Psychiatrie
Verkorte samenvatting van kinder- en jeugdpsychiatrie
Inleiding
Kinder- en jeugdpsychiatrie is het domein van psychiatrische beelden bij 0-18 jarigen, maar die eindgrens is
flexibel.
Kinderpsychiatrie is eigenlijk ook gezinspsychiatrie De omgeving van het gezin speelt een centrale rol in het
ontstaan, ontwikkelen en oplossen van psychiatrische problemen.
Gedeelde domeinen volwassenenpsychiatrie:
- Peripartale psychiatrie
- Transitiepsychiatrie (17 à 18 tot 23 jaar)
- KOPP (Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen) Kindreflex
- Kennisdeling
Historiek
- Eerste kinderpsychiatrische benadering Itard; Victor de l’Aveyron
- Eerste kinderpsychiatrische beschrijving Hoffman; Der Struwwelpeter
o Prentenboek bedoelt voor kinderen van Hoffman over misdragingen en consequenties, maar
bevat veel hedendaagse psychiatrische beelden
- Eerste echte kinderpsychiatrische beschrijving Freud; psychoanalyse Hans
o Eerste mediatietherapie (via ouders)
Classificatie
DSM-V Ontwikkelingschronologisch geordend
In de DSM-IV was er nog een meerassige beoordeling waarbij meerdere assen werden doorlopen alvorens een
diagnose te stellen. Deze assen zijn weggevallen in de DSM-V, waardoor de omgevingsfactoren vaak worden
vergeten en er soms te snel een diagnose wordt gesteld. Deze zijn vervangen door V-codes, maar die worden
minder gemakkelijk gebruikt dan de assen.
DC 0-5 Classificatiesysteem voor psychische en ontwikkelingsstoornissen in de babytijd en vroege kindertijd.
Hierin wel nog altijd een meerassigheid:
1. Klinische stoornissen
2. Relationele context
3. Lichamelijke gezondheid
4. Psychosociale stressoren
5. Ontwikkeling competenties (waar staat een kind op dit moment mbt ontwikkeling?)
Er wordt gekeken naar algemene problematieken (gelijkend aan de DSM-V, maar dan op kindermaat) en naar
specifieke problematieken (slaap-, eet- en huilstoornis).
Neurobiologische ontwikkeling
Bepaalde ontwikkelingen zijn pas mogelijk vanaf bepaalde leeftijden, kinderen kennen
ontwikkelingsmogelijkheden en ontwikkelingsONmogelijkheden. De ontwikkeling is een samenspel tussen
omgeving en genetica.
Door synaptic pruning ‘snoeien’ we dendrieten/synapsen/verbindingen die overbodig zijn geworden. Als je
bepaalde zaken onderstimuleert, blijven de hersenen onderontwikkeld.
Autonome zenuwstelsel Sensorische systeem Motorische systeem Emotioneel systeem Cognitief
systeem.
Bepaalde periodes leiden het gemakkelijkst tot rijping of automatisering wanneer ze op de piek van sensitieve
periodes worden aangeboden (bv. afplakken bij luie oogjes, Suzukimethode).
1
,Autisme spectrum stoornis (ASS)
Prevalentie ASS = momenteel 1%
Prevalentie blijft stijgen, mogelijke verklaringen: oudere ouders, overleving prematuriteit & hoog-risicobaby’s,
vroegdetectie autisme maar vooral betere herkenning.
Het gaat om een spectrum, niet om een continuüm. Het gaat dus om een diversiteit aan prestaties waarop je
verschillend kunt scoren.
DSM-V
A) Deficiëntie in sociale communicatie en sociale interactie in 3 domeinen (moeten alle drie aanwezig
zijn!)
1. In sociaal-emotionele wederkerigheid
2. In non-verbaal communicatief gedrag
3. In ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van sociale relaties
B) Beperkte repetitieve gedragingen, interesses. ≥ 2 van de volgende
1. Stereotiepe bewegingen (fladderen, teenlopen, draaien, speelgoed ordenen), gebruik van
voorwerpen, echolalie (bepaalde woorden/zinnen van tekenfilms uit het hoofd kennen en
constant gebruiken), idiosyncrasieën (zelfuitgevonden woorden die voor deze kinderen erg logisch
zijn omdat ze benadrukken wat zij voelen of bedoelen)
2. Hardnekkige routines, inflexibiliteit ten aanzien van veranderingen, rigide denkpatronen,
eetgedrag etc.
