Comparatieve en internationale pedagogiek: Algemene principes
HOOFDSTUK 1 : INLEIDING
Het vak omvat bijna alles rond onderwijs. Het wordt geconfronteerd met heel wat verschillende
invalshoeken. Het overzicht behouden, is heel erg belangrijk.
Comparatief slaat op het vergelijken van onderwijssystemen. In principe gaat dat dus over het
vergelijken waardoor je verschillen en gelijkenissen met andere onderwijssystemen meer zal kunnen
vatten. Door de vergelijking zal je bepaalde zaken, vooronderstellingen en beleidskeuzes blootleggen
waarvan je je voordien niet eens bewust van was. Het is een systeem om je eigen onderwijs te leren
kennen. We vinden ons eigen onderwijssysteem nogal vanzelfsprekend en evident, terwijl dat niet zo is.
In de rest van de wereld blijken veel aspecten vaak compleet anders te zijn.
− Bestaan van onderwijsvormen. Bij ons moet je heel vroeg beslissen en keuzes maken. Wat met
een brede eerste graad? Wanneer de keuze maken tussen ASO, BSO, TSO en KSO?
− Vrije schoolkeuze. Niet in elk land kan je kiezen naar welke school je gaat op basis van interesses.
Op bepaalde plaatsen moet je naar de school die het dichts bij je huis is. Is dit geen beperking
van vrije keuze en van kwaliteitsonderwijs?
− Toegang hoger onderwijs. In België is het toegangsgeld niet zo hoog als op andere plaatsen.
Van zodra je hier je middelbaar diploma hebt, kan je kiezen welke richting je wilt volgen en waar
je dat wilt doen. In de meeste landen wordt die keuze door je middelbaar diploma bepaalt en
worden er toegangsexamens georganiseerd.
Internationale instellingen hebben steeds meer een impact op ons onderwijsbeleid door de
internationale studies die ze organiseren. Hierdoor ontstaat de neiging om het ene systeem beter te
vinden dan andere. Dit resulteert in hervormingen in het onderwijs. We zijn steeds meer naar de wereld
gericht om zaken van andere systemen over te nemen. Er ontstaat een langzame overeenstemming =>
globalisering van het onderwijs door akkoorden. Bv. Bolognaverklaring: diploma’s in Europa meer
conform.
HOOFDSTUK 2 : ALGEMENE PRINCIPES
1. STROMINGEN IN DE VERGELIJKENDE PEDAGOGIEK
= 4 verschillende brillen waarmee je naar onderwijs kan kijken, belangrijk dat je je daarvan bewust bent
1.1. MODERNISERING
Het eerste perspectief is het moderniseringsperspectief. Dit is het meeste klassieke perspectief en dit is
sterk georiënteerd op de klassieke economie => Klassieke economische theorieën
Als overheid moet je zoveel mogelijk trachten te decentraliseren, privatiseren en te focussen op
keuzevrijheid. Je moet zorgen voor de nodige concurrentie. Dus moet de overheid zich ervan
weerhouden om teveel te controleren.
De staat moet vooral zorgen dat de principes van vrije markt, vraag en aanbod, gerespecteerd worden.
Er moeten gezonde spelregels zijn rond de concurrentie. De overheid moet spelregels respecteren.
Maar ook moet de overheid zorgen voor winst, de prestatie van leerlingen interesseren ons. Het
onderwijs moet aandacht hebben voor de resultaten van leerlingen. Dat is dé focus waar we in onderwijs
mee bezig moeten zijn. => Klemtoon op het uiteindelijke resultaat
Enkele referenties : het IMF en de Wereldbank => Banken gaan landen leningen geven voor hun
onderwijs op voorwaarde dat ze de manier van de vrije markt gaan hanteren
,Comparatieve en internationale pedagogiek: Algemene principes
De human capital theorie is een theorie die zegt dat de economie niet enkel belangrijk is bij het
investeren in kapitaal maar ook in het investeren in mensen. Door de investering in onderwijs vormt je
productieve arbeidskrachten die noodzakelijk zijn voor de economie. Onderwijs is dus even belangrijk
voor economie als investeringen in industrie en machines.
Het onderwijs is bepalend voor loonverschillen. De loon die je krijgt, is sterk bepaald door de opleiding
die je gevolgd hebt.
Denison (1964) inkomensverschillen voor 3/5 beïnvloed door onderwijs, overige 2/5 door andere
variabelen => Hoeveel je verdient is voor een groot stuk afhankelijk van welke opleiding je gehad hebt
in je onderwijsjaren. Dit wijst weer op de belangrijke economische betekenis van onderwijs.
Structureel functionalisme :
− Onderwijs reproduceert de bestaande sociale structuur
− Westers onderwijs staat model
− Vermijden van ideologische dimensies en sociale conflicten binnen onderwijs en opvoeding
− Hierdoor wordt:
− sociale context onderschat => Men zwijgt heel veel over het sociale aspect dat er achter
zit
− realiteit verengd
− vernieuwing beperkt tot bestaande structuren. Vernieuwingen moeten binnen het
huidige systeem gerealiseerd worden.
− Econometrische modellen (zie schema), correlationeel onderzoek
− Input (vb. aanwezigheid schoolboeken, niveau leraars) en output (schoolresultaten,
werkgelegenheid)
− Wereldbank, UNESCO (verenigde naties), OESO (een economische club), IEA (een groep van
onderwijsonderzoekers), EU
De prestaties moeten zo hoog mogelijk zijn en de drop out zo laat mogelijk. Hoe kunnen we nadenken
om het systeem nog beter te maken en de leerpresataties de hoogte in te krijgen? Een voorbeeld : we
kunnen investeren in de masteropleiding voor leerkrachten.
