100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Praktisch Staatsrecht hoofdstuk 4, ISBN: 9789001899622 Staatsrecht €2,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Praktisch Staatsrecht hoofdstuk 4, ISBN: 9789001899622 Staatsrecht

 6 keer bekeken  0 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Samenvatting hoofdstuk 4 regering en parlement

Voorbeeld 2 van de 9  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 4
  • 3 juni 2021
  • 9
  • 2020/2021
  • Samenvatting
avatar-seller
Staatsrecht Hoofdstuk 4 Regering en parlement

4.1 Ontwikkeling van de parlementaire constitutionele monarchie
Vanwege het erfelijke koningschap is Nederland een constitutionele monarchie: een
koninkrijk dat in een staatsregeling is verankerd. Het Koninkrijk der Nederlanden is in het
Statuur en in de Grondwet van 1814 vastgelegd. Sindsdien zijn ook de vier grondslagen van
de democratische rechtsstaat, het legaliteitsbeginsel, de scheiding van overheidsmacht in
een systeem van ‘checks and balances’, onafhankelijke rechtsspraak en eerbiediging van de
grondrechten, steeds concreter in de Grondwet uitgewerkt. De gedecentraliseerde
eenheidsstaat kreeg gestalte doordat een deel van de staatsmacht bij lagere overheden
werd neergelegd, terwijl op centraal niveau door toezicht en controle de eenheid werd
bewaard. Sinds de grondwetsherziening van 1848 zijn de wetgevende en uitvoerende macht
op centraal niveau een gezamenlijke respectievelijk gedeelde verantwoordelijkheid van de
regering en de Staten-Generaal (parlement). Nederland is daarmee een parlementaire
constitutionele monarchie geworden.

4.1.1 Grondwetten 1814 en 1815
In de Grondwet van 1814 werd bepaald dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk
vertegenwoordigen. De Staten-Generaal werden in de Grondwet van 1815 verdeeld in twee
Kamers. Verder werd bepaald dat de Koning en de Staten-Generaal gezamenlijk wetten
uitvaardigen en dus samen de formele wetgever vormen (art. 81 Gw). Hiermee is een van de
fundamenten van de rechtsstaat gelegd, aangezien elk publiekrechtelijk overheidsoptreden
uiteindelijk gebaseerd moet zijn op een wet in formele zin (legaliteitsbeginsel). De
uitvoerende macht lag sinds 1814 bij de Koning en de ministers. In 1831 scheidden de
zuidelijke provincies zich van het Koninkrijk en stichtte de zelfstandige staat België.

4.1.2 Grondwetsherziening 1840
In 1840 werd in de Grondwet vastgelegd dat een Koninklijk Besluit altijd door een minister
medeondertekend (contraseign) moet worden (art. 47 Gw). Koninklijke besluiten werden
grondwettelijk verankerde besluiten van de regering (Koning en ministers) en de ministers
werden verantwoordelijk voor dergelijke besluiten.

4.1.3 Grondwetsherziening 1848
De volledige ministeriële verantwoordelijkheid (alle daden van de Koning) werd in 1848 in de
Grondwet vastgelegd: de Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk (art. 42
lid 2 Gw). De positie van de volksvertegenwoordiging werd bij deze grondwetsherziening
verder versterkt door de invoering van een direct kiesrecht voor leden van de Tweede Kamer
(art. 54 Gw).

4.1.4 Vertrouwensregel
Houdt in dat een minister, een staatssecretaris of zelfs een kabinet zijn ontslag behoort aan
te bieden als een van de Kamers het vertrouwen in hem/hen verliest. De kern van het
parlementaire stelsel is dat ministers het vertrouwen nodig hebben van de meerderheid van
het parlement en dat, omgekeerd, de meerderheid
in elk der Kamers het vertrouwen moet hebben
van de ministers. Een motie van wantrouwen is de
mededeling van een meerderheid van de Kamer

, Staatsrecht Hoofdstuk 4 Regering en parlement

dat men ernstige kritiek heeft op het gevoerde beleid van een of meer ministers of
staatssecretarissen.
4.2 Kiesstelsel
4.2.1 Kiesrecht
Tot 1922 konden alleen mannen volksvertegenwoordigers kiezen
(actief kiesrecht) of zelf als volksvertegenwoordiger gekozen
worden (passief kiesrecht). In 1917 is in de Grondwet een
algemeen actief en passief kiesrecht voor mannen ingevoerd.
Vrouwen kregen in 1922 kregen kiesrecht. De leden van de
Eerste Kamer worden indirect, via getrapte verkiezingen
gekozen. Nadat burgers hun vertegenwoordigers bij de
provincies, de leden van Provinciale Staten, hebben gekozen, kiezen dezen de leden van de
Eerste Kamer.

4.2.2 Het kiesstelsel en de rol van de politieke partijen
Twee kiesstelsel: het (absolute) meerderheidsstelsel met kiesdistricten (+ 50% v.d. stemmen
= zetel) en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging met lijsten. Vanaf 1848 tot 1917
gold het meerderheidsstelsel. Sinds 1917 geldt het stelsel van evenredige
vertegenwoordiging met lijsten. Politieke partijen moeten zich door de Kiesraad laten
inschrijven in het kiesregister (art. G1 Kieswet). Daarna stellen ze hun lijst met kandidaten
samen (art. H6 Kieswet). Alle geldige stemmen worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door
het aantal Kamerzetels (150, art. 51 lid 2 Gw). De uitkomst is de kiesdeler (art. P5 Kieswet).
Voor elke politieke partij geldt de kiesdrempel, de partij verwerft pas een zetel als de
kiesdeler is gehaald. Het aantal zetels dat een partij verkrijgt is gelijk aan het aantal keren
dat de kiesdeler is gehaald (art. P6 Kieswet). De stemmen en zetels die na aftrek van de
behaalde kiesdelers overblijven (reststemmen) worden bij de verkiezingen voor de Tweede
Kamer en Provinciale Straten verdeeld volgens het systeem van de grootste middelen (art.
P7 Kieswet). De behaalde Kamerzetels zullen worden bezet door de kandidaten op de
kieslijst, van boven naar beneden. Een kandidaat die lager op de lijst staat en 25% of meer
van de kiesdeler aan voorkeursstemmen heeft gehaald (voorkeursdrempel) heeft voorrang
op degenen die hoger op de lijst staan. De gekozen Kamerleden vormen per lijst een fractie
in de Tweede Kamer.

4.2.3 Rechtspositie van Kamerleden
Een gekozen Kamerlid dat niet voldoet aan de vereisten voor het Kamerlidmaatschap, kan
dit niet uitoefenen. De Kamer waarin het nieuw benoemde lid zitting zal nemen, onderzoekt
eerst zijn geloofsbrief. Elk toegelaten Kamerlid heeft een kiezersmandaat (4 jaar).
Kamerleden zijn net als ministers en staatssecretarissen, parlementair onschendbaar (art. 71
Gw).

4.3 Regering
4.3.1 Samenstelling en totstandkoming van de regering
De Koning en het kabinet (ministers met hun
staatssecretarissen (onderministers)) vormen samen
de regering (ookwel Kroon, art. 42 Gw). De ministers
vormen zonder de onderministers de ministerraad (art.
45 Gw), voorgezeten door de minister-president. De

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maximehendrix. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 80562 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99
  • (0)
  Kopen