1ste bachelor criminologie: Belgisch Publiekrecht prof. Dr. Toon Moonen
Hoofdstuk 0: inleiding recht & publiekrecht:
Recht
= een rationeel opgebouwd geheel van precies afgelijnde begrippen en normen waaraan van
overheidswege opgelegde, minstens van overheidswege erkende, sancties kleven, die langs
(evenzeer genormeerde) instellingen kunnen worden afgedwongen en waarvan de
bedoeling is de orde in de samenleving te organiseren, te handhaven of te herstellen.
! België is een meergelaagde democratische rechtsstaat in Europa !
Hoofdstuk 1: België, zijn burgers en hun rechten:
De Belgische staat
Constitutieve bestanddelen:
- Permanente bevolking
Inwoners met of zonder de nationaliteit ( België: 11,5 miljoen )
- Afgebakend gebied
Bestaat uit: landoppervlakte; luchtruim; territoriale zee (max. 12 zeemijl); exclusieve
economische zone (max. 200 zeemijl), continentaal plat (zeebodem + ondergrond)
- Overheid
Een entiteit die in staat in om wetten te maken, te besturen en recht te spreken
~ nationaal/federaal, deelstatelijk/gewestelijk, lokaal
- Erkenning?
= rechtshandeling waarbij een andere staat het bestaan van een nieuwe staat
bevestigt. Hierdoor krijgt de nieuwe staat internationale rechtspersoonlijkheid en
kunnen ze met elkaar rechtsbetrekkingen aanknopen.
Een staat kan ontstaan door secessie ( = afscheiding )
fusie ( = samen nieuwe staat oprichten )
dismembratio ( = uiteenvallen in staten )
België: in 1830 ontstaan door afscheiding van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Nationaal Congres heeft in 1831 de grondwet ontworpen.
1
,Gevolgen van de kwalificatie als staat:
- Rechtspersoonlijkheid
= eigen identiteit, rechtssubject naar internationaal recht, de staat wordt beschouwt
als entiteit en kan intern en extern te werk gaan.
- Soevereiniteit
Intern: recht om eigen rechtsordening te bepalen
Extern: recht om ongestoord te functioneren
Staten kunnen ( de uitoefening van ) hun soevereiniteit overdragen aan een
supranationale instelling
Vb. België aan de EU, gevolg: rechtsregels van de EU hebben voorrang op de Belgische rechtsnormen
- Internationale immuniteit
= meer zekerheid, ene kan andere niet beïnvloeden, er is geen controle bij
uitoefening van haar soeverein staatsgedrag
Controle is wel mogelijk buiten de context omdat ze dan een particuliere partij is.
Vb. aankoop van een gebouw
- Rechtsmacht
= juridische erkenning van de mogelijk om gezag uit te oefenen (territoriaal gebied)
Hoort samen met soevereiniteit
Ambassade behoort tot het gebied van het gastland en hoort onder hun rechtsmacht
Burgerschap
~ wet is van toepassing op iedereen op het Belgisch grondgebied
maar kan afhangen van de nationaliteit/situatie
- Met Belgische nationaliteit:
Elk land heeft een nationaliteitsrecht
Ius sanguinis = basis van afstamming
Ius soli = basis van de plaats van geboorte
Bipatriditeit = twee nationaliteiten hebben
Apatriditeit = geen nationaliteit hebben ( wordt vermeden! )
° toekenning - hfdst II, WBN
° verkrijging – hfdst III, WBN
° verlies – hfdst IV, WBN
2
, - Zonder Belgische nationaliteit:
Hebben grotendeels gelijke fundamentele rechten met uitzondering van bepaalde
politieke rechten
Hebben toegang tot het grondgebied op basis van enkele voorwaarden in het
Unierecht, de Vreemdelingenwet of internationale verdragen.
° Uitzetting – art 1, 7e protocol EVRM
Wie onwettig verblijft kan ook bevel tot uitzetting krijgen onder voorwaarden:
verbod op collectieve uitzetting + verbod indien er risico’s zijn
- Burgers van de Europese Unie:
° recht van vrij verkeer en verblijf – art 20 VWEU, art 45 HV
° politieke rechten – art 20/22 VWEU, art 39/40 HV
° bescherming ambassade – art 46 HV
Fundamentele rechten
Bronnen:
- Grondwettelijke rechten
Titel II, GW
- Europese grondrechten
Raad van Europa = bevorderen van democratie, bescherming van fundamentele
rechten & rechtstaat (47 verdragstaten + waarnemers )
Intergouvermenteel: samenwerkingsverband, resultaten moeten door de staten
worden geïmplementeerd
EVRM: Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens
Parlementaire Vergadering: overlegfunctie met volksvertegenwoordigers uit de
verdragsstaten
Comité van Ministers: ministers van buitenlandse zaken, algemeen beleid, budget
van de organisatie, toezicht op de uitvoering van het EHRM (afdwinging).
Specifieke mechanismes die toezicht houden, naleving controleren
Europese Unie
-> Supranationaal: individuele staat moet niet tussenkomen
-> Basiswaarden: rechtsstaat en eerbieding van de mensenrechten
-> Handvest van de grondrechten
3
, - Mondiale rechten
Verdrag van de Verenigde Naties
BUPO: burgerrechten en politieke rechten
ECOSOC: economische, sociale en culturele rechten
Andere: vrouwenverdrag, verdrag inzake mensen met een handicap, …
OPM. = nooit verwijzen naar het Handvest op examens (enkel EVRM, GW )
Werking:
- Rechtstreekse werking
Objectief criterium : moet volstaan om toegepast te worden zonder verduidelijking
Subjectief criterium : bewustzijn van de partijen
- Verplichting
Positief : overheid doet niets
Negatief : overheid neemt stappen
- Verticale/horizontale werking
Verticaal met eventueel horizontaal effect door specifieke wetgeving
Vb. antidiscriminatie, strafrecht
Voorbeelden:
1. Bescherming van de fysieke integriteit
° recht op leven – art 2 EVRM
° verbod op foltering – art 3 EVRM
° verbod van slavernij en dwangarbeid – art 4 EVRM
2. Recht op gelijke behandeling
° art 10/11 GW
° verbod van discriminatie – art 14 EVRM
3. Intellectuele vrijheden
° vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst – art 9 EVRM
° vrijheid van meningsuiting – art 19 GW, art 10 EVRM
° vrijheid van de media – art 25 GW
° vrijheid van vergadering en vereniging – art 27 GW, art 11 EVRM
° scheiding Kerk en Staat – art 20/21 GW
° vrijheid van taalgebruik - art 30 GW
° vrijheid van onderwijs – art 24 GW, art 2 Ad. Protocol EVRM
4