Methodologisch :
Het model zit positivistisch in elkaar. Er is een objectieve werkelijkheid die we kwantificeren. We
proberen wetmatigheden te ontwikkelen die objectief en wetenschappelijk controleerbaar zijn. Deze
redenering bouw je op door modellen zoals het econometrisch model.
Kwantitatieve gegevens over onderwijsstelsels
Doel:
- Van particuliere naar algemene
- Van beschrijven naar hypothesen toetsen
- Theorieën formuleren over toekomstige evoluties te voorspellen
,Comparatieve en internationale pedagogiek: Algemene principes
* Hoe lager de ratio, hoe meer impact een leerkracht kan hebben. Bv.: 25ll in de klas/leerkracht
1.2. KRITISCHE PERSPECTIEVEN
Wat modernisering onder de mat schuift, wordt de focus van het kritisch perspectief.
Onderwijs is niet enkel een kwestie van functionaliteit. Er is heel wat onderdrukking in onderwijs. Je kan
het benaderen als een manier om te onderdrukken maar ook als een middel om onderdrukking tegen
te gaan en in te zitten op emancipatie.
Frankfurter Schule – Habermas
Studies niet gericht op beschrijving van onderwijssysteem. Men gaat niet kijken naar hoe het systeem
in elkaar zit maar wel naar de veranderingen die zich kunnen voordoen. Er is veel meer interesse in de
veranderingen die mogelijk zijn. Er is aandacht voor processen van verandering bij participanten :
ouders, leerkrachten en leerlingen.
De onderwijsorganisatie wordt gezien als een sociaal construct waarbij sociale interactie belangrijk is.
Op deze manier ontstaat betekenis in de klas. Onderwijs is een sociale constructie die ontstaat door
interactie tussen mensen. Daar moet je je onderzoek op focussen.
Er is kritiek op internationale organisaties die beleid in landen beïnvloeden – veraf van de concrete
werkelijkheid
− Goed onderwijs gebeurt dicht bij uitvoerders
− Is moeilijk voorspelbaar, veralgemeenbaar of overdraagbaar
− Freire: leerder is politieke actor die ingaat tegen minorisering of onderdrukking
− Onderwijs moet leiden tot vormen van zelfbewustzijn. Het gaat hier dan zeker over de mensen
die achtergesteld zijn. Onderwijs moet ervoor zorgen dat mensen zich meer bewust worden
van zichzelf en van de situatie waar ze zich bevinden.
, Comparatieve en internationale pedagogiek: Algemene principes
− Kritiek op functionalisme
− Onderwijs houdt sociale onrechtvaardigheid in stand
− Betutteling Westen (OESO) tov 3e wereld die afhankelijk blijft
− Alleen aandacht voor output, niet voor processen tussen input en output: weerstanden,
aanpassingen, eigen interpretaties,…
Theoretisch gezien zijn andere onderzoeksthema’s belangrijk.
− Macht en rol van de staat in onderwijs
− Onderwijsprocessen die reproductie veroorzaken
− Problemen van ongelijke toegang, minderheden
Analyse-eenheid van comparatief onderzoek:
− Natiestaat
− Vergelijking minderheden, vrouwen,… met mainstream => Zeer vaak de focus op de situatie van
minderheidsgroepen
Methodologisch:
− Afwijzing exclusiviteit kwantitatief onderzoek – je moet ook kwalitatief te werk gaan. Je moet
ook weten hoe de beleving is van leerlingen, ouders. Men is niet tegen kwantitatief onderzoek
maar wel tegen ENKEL kwantitatief onderzoek.
− Meer sociaal fenomenologische benadering
− Biografische methodes, observatie, casestudies, etnografisch
1.3. WERELDSYSTEEM PERSPECTIEVEN
Dit perspectief is helemaal anders. In de wereld zien we een trend tot globalisering. Deze trend is al
even bezig, maar alle systemen zijn naar elkaar toe aan het bewegen. Er is een evolutie waar ze steeds
meer en meer convergeren. Je zou moeten kijken naar hoe dit proces precies in elkaar zit.
Globaliseringsprocessen: overal evolueren onderwijssystemen in dezelfde richting.
Nationale factoren spelen veel minder dan wereldfactoren
Enkele onderzoekers Meyer, Ramirez (Stanford University) die onderzoek deden naar massascholing.
− Onderzoek naar o.m. massascholing
− Massascholing ontstaat niet door Westerse druk, industrialisering of verstedelijking
− Massascholing manifesteert zich ook zonder die invloeden van het westen
− Soort wereldrecept van nationale ontwikkeling waaruit samenlevingen eigen recepten afleiden
− Niet door druk Westen, Westen was eerst
Alle systemen doorlopen een proces van ontwikkeling waarbij deze ontwikkeling steeds meer op elkaar
lijken.
Een ander voorbeeld : het curriculum van het basisonderwijs. Hoe komt het dat curricula steeds meer
op elkaar beginnen lijken wereldwijd? Het curriculum wordt sterk mondiaal geconstrueerd in plaats van
nationaal of lokaal. Hierdoor is bijvoorbeeld de plaats van wetenschappen en wiskunde steeds
belangrijker en is er een wereldwijze tendens om aardrijkskunde en geschiedenis tot eenheid van ‘social
studies’ te combineren, bij ons wereldoriëntatie.