Hoofdstuk 1. Internationaal ondernemen: basisconcepten.
1.1. Internationaal ondernemen, ruimer dan internationale handel.
Internationaal ondernemen = geheel van grensoverschrijdende economische activiteiten van een
onderneming gericht op de creatie van meerwaarde.
Meer: niet alleen aankoop en verkoop van goederen en diensten. Ook investeren in andere landen,
produceren, uitwisseling van know-how en technologie, …
1.1.1. Handel in goederen.
Enkele cijfers die de sterke groei van de internationale handel illustreren:
• Van 1950 tot 1970 => verdrievoudiging van de verhandelde goederen tegenover het basisjaar.
• 1980 – 2000 => toename handelsvolume.
• Vanaf jaren 90 => versnelling door de WTO Uruguay ronde
• 2001-2002 => tijdelijke stagnatie van de groei.
• Vanaf 2003 => wereldhandel begint sterk terug te groeien.
• Financiële crisis van 2008 => groeivertraging.
• 2014 => teller op 18.000
CONCLUSIE: jaren van groeiende wereldhandel worden steeds opgevolgd door jaren van toenemende
welvaart.
ION kijkt ook verder naar ontastbare goederen (Vb. Banksector, toerisme, hotels, …)
¼ van de internationale handel betreft handel in diensten en blijft maar stijgen.
Het grootst in de VS, minder in Duitsland.
Overschot op de dienstenbalans door specifieke sterkte in sectoren.
1.1.3. Internationale kapitaalstromen.
Internationale investeringen = Het gaat hier over de transfer van activa over de grenzen heen of het aankopen
van buitenlandse activa
We kunnen hierbij een onderscheid maken tussen de volgende financiële stromen:
• Directe investeringen.
Categorie van internationaal financieel verkeer met als doel directe controle in het buitenland te
verwerven.
Felle toename van directe investeringen bij landen met een strategisch interessante locatie (Vb.
België).
Inkomende/uitgaande directe investeringen => Gunstig of ongunstig.
Positieve en een negatieve zijde => wat je doet in het buitenland, kan een negatieve gevolg zijn in
het binnenland.
Actieve eigendom op lange termijn.
1
, • Internationale beleggingen.
Beleggen in andere landen.
Passief eigendom op korte termijn.
• Leningen.
Ter beschikking stellen van kapitaal, maar tegen vaste vergoeding.
1.1.4. Arbeidsmigratie.
Arbeidsmigratie = betreft het verhuizen van het ene land naar het andere met als doel daar te gaan werken.
Het moet vooral een economische reden zijn.
Verschil tussen politieke migrant en arbeidsmigrant is niet altijd even duidelijk.
3% van de wereldbevolking is arbeidsmigrant.
1.2. Welke spelers zijn er actief op de internationale markt?
We onderscheiden 4 categorieën:
• Onderneming.
De individuele firma die iets ontwerpt of maakt en vervolgens aanbiedt op de markt vormt als het
ware het brandpunt van de handel.
Verschillende soorten:
➢ Multinationals = doen directe investeringen en zijn actief op meerdere continenten.
➢ KMO = flexibeler en kunnen vaak sneller op internationale opportuniteiten inspelen.
➢ Born global firm = meteen na oprichting te internationaliseren.
• Tussenpersoon in de internationale distributie.
Verlenen marketing en logistieke diensten aan de focal firms.
• Ondersteunende firma’s
Extra firma’s (zoals banken, advocaten, …) die mee groeien op de zaken die door de focal firms in
gang zijn gezet.
• Publieke sector.
De overheid koopt en verkoopt en reguleert bovendien de handel.
1.3. Waarom ondernemingen internationaliseren?
Als externe stimuli:
• Volgen van je klanten:
Je bent vaak als ondernemer verplicht om je klant als het ware te volgen in zijn buitenlands
avontuur.
• Volgen van je concurrenten.
Als je concurrenten om bepaalde redenen hun productie verhuizen naar andere landen, kan je
vaak niet anders dan hierin meegaan om geen competitief nadeel te hebben.
