Dit is een samenvatting van het deel dat de leerstof van 'Relationele en communicatieve vaardigheden' bevat. De samenvatting bevat ook alle informatie over de cyclus van Korthagen en de SMART-doelstellingen. Samen met mijn document 'Gezondheidspromotie' is dit alle leerstof die gekend moet zijn voo...
De vroedvrouw als coach
Communicatiemodel van Schulz Von Thun
Inleiding:
Communicatie = “de uitwisseling van symbolische informatie die plaatsvindt tussen mensen die zich
van elkaars onmiddellijke of gemedieerde aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels
bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd.” (Oomkes)
→ Men moet gemeenschappelijke betekenis kunnen creëren.
Schulz Von Thun: communicatiemodel:
De elementen:
1. Zender: ‘Encoderen’ → Gevoelens en gedachten omzetten in symbolen.
→ Verschillende doelstellingen:
− Interesseren of sensibiliseren (belangstelling v/d andere)
− Informeren (kennis v/d andere) → Hij wil dat de ander iets weet.
− Overtuigen (houding v/d andere) → Hij wil dat de ander zijn mening deelt.
− Aansporen (gedrag v/d andere) → Hij wil dat de ander iets doet.
2. Ontvanger: ‘Decoderen’ → Interpreteren van symbolen van de zender.
→ Interpreteren vanuit eigen referentiekader: ontvanger ‘begrijpt’ de symbolen zoals hij
geleerd heeft dat symbool te begrijpen.
3. Boodschap: 4 aspecten in elke boodschap → 1 verbaal (inhoud), 3 non-verbale (betrekking).
→ 4 aspecten:
− Zakelijk aspect (= informatieve of referentiële functie) → Verbaal (mondeling of
schriftelijk) → Inhoud van boodschap is belangrijk!
− Expressief aspect → De zender laat zien wie hij is en hoe hij voelt en denkt. Hij toont
iets van zichzelf.
− Relationeel aspect → Relatie tussen gesprekspartners wordt mogelijk, houdt deze in
stand of verandert haar.
∙ Kan doorklinken in de toon waarop iets wordt gezegd.
∙ Zakelijke aspect kan hetzelfde zijn en het relationele aspect niet.
∙ Je krijgt iets gedaan met een gelijkwaardige en vertrouwensrelatie.
− Appellerend aspect → Zender nodigt uit tot actie; zender probeert bepaald doel te
bereiken.
4. Kanaal
= de weg of het middel dat de zender gebruikt om zijn boodschap tot bij de ontvanger te
krijgen.
→ 2 groepen kanalen:
− Verbale (digitale) communicatie → gesproken of geschreven, algemeen aanvaarde
tekens.
− Non-verbale (analoge) communicatie → (= lichaamstaal, lichaamscommunicatie)
5. Feedback
= het middel om na te gaan of de communicatie goed is overgekomen.
− Spontaan
, − Ernaar vragen (non-verbaal of verbaal)
Het appellerende aspect meer in detail:
• Verzoek van de patiënt (verborgen of expliciet)
→ Mogelijke redenen van verborgen verzoek:
− Angst om zichzelf te laten kennen
− Beleefdheid, bescheidenheid
− Risico van afwijzing vermijden
− Vrijwilligheid mogelijk maken
− Verantwoordelijkheid uit de weg gaan
− Uit een cultuur komen waar men een onrechtstreekse manier van communiceren
heeft.
→ Mogelijke reacties:
1. Toegeven en ingaan op het appel.
2. De verborgen boodschap negeren en ingaan op één van de andere drie aspecten van de
boodschap.
3. Het verborgen appel onthullen.
4. Appellerende boodschap in tegenovergestelde zin brengen.
→ Wanneer doe je wat? Geen regels, per geval kijken of het verzoek gerechtvaardigd
is.
• Verzoek aan de patiënt
1. Doe een duidelijk verzoek met keuzevrijheid (indien mogelijk)
2. Roep geen te grote weerstand op
3. Zorg dat er geen te grote tegenspraak is met de opvattingen
4. Zorg dat er geen tegenspraak is met het relationele aspect
5. Zorg dat er geen tegenspraak is met het expressieve aspect
6. Probeer zo goed mogelijk rekening te houden met de context en cultuur van de
patiënt/cliënt.
