INDUSTRIËLE REVOLUTIE
De Industriële Revolutie, ook wel de industrialisatie genoemd, begon halverwege de
achttiende eeuw in Engeland. Pas in de jaren 1850-1900 kwam de industrialisatie in
andere Europese landen goed op gang. Een korte geschiedenis van de Industriële Revolutie:
de belangrijkste oorzaken, het verloop en de grootste gevolgen.
Over de term Industriële Revolutie en de periodisering
De Industriële Revolutie wordt na de Neolithische Revolutie (de landbouwrevolutie uit de Prehistorie)
beschouwd als de grootste economische omwenteling uit de geschiedenis. Onterecht wordt
gesproken van een revolutie, vooral omdat de industrialisatie zeer
ingrijpende gevolgen had. Industriële Evolutie is om twee redenen
echter een treffender begrip.
Ten eerste was de industrialisatie een langzaam en geleidelijk
proces. Ten tweede is de Industriële Revolutie geen eenmalige
heftige gebeurtenis, maar een ontwikkeling die feitelijk nog steeds
doorgaat en enorme veranderingen in het dagelijks leven gebracht
heeft.
De term Industriële Revolutie werd voor het eerst gebruikt
door Franse schrijvers. Maar het was vooral de Engelse economisch
historicus Arnold Toynbee (1889-1975) die het begrip
populariseerde. Toynbee gebruikte het begrip Industriële Revolutie
voor de economische ontwikkeling van Groot-Brittannië in de jaren
1760 tot 1840.
Vier fasen:
Qua industrialisatie waren er vier belangrijke fasen:
▪ ‘Voorbereidingsfase’ (ca.1700-1760). De Industriële Revolutie werd (mede) mogelijk gemaakt
door wetenschappelijke verbeteringen en uitvindingen in de landbouw en nijverheid, met name
in de jaren 1700-1760. Zie voor de uitvindingen uit deze periode verderop in dit artikel.
▪ Eerste Industriële Revolutie (ca.1760-1867). Vanaf de jaren 1760 begon de Industriële Revolutie
in Engeland van de grond te komen, met name door (verbeterde) textielmachines en de
stoommachine van James Watt. Naast stoommachines was de komst van stoomtreinen en
stoomschepen cruciaal. In de fase werd veel ijzer gebruikt.
1
, ▪ Tweede Industriële Revolutie (ca.1867-1914), ook wel ‘technologische revolutie’ genoemd.
Vaclav Smil gebruikte in 2005 ‘Het tijdperk van de synergy’ als benaming voor deze versnelling
in de industrialisatie, specifiek de jaren 1876-1914. Naast stoomkracht en ijzer, doen elektriciteit
en staal hun intrede. Dit tijdperk kenmerkte zich door talloze revolutionaire uitvindingen, zoals
gloeilampen, de auto, fotografie, telegrafie, vliegtuigen, radio en film.
▪ Derde Industriële Revolutie (20e eeuw) of ‘digitale revolutie’. Deze omwenteling kenmerkt zich
door allerlei uitvindingen die de communicatie veranderd hebben, zodat globalisering mogelijk
werd. Dit begon met de telegraaf, telefoon en film. Vooral na de Tweede Wereldoorlog trad
een enorme spurt in van de Derde Industriële Revolutie en kwamen televisie, computers,
internet, iPhone’s et cetera op.
Oorzaken van de Industriële Revolutie & belangrijke uitvindingen
De Industriële Revolutie begon in de achttiende eeuw in Engeland, voorafgegaan door belangrijke
veranderingen en uitvindingen die toegepast werden in de landbouw, mijnbouw en nijverheid. Aan het
op gang komen van de Industriële Revolutie lagen de volgende omstandigheden ten grondslag:
▪ Wetenschappelijk denken en Verlichting. Vanaf ongeveer 1600 vond in Engeland een
nijverheidsrevolutie plaats en in heel Europa een wetenschappelijke revolutie.