➢ Pro-actief = een stap voor zijn.
➢ Re-actief = reageren en je concurrenten volgen.
2
, • Algemeen ondernemingsklimaat.
Firma’s verhuizen geheel of gedeeltelijk indien andere landen een ondernemersvriendelijkere
klimaat hebben.
Als interne stimuli:
• Groeipotentieel:
Om verder te kunnen groeien ben je verplicht om grensoverschrijdend te werken.
• Winstpotentieel:
Wanneer de eigen markt verzadigd, ontstaat er een erosie van de winstmarges.
Nog ruimer in het buitenland waar de markt minder verzadigd is.
• Nood aan creatieve nieuwe ideeën.
Om je klanten te behouden moet je innovatief zijn.
• Schaalvoordelen genereren.
Door buitenlandse expansie worden de kosten over meer eenheden verdeeld en dus lager.
De aanwezige stimuli leidt tot buitenlandse expansie indien het management de juiste offensieve ingesteldheid
heeft.
Behoudende/defensieve ingesteldheid agressieve/offensieve ingesteldheid.
➢ Defensieve = voorzichtige en indirecte benadering van de buitenlandse markt.
➢ Agressieve = brutaler aanpakken en kan kiezen voor directe stappen.
De Burca, Fletcher en Brown benoemen enkele van de onderliggende factoren waarom internationalisering
zo’n vlucht nam:
• Het internationaal handelskader, met internationale initiatieven zoals GATT en WTO en lokale
initiatieven zoals EU, MERCOSUR, etc is de laatste 50 jaren veranderd.
• Liberalisering van markten.
• Technologische vooruitgang.
Informatie gaat niet enkel razendsnel de wereld rond, ze is ruim toegankelijk.
Filialen staan zo efficiënt in verbinding met elkaar.
Fysieke verkeer van goederen is ook drastisch veranderd.
• Het internationaal monetair kader beantwoordde perfect aan de toegenomen vraag naar
internationale liquiditeit gedurende de laatste 20 jaar en maakte het voor landen en bedrijven
mogelijk om vlot over kapitaal voor buitenlandse financiering te beschikken.
• Veranderingen in het management denken hebben ook in ruime mate bijgedragen tot de versnelde
internationalisering van de economie.
3
, Perlmutter onderscheidt de volgende typologie waarin je ondernemers of ondernemingen kan verdelen,
afhankelijk van houding van het management tegenover het buitenland:
• Etnocentrische bedrijven.
Idee dat het eigen land en de eigen producten superieur zijn t.o.v. andere landen.
Voordeel => simpel en behoudt grote controle.
Nadeel => rem op buitenlandse filiaal en rem op innovatie.
Vooral in Amerika.
• Polycentrische bedrijven.
Elk land is verschillend, maar daarom niet beter of slechter.
Voordeel => motiverend + innovatief.
Nadeel => duurder en moeilijke schaalvoordelen halen.
• Regiocentrische ondernemers:
Binnen bepaalde regio’s gelden dezelfde normen en dat verschillen pas beginnen buiten de regio.
Wat buiten is => polucentrisch of etnocentrisch.
Voorbeeld EU: kent amper onderscheid binnen de Europese Unie, aanpassingen gebeuren buiten
de EU.
• Geocentrische bedrijven:
Ze zien de wereld als hun speelveld waarbij voor alle bedrijven verschillen en gelijkenissen
worden bekeken.
‘Think Local, act local’.
Verklaren de spectaculaire groei van de wereldhandel. Geeroms en Naert geven daar enkele redenen
voor.
1) Beleggers hebben meer geld ter beschikking om te beleggen.
2) Naarmate beleggers meer geld beschikbaar hebben, spelen de financiële markten hier op in door de
ontwikkeling van nieuwe financiële producten zoals opties en swaps.
3) Veel van de controles op internationaal handelsverkeer werden afgebouwd of afgeschaft.
4) Er bestaat een macro-econimische onevenwicht tussen landen: landen met veel meer invoer zullen
tekorten hebben aan financiële middelen en hiervoor moeten lenen.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper emmaroofthooft. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.