Basisvaardigheden Interview & Observatie
Begrippenlijst + oefenvragen hoofdstukken 1 – 2 – 5 – 6 -7 -8 -9
Hoofdstuk 1 - Observeren, eenvoudig... of toch niet?
1.1. Observeren in het dagelijkse leven
Verbaal gedrag Omvat alles wat de persoon in woorden uitdrukt.
Non – verbaal gedrag Omvat alle signalen die je niet in woorden uitdrukt , zoals
gelaatsuitdrukking, oogcontact, lichaamshouding, gebaren,
bewegingen, stemgebruik.
Ongemerkt observeren we dit gedrag ook.
Basisgevoelens Hebben universeel karakter.
4 basisgevoelens:
Boosheid
Vreugde
Verdriet
Angst
7 basisgevoelens
Afkeer
Verrassing
Minachting
Onderzoek van Paul Ekman
Foto’s van gelaatsuitdrukken van personen van alle werelddelen.
Eerste indruk Eerste gedachten en gevoelens die je je over iemand vormt op basis van
je allereerste waarneming van de persoon.
Zelfobservatie Is de waarneming van je eigen gedrag en innerlijke prikkels (lichamelijke
gewaarwordingen, gevoelens en gedachten.)
Afgeleide observatie Is jouw waarneming van hoe anderen zich tegenover jou verhouden,
waaruit jij gaan ‘afleiden’ wat zij over jou denken en voelen.
Spiegelneuronen Dit zijn hersencellen die actief worden door het observeren van
wat iemand anders doet.
Ze bevinden zich op dezelfde plaatsen in het brein die actief
worden wanneer je zelf een handeling uitvoert.
Spiegelneuronen in je brein ‘spiegelen’ dus de handelingen van
anderen alleen door observatie , ook al handel je zelf niet.
Spiegelneuronen worden ook actief wanneer je de gevoelens van
iemand anders observeert. Ze dragen dus bij tot je
inlevingsvermogen.
Attributie Attributie is het automatisch toekennen van betekenis aan en het
zoeken naar verklaringen voor het gedrag van anderen en jezelf.
Het is een proces.
Je interpreteert je eigen observaties.
Je verleent onmiddellijk betekenis aan datgene wat je bij jezelf,
bij de ander of tijdens interacties waarneemt.
Gebeurt niet zomaar toevallig, maar volgens strategieën die
vastleggen op welke manier je gedragingen neigt te
interpreteren.
1
, Inzicht in deze strategieën is essentieel om te begrijpen hoe je
van de waarneming naar de interpretatie van gedrag overstapt.
Voorbeeld pag 6.
Wat doe je met de info die je uit observaties haalt?
Die gebruik je om interacties met anderen te sturen.
Wat gebeurt er bij een ontmoeting bij een onbekend persoon?
Ongemerkt observeer je eerst alle uiterlijke kenmerken.
Deze kenmerken bepalen vanaf het eerste ogenblik het oordeel dat je velt.
Pas wanneer je werkelijk met de persoon communiceert, ga je ook andere aspecten
observeren en de eerste indruk te verfijnen.
Dan spits je je toe op het verbale gedrag van die persoon.
o Verbaal gedrag
o Non verbaal gedrag
Wat observeer je zo in het dagelijkse leven?
De consistentie + discrempantie tussen verbale en non-verbale signalen.
Wie was Ekman?
Onderzoeker die onderzoek deed naar basisgevoelens (boosheid, vreugde, verdriet, angst)
Onderzoek naar gelaatsuitdrukkingen over heel de wereld.
Welke elementen zijn afhankelijk van hoe je non-verbale en fysieke kenmerken interpreteert?
Omgeving
Tijd
Plaats
Weke elementen beïnvloeden de expressie/interpretatie van lichaamstaal + non-verbaal
gedrag?
Waarden + normen
Eigen persoonlijkheid + Ervaring
Wanneer gebruik je alleen de aanvankelijke waarneming?
Je gebruikt dat als een praktische hulp om je sociaal snel te plaatsen tegenover anderen.
Observatie heeft meerdere doelen, welke?