Wetenschappelijk denken werd daarna versterkt door de Verlichting en legde de basis voor een
rationalistischer manier van bedrijfsvoering in de landbouw en huisnijverheid.
▪ Uitvindingen in landbouw, mijnbouw & nijverheid. In Engeland wist de Britse landadel enkele
verbeteringen in de mijnbouw en landbouw door te voeren in de eerste helft van de achttiende
eeuw. Belangrijk was de waterpomp op stoom die mijngangen kon leegpompen, in 1709
uitgevonden door Thomas Newcomen (1664-1729).
2
,DE STIJL
Goede kunst is recht en hoekig, vond de internationaal invloedrijke kunstenaarsgroep De Stijl,
met leden als Gerrit Rietveld en Piet Mondriaan en Bart Van Der Leck. Een kunstenaar moest
de harmonie van het universum weergeven met primaire kleuren, wit, zwart en grijs en met
het gebruik van rechte lijnen.
De beroemde 'rood-blauwe stoel' uit 1918 van Gerrit Rietveld is niet alleen rood en blauw: het onderstel
is geel en zwart.
De stoel voldoet daarmee nog wel aan de eisen die de kunstenaars van De Stijl aan beeldende kunst
stelden. Ze vonden dat alleen de drie primaire kleuren (rood, blauw en geel) en de drie 'niet-kleuren'
(zwart, grijs en wit) mochten worden gebruikt. Verder moesten alle lijnen recht zijn en ook de hoeken.
Hun kleurprincipes zie je bijvoorbeeld nog terug in het werk van Dick Bruna ('Nijntje'). Inderdaad werd
Dick Bruna beïnvloed door De Stijl, maar hij week meteen weer van de strenge uitgangspunten af door
groen te gebruiken en ronde lijnen.
Belangrijker dan de vormgeving van De Stijl is de inhoudelijke opdracht die de kunstenaars
zichzelf stelden. Kunst moest niet de werkelijkheid weergeven, maar de harmonie uitbeelden
die volgens hen de wet was van het heelal. Voor die harmonie had je abstracte vormen nodig -
rechte lijnen en heldere kleuren. De kunstwerken lieten dus niet het
willekeurige humeur van de kunstenaar zien, maar hielpen het publiek op
weg naar waarheid en zuiverheid.
De Stijlgroep en maandblad 'De Stijl' werden opgericht in 1917. Het valt te
begrijpen dat juist tijdens de chaos van de Eerste Wereldoorlog een
verlangen ontstond naar harmonie. Het maandblad bleef bestaan tot in 1931,
toen de schilder Theo van Doesburg stierf. Daarna viel de groep uiteen.
3
, De kunstenaars van De Stijl vormden overigens niet een vaststaande groep: de samenstelling
wisselde. De architect Gerrit Rietveld en de schilder Piet Mondriaan, twee van de belangrijkste
leden, hebben elkaar zelfs nooit ontmoet.
De Stijl was zeer internationaal georiënteerd en heeft internationaal naam gemaakt. Toch is de
stroming hecht in de Nederlandse traditie verankerd. De kunsthistoricus H.L.C. Jaffé heeft ooit
gezegd dat het streven van De Stijl naar abstractie, schoonheid en zuiverheid thuishoort in de
traditie van de beeldenstorm - en van de sobere, calvinistische kunst die in de zeventiende
eeuw werd gemaakt door Nederlandse schilders als Vermeer, Saenredam en De Hooch.
Volgens hem kun je zelfs overeenkomst zien tussen de kunst van De Stijl en het streven van het
Nederlandse volk om de natuur de baas te zijn. Het Nederlandse landschap, met zijn precieze
en geometrische vormen, zijn rechte lijnen en waterwegen, doet immers wel denken aan een
schilderij van Mondriaan. Kortom, geometrie en precisie, abstractie en zuiverheid werden al
eeuwen lang in Nederland nagestreefd en dat streven kun je terugvinden in de kunstwerken
van De Stijl.
4