LEIDRAAD BIJ DE ONDERWIJSLEERACTIVITEIT VISUEEL COMFORT:
Opmerkingen: wanneer getalwaarden moeten gekend zijn, dan staat dit expliciet vermeld in deze
leidraad!
Deel 1
• minstens 2 aspecten (fysiologisch en/of psychologisch) kunnen opsommen, die het belang van
licht voor de mens weergeven, en in eigen bewoording kunnen uitleggen (de formule van
fotosynthese moet hierbij niet kunnen worden gereproduceerd, wel moet de betekenis ervan en
het belang ervan voor de mens en zijn omgeving kunnen worden geduid. Zo ook moeten de
kwantitatieve gegevens over hoeveelheid CO2 omgezet door bomen niet uit het hoofd gekend
zijn.) (zie voorbeelden dia 8 t.e.m.18)
Fysiologisch: licht geeft een indicatie van ruimte en tijd, zo niet worden we gedesoriënteerd. De
omwenteling van de aarde, die voor het dag/nachtritme zorgt, deze afwisseling van licht en donker
bepaald het bioritme van de mens, waaronder het slaap/waakritme of circadiaan ritme (beïnvloedt
motoriek en hormonale activiteit).
Psychologisch: Een te lange afwezigheid van daglicht kan leiden tot SAD (Seasonal Affective
Disorder), ook wel seizoensdepressie genoemd (winterblues). Komt elke winter terug en kan op elk
moment van het jaar voorkomen wanneer het daglicht ontoereikend is. Een mogelijke behandeling is
lichttherapie waarbij grote hoeveelheden licht op ogen invallen, zonder verblinding.
• met eigen bewoording het belang van groene planten en bomen in de gebouwde omgeving
kunnen beschrijven (zie zuiverend effect, reflecterend effect – albedo – vermijden van het creëren
van een microklimaat)
Meer groen in de omgeving zal de absorptie van zonnewarmte door verharde oppervlakken doen
verminderen, het heeft een reflecterend effect, de albedo of reflectiecoëfficiënt is dus hoger dan die
van verharde oppervlakken. Hierdoor wordt plaatselijke opwarming, of een microklimaat vermeden.
• het begrip zichtbaar spectrum kunnen omschrijven en daarbij de getalwaarden en eenheid van
de golflengte van de uiterste spectrale kleuren kunnen noteren (de golflengtes van de overige
spectrale kleuren moeten daarbij niet uit het hoofd gekend zijn) (dia 22)
Lichtgolven zijn vormen van elektromagnetische straling die deel uitmaken van het
elektromagnetisch spectrum. Het zichtbaar spectrum omvat dus het deel van het elektromagnetisch
spectrum dat zichtbaar is voor het menselijk oog. Zichtbaar spectrum loopt van 380nm (violet,
kortgolvig) tot 780nm (rood, langgolvig)
• het verschil tussen zonnespectrum en zichtbaar spectrum kunnen omschrijven (dia 23)
Het zonnespectrum omvat het zichtbaar spectrum + korte UV golven + lange IR golven. UVA dringt
diep in huid, UVB beschadigt buitenste lagen van huid, UVC geblokkeerd door ozonlaag. NIR (Near
infrared) is infraroodlicht dat dichtst bij zichtbaar spectrum bevindt, FAR, langere golflengtes het
verst van zichtbaar spectrum.
,• het begrip kleurenspectrum of regenboogkleuren kunnen omschrijven met eigen bewoording
(dia 22,23,25)
Newton ontdekte in 17e eeuw dat zonlicht uit kleuren van de regenboog bestaat. Hij liet zonlicht
invallen op glazen prisma’s en ontdekte zo het kleurenspectrum. Regenboogkleuren samen vormen
wit licht.
• een toepassing van refractie of reflectie in architectuur kunnen herkennen (dia 26 t.e.m. 30 +
eventueel eigen voorbeelden)
Refractie = lichtbreking → prismatische beglazing
Reflectie → daglichtlamellen (bovenaan raam, plafondreflectie)
• kunnen verklaren waarom een laserstraal na breking niet uiteenvalt in regenboogkleuren (dia 32)
Laserstraal is een voorbeeld van monochromatisch licht (= licht uit één golflengte, valt niet uiteen in
regenboogkleuren). Lasterstralen hebben maar een smalle band golflengtes en geen continu
spectrum zoals een gloeilamp.
