Bloed, bloedvorming en Bloedvaten:
Bloed:
- Vormt ongeveer 8-10% van het lichaamsgewicht
- Bijzondere vorm van bw
amorfe matrix = bloedplasma
vezels (vanout fibrinogeen)
cellen: erythrocyten, leukocyten, thrombocyten
- Is een circulerend weefsel:
Defensiesysteem
Zuurstof /CO2 transport
Vervoer nutriëntie, hormonen, enzymen, vitaminen,…
Afvoer schadelije stoffen naar excretieorganen
Rol in homeostase
Bloedplasma:
= waterige oplossing voor 10% bestaande uit opgeloste stoffen:
- Anorganische zouten (0,9%)
- Organische stoffen: aminnozuren, vitaminen, hormonen, glucose,..
- Plasma-eiwitten (7%):
Albuminen
Fibrinogeen
Globulinen
Wanneer bloed uit circulatie stolling
Bloedserum = plasma zonder stollingsfactoren (heparine toevoegen)
Hematocrietbepaling = verhouding volume van de cellen/ totaal bloedvolume
Kan als je heparine toevoegd. Bloed gaat niet stolle, centrifugeren geeft verschillende laagjes.
Bovenop 55% van bloedvolume, onderop erythrocyten (45 %) daartussen dunlaagje leukocyten en
trhombocyten (=buffycoat).
Routinekleuring: vb. may-grünwals-giemsa:
Combinatie kleurstoffen = methyleenblauw + azuren + eosine.
cellen kunnen basofilie, azuofilie, eosinofilie (), neutrofilie vertonen
,Erythrocyten: Leukocyten:
Hond: 7, 7 Hond: 12.6
Kat: 7.9 Kat: 16
Koe: 6.3 Koe: 7.9
Schaap: 9.5 Schaap: 7.4
Paard: 9.5 – 7.5 Paard: 9 – 8.5
Varken: 7.4 Varken: 17.1
Erythrocyten:
- Meest voorkomende cellen in bloed
- Levensduur is speciesafhankelijk
- Hoofdfunctie is transport zuurstof en CO2 hemoglobine opgeslagen in cytoplasma
Met zuurstof = oxyhemaglobine, met CO 2 gebonden = carbaminoglobine
- Geen kernen, en ook geen andere celorganellen
- Rijpe erythrocyten ontstaan vanuit reticulocyt
- Ontstaan en differentiëren in beenmerg
- Soms kernfragmenten = howell-jolly bodies
- Biconcave schijfjes voor vergroting hoge opp/ volume ratio
- Celmembraan verankerd met actine-bevattend cytoskelet voor behoud van de vorm
- Diameter kent spieciesverschillen: mens, hond: 7µm, geit: 3,2µm
- RBC kunnen sterk vervormbaar zijn (doorgan capillairen)
Sikkelcel-anemie: cellen niet meer mooi plooibaar
Poikilocytose is het voorkomen van RBC met abnormale vorm.
Schietschijfcellen: centraal een extra rondje
Elliptocyten: naarst normale cellen elipsvormige celle
Acantocyten: stekeltes op de cellen
Beschrijving op basis van:
- Diameter: microplaan – normoplaan – macroplaan – anisoplanie (verschillende groottes)
- Volume: microcytair – normocytair – marcocytair
- Kleurbaarheid: hypochroom – normochroom – hyperchroom – mesochroom () – polychroom
(verschillende kleurbaarheden)
Aantal RBS:
- Verhoogd = erythrocytose of polycytemie
- Verlaagd = anemie (hoeveelheid hemoglobine)
Anemie = tekort aan HB ten gevolge van:
- Te weinig deficënte aanmaak van HB = hypochrome anemie
- Te kort aan RBC = normochrome anemie
- Verhoogde afbraak RBC = hemolytische anemie
- Microcytaire – macrocytaire – normocytaire anemie
Leukocyten:
- Betrokken bij afweer van organisme tegen binnengedrongen vreemde matierie
- Kunnen stromend bloed verlaten en naat het interstitium kruipen = diapedese
Granulocyten: grana of korrels aanwezig vs. Agranunolcyten: geen granula aanweizg
Polymoronucleair: kernen verschillende vormen vs. Mononucleair: kernen gelijkaardige vorm
Myeloïd vs lymfoïd: differentiatie
, Granulocyten:
- Bevatten grana:
1. Primaire ‘niet specifieke’ granula – lysosomen, azurofiel
2. Secundaire ‘speciefiek’: neutrofiele, eosinofiele, basofielen
Neutrofiele granulocyt:
- Polymorfonucleaire granulocyt uit de myeloïde cellijn
- Diameter 9-12 µm
- Typische gelobde kern (2-5 lobben, verbonden door chromatinebruggen )
- Drumstick- fenomeen = lichaampje van barr: bij vrouwelijk die, X-chromosoom
- Bevat verschillende types granulen:
Primaire (azurofiele) grana: vergelijkbaar met lysosomen; bevatten zure hydrolasen en
myeloperoxidease
Secundaire (speciefieke) grana: talrijkst in neutrofielen, betrokken bij ontstekingsreacties;
bevatten alkalisch fosfotase (konijn, cavia, vogel, zeer groot rode cellen heterofielen of
pseudoesinofielen genoemd)
Tertiare (kleine) grana: bevat enzymen (vb gelatinase) die worden uitgescheiden;
incorporeren celadhesiemoleculen in celmembraan
- Meest verspreide leukocyten bij mensen, honden, katten en paarden en omvatten 60-70%
van alle leukocyten
- Blijven gemiddeld 6-10 uur in de circulatie, daarna verblijven 1-4 dagen in bw
- Onder te verdelen in 2 groepen: marginatien (blijft tegen wand) & circulating pool; bij meeste
species beide groepen even groot, bij kat marginating pool 2x zo groot als circulating
- Toename in aantal in bloed tijdens bacteriële infectie en ontsteking
- Onderheven aan diapedese (op plek met veel bacteriën)
- Sialyl-lewis zorgt ervoor dat witte bloedcellen op de juiste plaats gaan rusten, wannaar ze
door interacties van integrines en selectines aan de wand blijven en aan diapedes doen
- Gaan door fagocytose de bactierën opruimen
- In het interstitium worden bacteriën en celresten gefagocyteerd
- Partikel omgeven door pseudopodia ontstaan fagosoom
- Fusie met azurofiele en specifieke granula
- Bij fagocytose vorming superoxide anionen en waterstofperoxiden; bij verbinding met
myeloperoxide afbraak bacteriële celwand
- Wanneer alle granula opgebruikt zijn gaat cel dood mee in pus