OPDRACHT LES 1:
Thomas vraagt
Thomas legt uit
Student antwoord
Hoe kan met het model van von Thünen de druk van hobbylandbouw, ‘vertuining’, en ‘verpaarding’
worden verklaard?
Wat is Verpaarding?
Ik denk dat het een soort proces is waarbij het grondgebruik gaat veranderen van landbouwproductie
naar het houden van paarden en het aanleggen van tuinen. Paarden in welke zin? Want paarden een
halve eeuw geleden waren paarden zoals nu een auto en vrachtwagen, maar waarschijnlijk is het
niet in die zin? Nee ik denk dan aan paardenteelt. De stallen en het kweken van de paarden. Gaat het
dan gewoon over het kweken van paarden? Ik denk dat het gaat over het recreatief houden van
paarden.
Def antwoord: Het klopt in de zin dat het recreatief houden van paarden, het cliché en wie zich wat kan
veroorloven, ze huren een weiland en zetten er een paard op, maar voor een hobby. Het is ook correct
dat het gaat over paardenkweek. België is bekend voor internationale paardensport, het is niet dat we
alle gouden medailles winnen maar we hebben wel topkwekers. Er zijn heel veel paarden, niet als
lastdier om een ploeg of koets voor te trekken maar paarden die er zijn om te paardrijden veelal als
hobby. Het neemt wel veel ruimte in. En er is dan een zekere bezorgdheid omdat die landbouwgrond
niet gebruikt wordt om groenten te kweken. Paardenvlees of een paardenmelkerij daar gaat het hier
niet over. Vertuinen is ook iets wat open ruimte daar worden hagen gezet dat dan ook op
landbouwgrond. Dus het is niet omdat er zoveel hectare landbouwgrond is dat het daarvoor wordt
gebruikt. Het gaat vaak over recreatie. Verpaarding kunnen we dat verklaren net zoals Von Thunen?
Ik denk dat een van de problemen is dat die locatie veel minder doorweegt omdat een tuin niet per se
minderwaardig is als die verder ligt van de afzetmarkt of van de verstedelijking. Dat daardoor vooral
in de open ruimte. Waar gaan we vooral veel tuinen zien, in steden zijn ze minder en veel kleiner en
dat heeft te maken met de hoge grondprijzen en anderzijds heel ver van de stad. Iemand die in
Antwerpen woont kan een tweede verblijf hebben in de Ardennen en daar een tuin hebben. Maar er
zijn dus wel plekken waar de vraag naar tuinen zeer hoog is en die kunnen dan ook meer betalen dan
landbouwers. Dus dat kan betalingsbereidheid zijn, als je een paard wil houden als landbouwer omdat
het belangrijk is voor u komt daar wel al wat geld bij kijken en dan koopt u of huurt u een stuk land
daarvoor als je aardappels wil kweken dan ga je meer geld op tafel moeten leggen voor zo’n akker of
weiland en vandaar dat in gebieden er dikwijls in sub urbane gebieden waar bewoning is. En heel wat
mensen waar duurdere woningen zijn, huisprijzen en inkomens hoger liggen die kunnen wel opbieden
en prijzen bieden om op een stuk grond een paard te zetten wat professionele landbouwers dan weer
niet kunnen. Zo zie je die bid rent curve van het model van Thunen zou kunnen tekenen voor de
betalingsbereidheid om recreatief een paard te houden. Dat is ook de link die we daar kunnen leggen.
Dus het von thunen model gaat uit dat die markt zo belangrijk is als de afzetmarkt van een
landbouwgebied. In het basismodel, dat ook al wat ouder is de wereld is ondertussen ook al wat
veranderd. De afzetmarkt voor de landbouwproducten, bij een paard is dat iets minder het geval. Als
je de verpaarding hebt voor de sportpaarden dan is de bereikbaarheid wel belangrijk. De mensen dat
is hun hobby dus ze hebben we degelijk een bid rent curve gebruiken die afzetmarkt is er niet maar wel
die centrale plek, die stad is wel de plek waar diensten zijn geconcentreerd. Dus het is eigenlijk in eerste
orde gaan ze een huisvestingsplek afwegen van hoe ver is het van een job en dan die verpaarding is
dan secundair daar. Dat element dat anders geïnterpreteerd moet worden. De woonplaatskeuze ook
meezit, waar ook bitrentcurves voor bestaan en die verpaarding van afhangt. Dus het concept bid rent
curve is nog steeds van toepassing maar de rol van de stad/markt is wel anders te interpreteren. Maar
de curve is er wel degelijk ook voor wonen en de keuze van woonplaats. Dat is een heel goed voorbeeld
van hoe het model van von thunen bij verpaarding, maar ook woonplaatskeuze.
