MICROBIOLOGIE: PARASITOLOGIE
INLEIDING
Parasitaire infecties komen vooral voor in de tropen en de subtropen, meestal in
ontwikkelingslanden. Dit heeft meerdere oorzaken: een gebrek aan hygiëne, sanitatie, armoede,
ondervoeding, geen goede disease control en behandeling, onvoldoende gezondheidsonderwijs,
regionale/etnische gewoonten (bv. diëten), klimatologische condities, immunosuppressieve (bv. HIV)
en opportunistische infecties.
¾ van de infecties gebeurt in de ontwikkelingslanden. Meer dan de helft van de parasitaire infecties
zijn ronde wormen. Als je malaria hierbij telt meer dan ¾.
DEFINITIES
Host
Definitieve gastheer Gastheer waarin de parasiet zich seksueel gaat vermeerderen
Intermediaire gastheer Gastheer waarbij het immature stadium ontwikkeld (met ontwikkeling)
Bv. Mug bij Malaria
Paratenische gastheer Larvale stadium opgestapeld in gastheer maar ontwikkelt niet verder
Vector Heeft een actieve rol in de transmissie (biologisch, mechanisch), bv.
teek
Definities
Prepatente periode Periode tussen infectie en zelf infectieus te worden
Patente periode De infectieuze periode van een gastheer (bv. productie van eitjes,
larven, etc.): periode dat de parasiet actief blijft leren
Endo-parasiet Leeft in de host
Ecto-parasiet Leeft op de host
Meso-parasiet Leeft in lichaamsholten (bv. mond, oor, sinussen, genitaliën…)
Reservoir Het normale biotoop van de parasiet (wordt meestal niet ziek)
Zoönose Een vertebraat dier = bron van infectie voor mens (bv. lintworm)
PATHOGENESE VAN PARASIETEN
Meeste parasieten geven subklinische infectie. Als de weegschaal host - parasiet doorslaat richting
host, krijg je subklinische infectie. Er zijn factoren die de host verzwakken: leeftijd, nutritionele
status, immuunstatus, fysiologische conditie (bv. zwanger). Hoe sterker de parasiet doorweegt, hoe
sneller je ziek wordt. Dit is afh. v species, localisatie, infectiedruk (# parasieten, hygiëne,
infectiedosis), stadium..
1. Wasting, spoliation: competitie voor vitamines en voedingsstoffen (direct & indirect)
a. Direct: de worm of parasiet neemt voedingsstoffen af
b. Indirect: normale functionaliteit van bv. de darm neemt af
2. Vorming van toxische producten: parasieten zijn metabool actief
1
, 3. Immunosuppressie: toxische prod. gaan macrofagen hun fagocyterende functie
onderdrukken
4. Allergie en hypersensitiviteit
5. Mechanische schade: peristaltiek die verstoord wordt, obstructie, inflammatie door
migratie..
6. Irritatie (huid, organen) en weefselschade
PARASITAIRE INFECTIES IN DE MENS
1. Protozoa Flagellaten
Non-flagellaten
Ciliaten
2. Platwormen Trematoden (sucking worms)
Cestoden (lintwormen)
3. Rondwormen Nematoda (rondwormen)
4. Arthropoden Insecta
Arachnida
PROTOZOA
Geel = mucoflagellaten
-> op mucosa: GI & genitaliën
Groen = hemoflagellaten
Blauw = amoeben
Apicomplexa = celorganel om cel
binnen te dringen: IC
Giardia kan resistente cysten maken.
Trichomonas niet: geen
weerstandvorm. Kan niet in omgeving
overleven (besmetting door direct
contact: SOA)
GIARDIA INTESTINALIS (= GIARDIA DUODENALIS OF LAMBLIA)
PREVALENTIE
- Komt wereldwijd voor – meer in warme en tropische zones
- Meer bij kinderen en homoseksuele mannen
- Meer frequent bij malnutritie, immunosuppresieve mensen en bij dichte populaties
KLINISCH
- Meestal asymptomatisch, de infectie is zelf-limiterend
- Incubatieperiode = 1-2 weken: chronische diarree
- Symptomen: geen koorts, malaise, krampen, misselijk, anorexie, steatorrhea (vettige diarree)
EPIDEMIOLOGIE
2