbeid te
verrichten) werken vaak met subsidies van de staat => zitten
dus tussen staat en markt in