NEDERLANDS: LES 28: HEB JE NOU JE ZIN?
1. ZINSSEMANTIEK = BETEKENISLEER
Zinnen die grammaticaal volledig correct zijn, hebben niet noodzakelerwijze een
communicatieve waarde. De betekenis van het geheel (de collocatie = combinatie van woorden en
woordgroepen in een zin) is niet noodzakelerwijze de som van de samenstellende delen.
Naast de woordbetekenis, bestudeerd in de woordsemantiek, bestaat er dus ook een
zinsbetekenis, bestudeerd in de zinssemantiek
2. SYNTAXIS
De volgorde van woorden die samen een grammaticale zin vormen, is niet willekeurig. Woorden
hebben een vaste plaats in woordgroepen of constituenten (=zinsdeel dat zich als syntactische
eenheid manifesteert). Via vooropplaatsing kan je nagaan welke woorden tot een bepaalde
woordgroep behoren. De volgorde van de woordgroepen binnen een zin is op haar beurt gebonden
aan de regels van de syntaxis.
3. ONDERSCHIKKING EN NEVENSCHIKKING
Een nevengeschikte zin is met een voegwoord verbonden met de hoofdzin. De meest voorkomende
nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, of, want en dus. Een nevengeschikte zin
heeft dezelfde volgorde als de hoofdzin. Na een onderschikkend voegwoord volgt vaak een bijzin die
iets zegt over oorzaak, gevolg, voorwaarde, reden, tijd, manier enz. Voorbeelden van
onderschikkende voegwoorden zijn: omdat, doordat, aangezien, daar, dan, zodat, opdat, als, zoals,
mits, tenzij, voordat, nadat, terwijl, sinds, sedert, toen, wanneer, zodra, zolang, nu, indien, al,
ofschoon, hoezeer, hoewel, voor zover, hoe…hoe, hoe…des te…, naarmate, naargelang dat, behalve
dat, laat staan dat, op voorwaarde dat, om, ten einde, door, na, alvorens, zonder, in plaats van. In
ondergeschikte zinnen wijkt de volgorde af van die in de hoofdzin
4. DE RELATIEVE OF BETREKKELIJKE BIJZIN
Een betrekkelijke of relatieve bijzin begint met een betrekkelijk of relatiefvoornaamwoord
of een bijwoord dat verwijst naar iets of iemand in de hoofdzin. Een relatieve bijzin heeft dezelfde
woordvolgorde als een ondergeschikte bijzin, maar er is wel een verschik met de ondergeschikte
bijzin: in een ondergeschikte bijzin voegt het voegwoord twee zinnen aan elkaar, maar zelf
behoort het niet tot een van de tweezinnen. In een relatieve bijzin is het relatief
voornaamwoord een deel van de zin. Het woord waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst,
noem je het antecedent.
5. SVO-TALEN
Nederlands, Duits, Frans en Engels zijn SVO-talen
Voorkeurspositie van het subject tov het object:
- Voorkeur voor actieve zinnen dan passieve zinnen met handelende persoon
- Interpretatie van zinnen: het onderwerp staat altijd vooraan in de zin