Je verwerft info over anderen
o Waarmee je al dan niet direct communiceert
Je verwerft info over relaties + situaties
o Waarbij je al dan niet betrokken bent
Je verwerft info over jezelf
o Vooral dmv zelfobservatie en afgeleide observatie.
o Hoe denk jij dat anderen over je denken.
2
,1° Zelfobservatie
2° Afgeleide observatie
Waarom gebruiken we onze spiegelneuronen?
Om bij te dragen aan ons inlevingsvermogen.
Hoe gebeurt attributie?
Niet toevallig, maar volgens strategieën die vastleggen op welke manier je gedragingen
neigt te interpreteren.
Inzicht in dez strategieën is essentieel om te begrijpen hoe je van waarneming naar de
interpretatie van gedrag overstapt.
Welke beperkingen heeft alledaags observeren en van waar zijn die afkomstig?
Bij alledaags observeren moet je voortdurend en ongemerkt waarnemen, verwerken en
interpreteren van zintuiglijke prikkels.
Er treden vertekeningen op tijdens de ongemerkte verwerking van observaties. Bv tijdelijke
vertsoringen van de waarneming als je je niet lekker voelt.
Andere vertekening: blijvende invloeden zoals persoonlijkheid en denk en voelwijen,
sociale achtergrond geven vorm aan je observaties.
Het tijdperk, plaats en situatie bepalen verder de waarneming van, of interacties met,
anderen.
Omschrijf observeren in één zin?
Subjectief, continu en impliciet persoon-situatie-momentgebonden proces van
gedragswaarneming en interpretatie.
1.2. Maar wat is observeren nu precies?
Waarnemen Opnemen van prikkels via zintuigen.
Afhankelijk van de prikkels gaat het om
verschillende zintuigen.
Ook innerlijke gewaarwordingen behoren hiertoe
(pijn, jeuk, warmte)
Professioneel observeren observeren als beroepsvaardigheid om gedrag,
personen of situaties te begeleiden.
Is bewust met doelgerichte aandacht via zintuigen
waanemingsprikkels in zich opnemen en
verwerken.
Definitie heeft 4 kwaliteitseisen.
Eisen op pag 7.
Perceptie Tijdens de observatie neem je waarnemingen eerst
op in de vorm van de prikkels die je zintuigen
bereiken.
De zintuigen sturen deze prikkels door naar de
hersenen, waar ze bewerkt worden.
Het brein selecteert, organiseert en interpreteert
3
, de waarnemingsprikkels dus verder.
Perceptie is de verdere bewerking van de
zintuiglijke prikkels of gewaarwordingen door het
brein tot zinvolle gehelen.
Eerst bewaart het brein de zintuigelijke prikkels in
het korte termijngeheugen voor aanvankelijke
bewerking.
Slechts een deel van alle waarnemingen wordt
opgeslaan in het lange termijn geheugen.
Selectiviteit van waarneming betekent dat wat je bewust waarneemt altijd een
ongemerkt gekozen gedeelte is van alle prikkels die
je zintuigen bereiken.
Ook de perceptie of verdere bewerking van de
informatie tot zinvolle gehelen is selectief.
Selectie gebeurt niet toevallig, maar volgens
cognitieve en emotionele basiswerking van het
brein.
COGNITIEF bepalen de aandacht-en
geheugencapaciteit bv hoeveel prikkels je kunt
opnemen.
EMOTIONEEL bepaalt je gemoedstoestand bv
welke prikkels je in het oog springen.
Subjectiviteit van waarneming Uiteindelijke interpretatie van de waarnemingen
verschillen van persoon tot persoon.
Verdere bewerking van de prikkels in je brein
gebeurt volgens je gebruikelijke denk-en
voelwijzen, ervaringen en belevingen.
Het brein slaat alleen bewerkte waarnemingen
langdurig op in het brein waarvan het denkt en
voelt dat die het meest relevant zijn.
Impliciete of niet-declaratieve Zorgt voor informatieopslag zonder dat je je
geheugen daarvan bewust bent.
