Bewegingspromotie voor P en T
Psychomotorische activiteiten
1.1 Algemene info en afspraken:
1. Inhoud vh vak PM:
Wat is een normale ontwikkeling (vooral bij kinderen), hoe kunnen we
het meten, waar kunnen we helpen en hoe doen we het?
Theoretisch kader – praktijk 3-8j.
2. Cursustekst linken met cursus prof. Eva D’hondt (3balo)
3. Literatuur:
- Understanding motor development – Gallahue, Ozmun,
Goodway (2012)
- Life span motor development – Haywood, Getchell (2009)
- Speelkriebels voor kleuters – Florquin, Bertrands (2002)
1.2 Situering vh vakgebied:
1.2.1 Definitie van PM:
= studie vd motoriek waarin gedragingen tot uiting komen.
= gepaard opbouwen van denken en bewegen tot handelend denken of
doelbewust bewegen, door de interactie vd motorische en psychische
functies.
= juist en aangepast bewegen.
= doelbewust bewegen vb kind dat naar speelgoed kruipt om het te
kunnen pakken.
Maw PMO = simultane ontwikkeling van lichaam, geest en gedrag. De
beweging stimuleert de harmonieuze ontwikkeling vh kind.
Vb. kind in maxicosi zal geen kruipgedrag vertonen
Kind op vloer met speelgoed zal gestimuleerd w om te
kruipen
1.2.2 Doelgroepen:
Als PMT: beweging gebruiken om doelen na te streven in conatieve,
cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
- Conatief = alles mbt de wil
- Cognitief = alles mbt kennis
- Affectief = alles mbt gevoel
Belangrijk voor:
, Milde neurologische stoornissen (ADHD, leerstoornissen,
1
DCD )
Ernstige neuromotorische aandoeningen (CP2, Down)
- Kinderen met: Verstandelijke handicap
Sensorische handicap
- Senioren
- Volwassenen met neurologische aandoeningen (CVA, hersentumor,…)
- Zelfbeeld en zelfvertrouwen , relatievorming ondersteunen
- Behandeling psychische problematiek (angst, depressie, spanning,
eetstoornissen)
Bewegen stimuleert!
Wat is PMO?
= studie vh levenslang proces (gerelateerd aan leeftijd), waarbij continu
veranderingen optreden
4 aspecten:
- Verandering in functionele capaciteit
- Levenslang proces gerelateerd aan leeftijd
- Niet lineair (sprongen vb. plots kruipt een kind)
- Naast PMO ook ontw op andere domeinen + int/ext factoren
Het gemiddelde individu bestaat niet. Variatie = enige constante, we
zijn elk verschillend.
Enkel vanuit de kennis vd normale PMO kan je inzicht krijgen in het
ontstaansmechanisme van afwijkend gedrag.
1.3 Theoretische concepten over motorische ontwikkeling: BELANGRIJK
1.3.1 Maturatie of rijpingstheorie: (’30-’40: descriptief 3/normatief4)
- Focus op individu genetische factoren (DNA)
MATURATIE
interne factoren (Rijping CZS) Pas stappen als
CZS rijp is
+ ontwikkeling is dus vooraf bepaald
+ geen externe invloeden, maar interne klok
- Arnold Gesell groei en ontw: cephalo – caudaal en proximo –
distaal
ontw beweging: enkelvoudig nr samengesteld /
lokaal nr totaal
1
Developmental coordination disorder
2
Cerebrale parese
3
Descriptief = beschrijvend vb. Kind grijpt naar iets.
4
Normatief = bepaalde normen vb. Vanaf die leeftijd stapt een kind.
, + rijping dmv myeline (=vet) rond zenuwen zodat prikkels op juiste
plaats aankomen en niet zomaar verdwijnen, soort geleiding. Als
myeline aanw is rond zenuwen, zal het kind op die plaatsten
beginnen bewegen.
- Leren en maturatie zijn geen processen, maar ander facet vh
fundamenteel groeiproces.
1.3.2 Informatie – Theoretische benadering (’60-’70)
- Mens = Computer DUS informatieverwerkingssysteem
INPUT PERSOON (CZS) OUTPUT
- 3 opeenvolgende stadia binnen infoverwerking (dus binnen CZS)
Respons selectie
Stimulus identificatie
Respons programmering
Probleem: Bewegen vraagt een grote cognitieve belasting, zowel bij het
verwerken v
binnenkomende info (perceptueel complex), als bij het
controleren vd eigenlijke bewegingsuitvoering
1.3.3 Ecologische of contextuele theorie – constraintsmodel van Newell
(1986)
Vorige visies: focus op interne processen en sturing CZS
Ook externe factoren! Alles vertrekt vanuit 3 elementen:
- Individu : interne processen, CZS, lengte, spieren, vet%,…
- Omgeving : indien stimulatie sneller
- Taak
Elk gedrag of evolutie ervan = resultaat v samenspel tss individuele,
omgevings- en taakgebonden kenmerken of constraints5
Gedrag w bepaald door individu, omgeving en taak. Dus intern én
extern!
Constraints:
I. Individuele of intrinsieke Cs:
a. Structureel: Neurologisch (maturatie is rijping, maar meer
dan enkel rijping vh CZS) vb. Fysieke groei, lichaamslengte,
lichaamsgewicht, spiermassa
5
Constraints = beperking, mogelijkheid, voorwaarde