Wijsgerige Pedagogiek 2 AJ 2020-2021 Prof. Jan Masschelein
Colleges
30 september 2020
Oikoten als pedagogische experiment
- Uitgangspunt: ervaring van onrecht, geloof in kunnen
o De begeleiders willen de wanorde niet herstellen, hun storende factor zit hem erin dat dat
kans op toekomst lijkt verspeeld.
- ‘Total institutions’: voortdurend tonen en ‘tonen’: gebonden aan sociale normen
o Erwin Goffman
o Michel Foucault
- Eigenaardige visie op samenleven: sterkste zijn, uitsluiting, geen geborgenheid, moeilijkheid om
eigenwaarde te ontdekken.
- Vicieuze cirkel: ze hebben geen toekomst, ze zijn levend begraven in Mol (het laatste station der
jeugdinstellingen, nog net geen gevangenis).
o Levend begraven hun toekomst ligt al helemaal vast en er lijkt niets wat ze eraan kunnen
doen.
- Oikoten: levenwekkende ervaring
o Oikoten = vzw Alba
Weg uit de instelling: (oikos: huis) naar de vrijheid
- Weg = tocht + voorwaarden (te voet + aan de wet houden)
o Aandeel van de jongere
o Aandeel van de begeleider uitdaging van de situatie
- Opvoeder representeert niet de wijze waarop men zich moet leren gedragen. Het is de situatie die
eisen stelt en de relatie compliceert.
Wat is hier nu vorming?
- Levenwekkende ervaring
- Confrontatie/ontmoeting jongere – werkelijkheid (wereld)
- Niet luisteren naar ‘diepere’ zelf, niet luisteren naar ‘bestemming’ (rationele zelf) maar gesprek met
zichzelf (denken) als antwoord op wat gebeurt (wereld) en zich verhouden tot verleden. Dit
impliceert onrust en vreugde
- Ervaring van interesse (wereld-ontsluiting)
- Ervaring van kunnen (niet als prestatie, maar als herinnering aan het zelf als handelend zelf)
- Hoe met de ervaring om te gaan? Wat wordt mij gezegd? Wat hebben wij met de dingen en de
anderen te maken en zij met ons? Ze spreken ons aan? Ze vragen iets.
Onderzoeken en herinneren. (niet verwerken, verklaren): dat is denken Hoofdstuk ‘denken’ in De
lichtheid van het opvoeden
1
,Wijsgerige Pedagogiek 2 AJ 2020-2021 Prof. Jan Masschelein
14 oktober 2020
Klaus Mollenhauer – Vergeten Samenhang – inleiding
‘In zo’n situatie is het nuttig nog eens aan de oude vraag te herinneren of er zoiets bestaat als ‘eerste
beginselen’ (Elementaria) van de moderne pedagogiek, dat wil zeggen: een zo beperkt mogelijk aantal
probleemstellingen, die niemand zou mogen negeren, waar hij ook werkzaam is in ons stelsel van opvoeding en
onderwijs, als hij in deze tijd verantwoord wil opvoeden.’
Vormbaarheid
- Protagoras, Hippias, Salon, Gorgias, Antiphone, Calliceles, Kritias, …
- Relativeren overgeleverde normen (traditie) en goden (religie) – Protagoras: niet God, maar de mens
is maat van de dingen
o Het oude Athene werd gestuurd door aristocraten (adellijke families ontleenden
aanspraak op buren omdat ze deelden in het bloed van de Goden, men kon enkel tot de
aristocratie behoren door geboorte).
o De sofisten: een beroep doen op de goden is een manier om de meerderheid van de mensen
te verdoven zodat ze luisteren naar wat de aristocraten te zeggen hebben Goden zijn
verzinsels van de aristocraten om de mensen naar hen te laten luisteren).
- Vallen ‘bloedgemeenschap’ en ‘afstamming’ aan als basis van rechten en maatschappelijke positie. In
de plaats daarvan: aard van de mensen in individuele toevalligheid en meerduidigheid die ‘gevormd’
kan worden!
o Protagoras – de deugd kan geleerd worden
Je hebt deugdzaamheid nodig om de samenleving te vormen/leiden en dat zijn geen
experts iedereen kan namelijk de deugd aanleren
Indien deugdzaamheid niet geleerd kan worden dan zou het ook zinloos zijn
om mensen te straffen. Je straft pas mensen omdat we ervanuit gaan dat ze
deugdzaam kunnen worden door studie en dat het straffen kan helpen ze
de fout niet meer te maken in de toekomst.
- Antiphon: ‘We zijn in elke relatie van gelijke natuur, barbaren en Grieken. We ademen allemaal
dezelfde lucht door mond en neus en eten allemaal met onze handen.’
o We zijn geboren in een democratie waardoor we allemaal van nature bekwaam zijn om de
samenleving te besturen School: het is niet van nature bepaald wat iemand kan/kent en
dus ook niet van nature bepaald is voor welke positie iemand bepaald is.
- Bevestiging van ‘vormbaarheid’ van lichaam, geest en ziel.
o De school benadrukt dus de vormbaarheid van de lichaam, geest en ziel
Protagoras
- Iedereen kan deelnemen aan beraadslaging – iedereen kan deugdzaam zijn.