Alleen wanneer je één of andere informatie
daadwerkelijk nodig hebt, haal je die terug dankzij
het expliciete geheugen.
Expliciete of declaratieve geheugen Laat je toe opgeslagen kennis bewust op te
roepen.
Het komt er dan op aan de juiste ‘opbergruimte’ te
openen.
Dit kan soms mislopen, het geheugen is onderhevig
aan cognitieve en emotionele effecten.
Geef de kwaliteitseisen van systematische observatie in het werkveld?
1) Op bewuste wijze info opnemen. Je beseft dat je aan’t observeren bent. Hoe ga je
observeren, waar ga je op letten...
4
, 2) Doelgerichte aandacht. Je spant je doelgericht in om gedragsinfo te verzamelen. Je moet
weten wanneer je aandacht beschikbaar zal zijn. Je aandacht schommelt bv tijdens de dag,
je word afgeleid van je omgeving, dus moet je je extra inspannen.
3) Observatie gebeurt via zintuigen. Natuurlijke hulpmiddelen gebruiken zoals ogen, oren,
neus.. Bij mensen zijn alle zintuigen niet in gelijke mate ontwikkeld. Je neemt vooral waar
met je zicht.
4) Bewaar/registreet je observaties. Eerst neem je observaties waar als prikkels die je
zintuigen bereiken. Dan komen ze naar de hersenen waar de prikkels bewerkt worden. Het
brein selecteert, organiseert en interpreteert de prikkels (perceptie).
Verklaar cognitief vs emotioneel bij selectiviteit van de waarneming?
Cognitief bepalen de aandacht- en geheugencapaciteit hoeveel prikkels je kan opnemen.
Emotioneel bepaalt je gemoedstoestand welke prikkels je in het oog springen.
Noem een overwegend cognitieve situatie?
Je gebruikt een boodschappenlijstje om te gaan winkelen.
Wat is dus observeren?
Een cognitief en emotioneel gestuurd proces van informatieverwerking.
Observeren bestaat uit het bewerken van een objectieve werkelijkheid, namelijk alle
prikkels die de zintuigen bereiken, tot een subjectieve werkelijkheid.
Geef 2 overeenkomsten van Porfessioneel en alledaags observeren?
1) Ze hebben hetzelfde DOEL:
a. informatie vergaren over gedragingen van mensen (op individueel/groepsniveau),
interacties, relaties en/of situaties.
2) Ze hebben dezelfde bronnen van VERTEKENING:
a. Observatie is nog altijd een methode uitgevoerd door mensen, met typische
zintuiglijke werking, momentgebonden variaties in aandacht en geheugen, denk en
voelwijzen en blinde vlekken.
Geef de 3 verschillen van professioneel en alledaags observeren?
1) DOEL van observeren:
a. Professionele observatie wil op doelgerichte wijze info verzamelen, uitgaande van
observatievraag en leidend tot handelingsbesluit. Veronderstelt een expliciet en
bewust proces om waarnemingen te vergaren en verwerken.
b. Ongemerkt, continu waarnemen in het dagelijkse leven.
2) METHODE/ WERKWIJZE:
a. Bij alledaags observeren selecteert, registreert en interpreteert het brein de
prikkels automatisch en ongemerkt.
b. Tijdens professionele observatie zorg je er voor om de waarnemingen op
aantoonbaar standvastige/ geldige manier te verzamelen. Daarom toevallige fouten
zoveel mogelijk weg werken. Efficiente manier hiervoor: observatieproces
stapsgewijs ontrafelen.
3) OBSERVATIERESULTAAT:
a. In dagelijkse observatie handel je voortdurend vanuit de ongemerkte interpretaties
die je van de waarnemingen maakte.
5
, b. In professionele observatie dien je je interpretaties eerst gedegen te
onderbouwen. Vervolgens leidt je doelbewust uit af hoe de observatieresultaten je
handelen kunnen begeleiden.
Hoofdstuk 2 – WWW observeren: waarom, wanneer, wat..en hoe?
2.1. Waarom observeren?
Professionele observatie Het verzamelen en ordenen van waarneembaar gedrag, vooral met
behulp van de visuele en aanvullend de auditieve waarneming.