,-Is vanuit het oogpunt van veerkracht de stelling houdbaar dat er geen differentiatie van de gebieden
van de agrarische structuur i.f.v. teelten nodig is?
Je hebt beleidsplan VL en daar wordt veel gesproken over veerkracht, bv water is een belangrijk thema
dat gaat dan over wateroverlast en een beekvallei en verharding. Maar het gaat ook over droogte dus
de logica is om bewust veerkrachtig RO te hebben ook agrarisch ga je best u teelt afstemmen op de
lokale omstandigheden. Het in overeenstemming brengen van de lokale omstandigheden op vlak van
waterhuishouding, grond, bodem en de landbouwteelt lijkt dan logisch. Maar als we kijken naar het
Ruimtelijk Structuur Plan VL dan zeggen die van moeten we gaan differentiëren? Het is toch niet RO. In
dit gebied moet u aan runderteelt doen en in dat gebied moet u aan aardappelteelt enzoverder. Dat is
niet aan de RO. Is dat een spanningsveld of is het wel mogelijk? Heb je een voorkeur voor een visie
of zie je een tegenspraak tussen beide documenten?
Zou het toevallig zijn dat in het Ruimtelijk Structuur Plan VL men zegt van nee als RO gaan we ons
daar niet mee bemoeien? U mag gelijk wat doen als landbouwer in gelijk welke streek.
Ik zie hier een beetje de essentie van het liberaal denken. Waar je profijt uit kunt halen dus dat het
beleid eerst aanstuurt als natie en als federatie beter te laten ontwikkelen en te differentiëren. Het is
inderdaad een heel liberale visie laat de markt doen met die nuance dat in de EU-landbouwbeleid een
belangrijke pijler is. De helft van het budget is bij landbouw. EU heeft de touwtjes daar wel in de handen
en doe maar en zie wat het opbrengt. Het heeft ook te maken met politieke haalbaarheid. De
boerenbond moet ook een goedkeuring geven.
Structuurplan VL zegt vrij explicitiet ondanks het gericht is op duurzaamheid dat de landbouw geen
rekening moeten houden of dat ze geen beleid moeten voeren voor bepaalde teelten of types landbouw
te linken aan bepaalde gebieden terwijl je vanuit een duurzaamheid gedacht die opvattingen zeggen
duidelijk je moet als landbouw als je aan sociaal landbouw doet rekening houden met de locatie.
Waterhuishouding, de ondergrond en liefst ook lokale varianten van die landbouw. Het Structuurplan
VL daar zit een ideaalvisie in. Politieke haalbaarheid, belangenorganisaties en zeker de boerenbond RO
ging te veel bepalen. De landbouw is al in verdrukking qua oppervlakte. Leidt tot een spanningsveld,
droogte opvangen. Je hebt ergens een visie waarin je wel wil differentiëren landbouw wel wil afstellen
op de lokale omstandigheden en fysisch milieu. Dat is een spanningsveld dat terugkomt in
beleidsdocumenten.
Wat bedoelt u dan juist met vanuit EU? Zij maken wel meer het onderscheid of zetten meer druk dat
er wel differentiatie wordt gebruikt? We gaan zeker in beleidsdocumenten van de EU een pleidooi voor
differentiatie kunnen vinden. Het landbouwbeleid voor het VL-gewest hebben niet zoveel
vrijheidsgraden maar omdat EU wel regels oplegt en ook heel wat financiering bepaald. Maar enige
differentiatie zouden ze wel kunnen doen in de RO maar dat ligt gevoelig. Qua landbouwbeleid is EU
wel heel bepalend en beleidsdomein waar op EU-niveau heel wat bevoegdheden en de lidstaten eerder
beperkt zijn in hun vrijheid. Juridisch is het ook complex wat mag en niet mag. Het EU-beleid is ook heel
breed en ze pleiten ook voor droogte en zeker bij ons is dat een probleem. Ook het klimaatbeleid is op
EU-niveau heel belangrijk maar EU gaat niet zomaar bodem bestemmingsplannen maken voor de
lidstaten, maar ze bepalen wel in sterke maten het landbouwbeleid instrumenten.
-In welke mate verschilt het antwoord op de vorige vraag tussen de in het RSV onderscheiden
onderdelen van de macrostructuur?