3. Abnormaal intense interesses of preoccupaties
Frequent: dino’s, planeten, Starwars, Pokémon, …
Idiosyncratisch (specifiek voor deze persoon): Bv. vogelnesten, oudere dames met
een mannelijk sporthorloge, stofzuigers, dakpannen, porselein van de Titanic…
4. Hyper- of hypoactiviteit op zintuiglijke prikkels
C) Vanaf de vroege ontwikkeling, maar soms pas tot uiting als de sociale eisen de vaardigheden
overstijgen
D) Lijdensdruk of beperkingen
Mate van ernst
Wordt bepaald adhv ondersteuningsnood op basis van de 2 kernsymptomen.
Niveau 3 Zeer substantiële ondersteuning (zeer beperkt initiatief tot sociale contactname en weinig reactie
op pogingen van anderen + repetitief gedrag op de voorgrond, veel moeite met verandering, inflexibel)
Niveau 2 Substantiële ondersteuning (zichtbare sociale beperkingen, beperkte initiatiefname en
verminderde of abnormale reactie op pogingen van anderen + repetitief gedrag is zichtbaar aanwezig en neemt
veel functionele tijd in beslag)
Niveau 1 Ondersteuning nodig (moeite met initiëren van contact en atypische reacties op pogingen van
anderen + inflexibiliteit is hinderend en problemen met planning en organisatie).
Vroege tekens van autisme
1-2 jaar Lacht niet terug naar volwassenen, zoekt de ogen van anderen niet, geen specifieke aandacht voor
biologische beweging, reageert amper op eigen naam, brabbelt weinig of niet, geen joint attention, betrekt
volwassene niet bij spel, weinig imitatiegedrag.
Peuters-kleuters Liever alleen spelen, weinig fantasiespel, stimulus overselectiviteit (aandacht voor
specifieke details), geen non-verbale ondersteuning van taal, weinig mimiek, geen soepel taalgebruik (mogelijks
achterstand), eenrichtingsverkeer, repetitief (spel)gedrag, routines, obsessieve interesses, zintuiglijke
over/ondergevoeligheid, lichaamscontact vermijden.
Kinderen Moeilijk contact leggen en onderhouden, voelt zich ongemakkelijk in groep, weinig inzicht in wat
anderen denken of voelen, moeilijk taalbegrip (pragmatiek, nemen alles letterlijk, begrijpen ironie niet),
selectief eetgedrag, vlakke intonatie, houterige motoriek, repetiviteit (taal, motoriek, spel), bijzondere
interesses.
2
, Tekens van autisme
Lorna Wing-typologie
Aloof Afzijdig, geen contact zoeken
Passive Passief en accepterend, zoeken zelf geen contact, laten zich het contact welgevallen
Active but odd Actief maar vreemd, zoeken veel contact, maar vanuit het eenrichtingsverkeer
Hyperformal Formeel en stijf, mensen die in contact gaan met heel beleefd en geordend taalgebruik en
hebben zelf niet door dat hun taalgebruik anders is. Mini-professortjes.
Sociale pragmatische communicatiestoornis
Speciaal voor de groep die niet volledig voldoen aan de kenmerken van ASS, maar toch een diagnose zoeken
vanwege begrip en deskundigheid, is de SPCS in het leven geroepen.
Sociale pragmatische communicatiestoornis Moeite met het sociale gebruik van verbale en non-verbale
communicatie
- Moeite met het gebruik van communicatie voor sociale doeleinden
- Beperking om communicatie aan te passen aan context
- Moeite met volgen van sociale (communicatie)regels
- Moeite met het begrijpen van impliciete boodschappen
Geassocieerde problemen
- 35-50% heeft een verstandelijke beperking
- Taalontwikkelingsstoornis 40%; motorische ontwikkelingsstoornis 80%; ADHD 75%; gedragsstoornis
30%; Ticstoornis 5-10%; angststoornis 10-50%; depressie 25-50%; psychose vaak pas bij
jongvolwassenen; katatonie 12-17%; gastro-intestinale klachten (constipatie, reflux, intolerantie,
allergie) 33-66%
o Depressie en angststoornis vaker bij beter begaafden
- 3-5% heeft een genetisch syndroom
o Velocardiofaciaal/22Q11 Deletie syndroom Verschillende delen van het lichaam gaan
samen en zijn een onderdeel van onderliggende deficits.
o Prader-Willi syndroom Smalle neusbrug, amandelvormige ogen, klein beetje scheelkijken,
dunne bovenlip, mond naar beneden gekeerd, overgewicht (door verliezen
verzadigingsgevoel vanaf de puberteit).
3