Sociaal agogische vaardigheden
DEEL 1 COMMUNICATIETHEORIEËN
1 WAT IS (KWALITEITSVOLLE) COMMUNICATIE?
Communicatie = basisbehoefte van de mens
bewust en onbewust voortdurend in interactie met omgeving
Kwaliteit van communicatie: 3 criteria
1. Effectiviteit: heeft je communicatie het gewenste effect
2. Efficiëntie: hoe minder tijd en moeite, hoe geslaagder de communicatie
3. Aanvaardbaarheid: heb je je aan ethische en sociale normen gehouden(respect, eerlijkheid)
Professionele hulpverleningshouding meer competenties!
*Echtheid: wat je binnenin voelt toon je ook naar buiten
*Empathie: Voelen wat de ander vanbinnen voelt
*Respect: Je eigen binnenkant uiten op een manier die rekening houdt met de ander
*Acceptatie: Je accepteert de communicatie van de ander, en plaatst je in zijn denken/voelen
*Verantwoordelijkheid: Om de communicatie bij te sturen, het circulair proces doorbreken
2 DEFINITIE COMMUNICATIE
Communicatie = elk gedrag, zowel verbaal als non-verbaal, dat door de ander kan waargenomen
worden
Geslaagde communicatie is er als datgene wat de zender bedoelt of wil bereiken ook zo door de
ontvanger wordt begrepen of geaccepteerd. (zo loopt het niet altijd!)
1
,3 COMMUNICATIE = EEN CIRCULAIR PROCES
Context
ZENDER Ontvanger
BOODSCHAP
Doel Doel
Verbaal
Behoeften Behoeften
Non-verbaal
Referentiekader Referentiekader
Aanleg Aanleg
Kanaal
Vaardigheden Vaardigheden
Encodering Decodering
RUISSSSSSSS
FEEDBACK
INTRAPERSOONLIJKE COMMUNICATIE = Communicatie binnen 1 persoon = denken
INTERPERSOONLIJKE COMMUNICATIE = Communicatie tss 2 of meer direct (waarnemingen,
gesprek) of via een medium (sms, chat, telefoon, brief)
voortdurende rolwisseling, zender wordt
ontvanger/ontvanger wordt zender
MASSACOMMUNICATIE = Wanneer iedereen ontvanger mag zijn (radio,tv,internet,t-shirt met tekst
op,tattoo,..)
3.1 Doel, behoeften en bedoeling
Communicatie is niet altijd bewust vak impulsief, onbewuste behoeften & drijfveren
Biologische behoeften: eten,drinken,ademen,…
Sociale behoeften/motieven:
*Behoeften aan macht & controle
*Behoefte aan geaccepteerd worden: affiniteits-of affiliatiedrijfveer
*Behoefte aan onafhankelijkheid: autonomie
Bedoeling van de boodschap
*Informeren
*Overtuigen (zender wilt dat ontvanger anders denkt over iets)
*Activeren (zender wilt dat ontvanger iets doet of niet doet)
*Ontspannen (zender wilt ontvanger plezier verschaffen bv. Een mop)
*Emoties oproepen (zender wilt ontvanger in bepaalde sfeer brengen)
2
, 3.2 Referentiekader/ identiteit
= alles wat in onze binnenwereld opgeslagen zit:
*Vroegere ervaringen
*Kennis
*Waarden, normen, opvattingen en vanzelfsprekendheden
*Zelfbeeld
*Vaardigeheden
De ontvanger interpreteert de wereld (gedrag, boodschap) van de zender vanuit zijn eigen
referentiekader.
3.3 Context
Communicatie vind altijd plaats in een bepaalde context.
*Ruimtelijke situatie: binnen,buiten,land,werelddeel,cultuur,wijk/stad…. Omgeving bepaald hoe en
waarover er iets gesproken kan worden en hoe erop gereageerd wordt.
*Tijdssituatie: Moment van de dag, jaar… tijd kleurt de communicatie.
*Omstandighedensituatie: Mensen communiceren altijd onder bepaalde omstandigheden.
Prettige/onprettige, gunstige/ongunstige. Wat er vooraf gebeurde, de
doelen,machtsrelatie,toestand waarin men zich bevindt (moe,
gespannen,moedeloos,hoopvol,..)
3.4 De boodschap (encoderen, kanaalkeuze, niveaus van boodschap)
Kanaal: rechtstreeks/onrechtsteeks (via tussenpersoon of medium)
Kanaalruis:
*Fysieke ruis: lawaai, donker,onleesbaar,..
*Psychologische ruis: vooroordelen,stereotypen, angst
*Semantische ruis: talen,vakjargon,culturele invloeden
Verschillende niveaus en functies:
*Inhoudsaspect/zakelijk aspect: wat wordt er precies gecommuniceerd
*Betrekkingsaspect: de zender treedt door zijn boodschap in relatie tot de ontvanger
*Expressieve, affectieve functie: hij drukt zijn mening/gevoel uit
*Relationele functie: hij zegt iets over de relatie tot de ontvanger
*Appellerende functie: de zender wil dat de ontvanger iets doet/niet doet
3.5 Decodering en feedback
Ontvanger interpreteert de boodschap vanuit zijn eigen referentiekader. En reageert (=feedback) al
of niet bewust.
Feedback: onmiddellijk(lach,antwoorden,…), uitgesteld(mening herzien, gevoel laten groeien,…)
maar ook niet-reageren is een boodschap terug.
3