Bij het structuurplan VL zagen we in het verleden macrostructuur. Die differentiatie daar moeten we
nadenken over onze landbouw. Meer aanpassen aan de streek en specifieke omstandigheden. Is dat
nodig voor alle onderdelen van de macrostructuur?
Dus die onderdelen van die macrostructuur zijn regio’s…. met gemengde landbouw, plastiek,…
Ik denk dat het hier meer gaat over zaken die RP gaan moeten voorzien voor deze landbouwculturen,
welke infrastructuur er moet voorzien worden. En welke infrastructuren? Om de oogst te kunnen
voeren of watervoorzieningen en milieuvoorzieningen die de milieuproblemen kunnen beperken.
Voorbeeld van teelten die zeer uiteenlopend zijn en wat die nodig zouden kunnen hebben? De land-
en tuinbouw onder glas dat die energievoorzieningen nodig hebben tegenover andere extensieve
, landbouw. Dus u denkt bv aan je hebt soms elektriciteitscentrales waarvan de restwarmte ontsnapt
om die dan naar serres te leiden omdat die een warmtevraag hebben. Dan is het inderdaad een link
leggen met activiteiten die veel warmte produceren, dat kan een planologisch stap, dan is dat een
structuur die er kan zijn. Bij serreteelt kan grond gebruikt worden maar soms ook niet. Een belangrijk
onderscheid is hier ook de grondloze types landbouw vs de teelt die in volle grond gebeurt. Ook
interessant dat u de link legt met koppelingen, ook wanneer er gesproken wordt over veerkracht. We
hebben een belangrijke cluster in WestVL en die gebruiken heel veel water en die hebben in de zomer
problemen met water. Men gaat dan soms ook waterleidingen aanleggen naar landbouwbedrijven en
bufferbekken om zo ervoor te zorgen, dat is geen drinkwater. Het is inderdaad iets wat nog niet altijd
even sterk naar voorkomt in beleidsdocumenten maar duidelijk wel een rol voor RP kan zijn. Doordat
dingen nabij in de ruimte liggen kunnen er zo’n infrastructuren als een netwerk van irrigatiewater
gebruikt worden. Warmtenetten, warmteleidingen die worden aangesloten op kassen en serres. En
ook hinderlijke activiteiten, mestverwerking is dat een landbouwactiviteit of hoort dat toch meer thuis
in het industriegebied.
OPDRACHT 2
Thomas vraagt
Thomas legt uit
Student antwoord
Hoe kan het cumulatieve causatiemodel worden toegepast op de ontwikkeling van het Eiland in
Zwijnaarde?
Ik denk dat het op zich wel deels kan toegepast worden omdat ze willen investeren om nieuwe
bedrijven aan te trekken. Ze willen ook nieuwe jobmogelijkheden in het complex organiseren. Maar
dat er geen rekening wordt gehouden met het OV. Ze kijken heel specifiek naar hun fietsen ipv meer
te investeren in het hele cumaltieve causatiemodel gebruikt kan worden.
Goed dat u de link legt met andere bedrijven die daar kunnen aangetrokken worden dat er ook een
substantiele werkgelegendheid is op de site. Je hebt dan meer personeelsleden. Het kan zo’n cyclus in
de gang brengen. Maar of het dan de industrie is die opeens heel die regio gaat veranderen. Maar er
zijn wel wat problemen.
Ik had het meer gezien als het causatieproces dat al had plaatsgevonden. Dus dat er al veel bedrijven
zitten, veel infrastructuur en veel hoog opgeleiden dus ik dacht dat het meer een resultaat was van de
vestiging van die locatie van een causatieproces dat heeft plaatsgevonden.
Dat is zeer goed opgemerkt. Wie de figuur voor zich heeft. Er komt een pijl toe door het vestigen van
de nieuwe industrie dus dat is inderdaad een opwaartste spiraal, het ene bedrijf vestigt zich en het
andere bedrijf erna zorgt voor meer koopkracht, meer werknemers, de overheid kan meer investeren
in infrastructuur. Er zijn heel wat RP dossiers, als we kijken naar het Gentse kanaalszone is een goed
voorbeeld. Maar dan ook ten zuiden van gent is iemand opgezet, met veel verschillende actoren en RP
processen. Het is inderdaad, er is heel wat in vooraf gegaan. Die causatie is je begint ergens in de tijd
maar het model gaat over een dynamiek die op gang kan worden gebracht. Het zou kunnen dat je
ergens de eerste stap bent maar er is al heel wat vooraf gegaan en gelinkt aan onderzoeksinstellingen
zoals de UA. Het is inderdaad goed opgemerkt.