- Is niet aangeboren, en geen kwestie van toeval, maar aangeleerd.
- Niemand zou zich bezighouden met straffen/berispingen indien me ervanuit zou gaan dat wat men
doet berust op toeval of natuur, enkel wanneer men ervan uitgaat dat ze kunnen ontstaan door ijver,
oefening en studie, men straft immers met het oog op de toekomst, om nieuw onrecht te voorkomen.
- Uitvinding van de democratie en de school (de school is uitgevonden door Isocrates).
Pica della Mirandola
‘Ik heb u noch een vaste plaats, noch een eigen gelaat, nog enige bijzondere gave geschonken, o Adam, opdat
gij naar eigen goeddunken uw plaats, uw gelaat en uw gaven zult kiezen, veroveren en bezitten. De natuur
begrenst andere wezens door wetten welke ik heb ingesteld. Maar gij, die aan geen enkele grens gebonden zijt,
gij zult door uw eigen wil, in de handen waarvan ik u heb geplaatst, uzelf bepalen. Ik heb u te midden van de
wereld geplaatst, opdat gij beter kunt aanschouwen wat deze wereld bevat. Ik heb u hemels noch aards,
2
, Wijsgerige Pedagogiek 2 AJ 2020-2021 Prof. Jan Masschelein
sterfelijk noch onsterfelijk gemaakt, opdat gij vrijelijk en naar eigen oordeel, als een goed schilder of een
bekwaam beeldhouwer, uw gestalte zult voltooien.’
Johann Friedrich Herbart
1776 – 1841
‘Der Grundbegriff der Pädagogik ist die Bildsamkeit des Zöglings’
‘Het grondbegrip van de pedagogiek is de vormbaarheid van de opvoedeling’
Martinus Jan Langeveld
Als oorspronkelijk gegeven is de mens niet iets, maar veel erger: hij is de meest voorkomende onbepaaldheid
die zich aan zichzelf opdringt. Volgt daarop geen antwoord, dan liquideert dit wezen zichzelf en is daarmee van
een vragen begin geworden tot een zwijgend einde-dat-niet-komen-wil. Het is waar wat diverse filosofen
gezegd hebben, dat de mens een wezen is dat niet eens weet wat hij is, maar in dit niet weten schuilt juist de
kern van de zaak: de mens is een wezen dat niet kan weten. Dit is een dier niet gegeven.’
‘In de geschiedenis van het Westeuropese denken heeft men de mens onder allerlei kernwoorden trachten te
vangen: homo sapiens (de wijze, verstandige mens), animal rationale (het wezen in het bezit van de rede), ζῷον
πoλίτικoν (in gemeenschap levend wezen), homo faber (het wezen dat allerlei vervaardigen kan), ‘aan
hoogmoedswaanzin lijdende roofapensoort’, kind Gods, en wat niet al. De pedagogiek kan wel niet alles, maar
er is toch grote speling in de interpretatiemogelijkheden van wat er als taak voor haar liggen kan of als gegeven
in een situatie of in een kind als persoon, in een opvoeder, een gezin onontkoombaar is of van grote positieve
waarde. Wat zou zij wel niet allemaal kunnen zien in dat ‘verstand, die ‘rede’, dat ‘kunnen maken’, enz.?
Volstrekt constitutief is echter de opvatting van de mens als ‘animal educandum’ als het ‘dier’ dat ‘opgevoed
moet worden’, omdat het een ‘animal educabile’ een op opvoeding aangelegd en aangewezen ‘dier’ is.
Voor de pedagogiek is het bepalend dat de mens een dier is at niet van nature is bepaald en dat dus kan
worden opgevoed. Maar bij Langeveld houdt dit ook in dat mensen niet geboren worden als mensen, maar tot
mensen worden opgevoed Opvoeding richt zich naar een normatief beeld van de mens.
Jean-François Lyotard
‘Als mensen als mensen geboren zouden worden, zoals katten nagenoeg als katten geboren worden, dan zou
het niet mogelijk zijn - … - ze op te voeden.’
Ze moeten opgevoed worden omdat ze:
- Niet door de natuur gestuurd
- Niet geprogrammeerd
- Aangeboren tekort
- Ze hebben niets ‘eigens’
Wat is menselijk?
Het aanvankelijke tekort (‘infantia’), de afwezigheid van programma, of zijn vermogen een ‘tweede natuur’ te
verwerven. Maar de eerste wordt niet ‘opgevuld’ door de tweede, er blijft een rest: een ‘onbepaaldheid’ of een
kindheid die nooit over gaat, een kindertijd die blijft voortduren.
‘Gespeend van taal, niet bij machte rechtop te staan, weifelend over de objecten van zijn blootstelling,
niet in staat zijn voordeel te berekenen, ongevoelig voor het gezond verstand is het kind bij uitstek het
menselijke, omdat zijn nood het mogelijke aankondigt en belooft.’
Wat is onmenselijk?
- ‘rede’ die onbepaaldheid vernietigt of
- ‘onbepaaldheid’ die de rede bedreigt
‘Maar de volwassene, die uitgerust met de middelen tot weten en laten weten, tot handelen en laten
handelen, die de belangen en waarden van de beschaving heeft verinnerlijkt, kan anderzijds aanspraak maken
op de volle menselijkheid’
3