De observatie vindt plaats in de natuurlijke omgeving van de
persoon zonder of met minimale controle op het gedrag vanwege
de observator. Hieruit volgen de hoofddoelen van observatie als
methode .
Hypothese Is een toetsbare verwachting of voorspelling van hoe het gedrag of de
interactie zich zal voordoen in de gegeven situatie.
Waarom observeren we?
Om inzicht te krijgen op het gedrag van anderen en jezelf.
Observatie is een wetenschappelijk verantwoorde methode om gedragsinfo te verzamelen.
Het uiteindelijke doel is vaak: gedragsvoorspelling.
Om info in te winnen over gedrag.
Wat is het doel van observatie?
Het eerste doel is beschrijvend.
Uitzoeken hoe gedrag samenhangt met omgevingskenmerken.
Toetsende rol, daarna kan je hypotheses opstellen.
Waarvoor is observatie alvast niet geschikt?
Om oorzaak-gevolg verbanden met zekerheid te bepalen.
Daarom is er sprake van ‘waarschijnlijke samenhang’ die je via observatie vaststeld.
Is dit een juiste uitspraak? “Gelijktijdige waarneming volstaat niet om een oorzaak-
gevolgverband vast te stellen”
ja.
Systematisch wetenschappelijk onderzoek gedurende een decenium heeft geen directe
oorzaak-gevolgeffecten kunnen vaststellen tussen bv inenting en autisme.
2.2. Wanneer en wat observeren?
Welke situaties/momenten zijn NIET GESCHIKT om te observeren?
Gedrag dat zich niet afspeelt op het moment zelf.
Bv gedrag uit het verleden of gedrag uit de toekomst.
Gedragingen die zich weinig frequent voordoen
Gedrag dat niet altijd op te roepen is.
6
, Als observator is het niet altijd mogelijk om aanwezig te zijn wanneer het gedrag zich
voordoet.
Hoe kunnen we dit oplossen als we dan niet kunnen observeren?
Beroep doen op zelfrapportage van herrineringen, intentieverklaringen of voorspellingen.
Welke situaties zijn MINDER GESCHIKT of nauwelijks haalbaar?
Inwinnen van info van een grote groep personen.
o Bv als je relatiepatronen wil te weten komen tussen werknemers van een groot
bedrijf, dan is observatie te tijd en werkrovend omdat je maar één per één kan
waarnemen.
Bij weinig toegankelijke onderwerpen
o Bv bij intiene onderwerpen
Cognities en emoties
o Omdat je er naar streeft zo weinig mogelijk deductief te denken of interpretaties uit
te voeren
Wat is hier een oplossing voor?
Enquête of sociogram.
Observatiedoel bijstellen
o Bv relatiepatronen observeren tijdens de teamvergadering of tussen leden van één
afdeling.
Wat is een vereiste van adequate observatie?
Dat het gedrag bij voorkeur zo direct mogelijk waarneembaar is.
Waarom is het niet vanzelfsprekend om denk-en voelwijzen direct via het gedrag te
waarnemen?
Omdat observatie heel wat tussen stappen vergt tussen de innerlijke toestand en het
waarneembare gedrag dat daarvan een geldige en consistente weerspiegeling is.
Vanaf wanneer wordt observatie moeilijker?
Naarmate de afstand groter is tussen het waarneembare gedrag en het innerlijke proces
waarover je informatie zoekt.
Aan welke wijze van observatie geven we de voorkeur?
Geef voorkeur aan de meest directe manier van informatieverzameling.
o Stel bv vragen in een gesprek of via vragenlijst, eerder dan indirect de gevoelens of
overtuigingen van de persoon uit diens gedrag af te leiden. (regel)
Geef enkele kritische bedenkingen bij deze regel?
Tussen de vraag en antwoord liggen veel tussenstappen.
Antwoord is bv afhankelijk van hoe de vraag verwoord is en met welke info ze gesteld
wordt.
Ook antwoordvaardigheden en bereidheid van persoon spelen een rol.
7