Mogelijke storingen – gelinkt aan het model Schulz Von Thun:
→ Miscommunicatie (= vervorming in de communicatie)
→ Door de interpretatie die men geeft aan:
− Woordtaal
∙ De afgesproken betekenis die men aan een bepaald woord geeft.
− Lichaamstaal
∙ Geeft informatie over relationele aspect
∙ Communicatie krijgt meer betekenis door houding, bepaald gebaar, intonatie.
− Omgeving
∙ De afstand die men tot iemand bewaart zegt iets over de relatie of inhoud van de
boodschap.
, IK (deze kant) JIJ/ANDER (overkant)
BUITENKANT BUITENKANT
BINNENKANT BINNENKANT
BEDOELING EFFECT
≠
INTENTIONEEL BEDOELD NIET-INTENTIONEEL
BEDOELD
• Ruis
= de factoren die een geslaagde communicatieoverdracht belemmeren.
→ Soorten ruis:
− Interne ruis → Alle onzichtbare processen binnen de ontvanger. Bv. Elders zitten met de
gedachten.
− Externe ruis → Alle storingen van buitenaf. Bv. Omgevingslawaai.
− Materiële ruis → Storende invloeden op de boodschap. Bv. Koffievlek op brief, e-mail die
niet toekomt.
− Organisatorische ruis → Bemoeilijkt de communicatie door organisatorische fout. Bv.
Onverwachte lokaalwijziging.
− Emotionele ruis → Gevoelens en gedachten bij de ontvanger belemmeren de
informatieoverdracht. Bv. Kwaadheid, teleurstelling.
− Referentiële ruis → Communicatiestoornissen te wijten aan een verschil in
referentiekaders.
→ Een referentiekader wordt gevormd door:
∙ Vroegere ervaringen
∙ Opvoeding
∙ Cultuur
∙ Verwachtingen
∙ Sociale convecties
Non-verbale communicatie
Luistervaardigheden
→ Van belang voor echt luisteren:
− Intentie te willen luisteren
− Inleven in de situatie van de zender.
→ Luisteren: passief proces, actieve bezigheid;
, − Passief luisteren = het verhaal van de zender over je heen laten komen en hier niet op
reageren.
− Actief luisteren = zelf vaardigheden inzetten om de boodschap van de zender goed in je op
te nemen.
Aandacht gevend gedrag:
• Kleine aanmoedigingen (geven aandacht gevend gedrag weer):
− Open houding
− Lichaamstaal
− Kleine verbale reacties
→ Oppassen dat dit niet storend werkt.
Empathische vaardigheden:
− Het ‘erbij’ zijn
− Je iets kunnen voorstellen
− Iets kunnen (en willen) begrijpen
− Iets herkennen en erkennen
− Normaliseren van de belevingswereld
− Erkenning geven
→ Leren van empathische vaardigheden:
− Luisteroefeningen
− Terug vertellen van wat de luisteraar gehoord heeft
− Vragen stellen aan een geoefend toeschouwer.
Observeren:
→ Waarnemen wat er met de spreker gebeurt door waarnemen van:
− Stemkleur
− Intonatie
− Snelheid van praten
− Luidheid van stem, …
→ Kan ook zonder oogcontact.
→ Hulpmiddel bij oogcontact = non-verbale gedrag van spreker.
→ Door te observeren verkrijgt de luisteraar informatie:
− Congruentie = gedrag en inhoud van de spreker stemmen met elkaar overeen.
− Incongruentie = gedrag drukt iets anders uit dan de inhoud van wat verteld wordt.
→ Betekenis of interpretatie wordt onduidelijk.
→ Valkuil bij observatie: foute interpretatie van non-verbaal gedrag.
→ Bij onduidelijkheid stel je goede vragen aan de spreker. (cruciaal!)
Gesloten en open vragen:
• Gesloten vragen
= enkel een ja- of nee-antwoord is mogelijk.
• Open vragen
= vragen die beginnen met een vragend voornaamwoord: hoe, wanneer, wie, wat, waar,
waarom.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sarthevl. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,39. Je zit daarna nergens aan vast.