• op een gegeven grafische voorstelling van de spectrale samenstelling van een lichtbron kunnen
aantonen of een spectrum continu is of niet en kunnen verklaren hoe dat erop kan worden
afgelezen
Continu spectrum = alle golflengtes komen in bepaald gebied voor
• met eigen bewoording kunnen verduidelijken hoe de mens fysisch kleur kan waarnemen (zie
RGB-kegeltjes; principe van kleurgevoelige kegeltjes en lichtgevoelige staafjes in het netvlies van
het menselijk oog)
Op het netvlies van de mens bevinden zich fotoreceptoren (kunnen lichtintensiteit waarnemen) in de
vorm van staafjes en kegeltjes.
Staafjes zorgen voor helderheidsverschillen, actief bij weinig licht (scotopisch)
Kegeltjes zorgen voor kleurwaarneming, pas actief als goed verlicht (fotopisch)
10% korte golflengtes (B, β-kegeltjes), 30% middellang (G, γ-kegeltjes) en 60% lang (R, ρ- kegeltjes).
• met eigen bewoording kunnen noteren waarom men oppervlaktekleuren in de buitenomgeving
bij een bepaalde verlichting wel of niet goed kan onderscheiden (de begrippen fotopisch,
mesopisch en scotopisch moeten daarbij niet uit het hoofd gekend zijn) (zie kleurgevoelige
kegeltjes werkzaam in goed verlichte situaties en lichtgevoelige staafjes werkzaam in slecht
verlichte situaties+ het belang van de spectrale samenstelling van de gebruikte lichtbronnen om
kleuren correct weer te geven)
Staafjes werkzaam in slecht verlichte situaties (scotopisch)
Kegeltjes enkel actief in goed verlichte situaties (fotopisch)
Straatverlichting met LED is beter, heeft een groter zichtbaar spectrum dan natrium damplampen. De
kleur van de omgeving moet terugkomen in kleurenspectrum van de lichtbron.
, • kunnen verwoorden hoe kleur van licht mathematisch kan worden omschreven (dia 40)
Additieve menging van 3 primaire kleuren RGB. Additief omdat ze samen wit vormen.
• de chromaticiteitscoördinaten kunnen aflezen op en technische fiche van een lichtbron en
aanduiden op een gegeven CIE-kleurendriehoek (dia 41,43,45)
X = rood (463 → 0.463)
Y = groen (420 → 0.420)
Z = 1 -X – Y
Temperatuur op Planckse curve
• op een gegeven CIE-kleurendriehoek kunnen aanduiden: paraboolcurve met spectrale kleuren,
lijn van niet-spectrale kleuren, centrumpunt of witpunt, afnemende verzadiging naar centrum toe
en de kromme van kleurtemperaturen van zwarte lichamen (dia 41 t.e.m. 44)
Paraboolcurve spectrale kleuren = grote parabool
Niet-spectrale kleuren = lijn onderaan
Witpunt = middenpunt
Afnemende verzadiging = kleine parabool (neemt
af naar midden)
Kromme van kleurtemperaturen zwart lichaam =
Planckse curve
• kunnen verklaren waarom wit licht in het centrum van de parabool in de CIE-kleurendriehoek is
gesitueerd (zie additieve menging van spectrale kleuren; 1/3R + 1/3G + 1/3B = wit)
Licht mengen is additief, hoe meer licht, hoe meer wit. RGB kleuren vormen samen wit licht → x = y =
z = 0.333
• met eigen bewoording kunnen verklaren waarom op de technische fiche van een bepaalde
lichtbron de kleurtemperatuur als gecorreleerde kleurtemperatuur is weergegeven
De kleurtemperatuur is niet altijd de werkelijke temperatuur van de lichtbron. De gecorreleerde
kleurtemperatuur CCT geeft weer met welke temperatuur van een thermische straler (gloeilamp)
deze overeenkomt.
• met eigen bewoording kunnen verklaren waarom de spectrale samenstelling van een lichtbron
bepalend is voor de kleurechtheid bij een visuele waarneming (zie thermische stralers versus
gasontladingslampen - dia 44 en dia 89)
Idem vorige