Deel 11: Sociale psychologie Les Hfdst 5
*Sociale psychologie = de tak van de psychologie die zich verdiept in de invloed van sociale variabelen en
cognities op individueel gedrag en sociale interacties
à probeert menselijk gedrag dus te begrijpen vanuit de sociale context
Deze context bevat verschillende zaken:
- Werkelijke, ingebeelde, of symbolische aanwezigheid van anderen
- Activiteiten en interacties tussen mensen
- Omstandigheden waarin gedrag plaatsvindt
- Verwachtingen en normen die bepalen hoe gedrag er in een bepaalde situatie zou moeten uitzien
à Subjectief gegeven waarbij verwachting en perceptie erg belangrijk zijn
DEEL 1: Hoe beïnvloedt de sociale situatie ons gedrag?
“We passen ons gedrag gewoonlijk aan, aan de eisen van de sociale situatie aan. Zeker in nieuwe of ambigue
situaties reageren we op de cues die we afleiden uit het gedrag van anderen.”
- Situationisme: idee dat gedrag sterk bepaald wordt door omgevingsfactoren (sterker dan persoonlijke
factoren).
- Tegenhanger van dispositionisme (belang van persoonlijke eigenschappen) (innerlijke eigenschappen,
genen en persoonlijkheidskenmerken verklaren gedrag)
à Realiteit ligt hier ergens tussenin: zowel omgevings- als persoonlijkheidsfactoren zijn van belang voor het
bepalen van ons uiteindelijke gedrag
→ persoon-situatie-interactie
1. Sociale gedragsnormen
Menselijk gedrag wordt in grote mate bepaald door:
- De sociale rollen die iemand speelt
- De sociale normen van een groep
- Schema’s (cognitieve strucuur van clusters die verwant zijn aan elkaar, ze geven ons een conceptueel
denkkader over een persoon, situatie,..) en scripts (zie les denken en intelligentie)
1.1 Sociale rol
Sociale rol = Sociaal gedefinieerd gedragspatroon dat mensen in een bepaalde omstandigheid of groep dienen
te vertonen (vanuit impliciete verwachtingen)
- Wat je zou moeten doen, hoe, waar, wanneer, waarom
- à impliciete verwachtingen: vaak om te beschrijven wie je bent: je rol als student, leekracht, broer,…
o Wie ben je?
o Vb.: zieke
,1.2. Sociale normen
Sociale normen = Ongeschreven regels over de manier waarop groepsleden zich horen te gedragen en welke
opvattingen ze erop na horen te houden om tot de groep te kunnen behoren.
- Vb.: cultuurnormen, familienormen, bedrijfsnormen…
- Observerend leren (Bandura) (vb. hoe je je gedraagd op openbaar vervoer: in België houden we ons
met onze eigen zaken bezig, in NL beginnen ze vaak een gesprek)
- Gekenmerkt door uniformiteit, frequentie en negatieve consequenties bij overtreding. (vb. de kwade
blikken die je krijgt als je te luid praat in een bib)
2. Invloed van ‘de ander’
Verschillende mechanismen kunnen het gedrag in aanwezigheid van anderen negatief beïnvloeden:
à negatief gedrag stellen dat we zonder de invloed van de andere niet zouden doen
- Conformisme
- Gehoorzaamheid aan autoriteit
- Diffusie van verantwoordelijkheid
2.1 Conformisme
Kameleoneffect: De neiging om andere mensen na te bootsen. (we vallen als mensen niet graag uit de toon)
Conformisme: De neiging om gedrag, attitudes en meningen van andere groepsleden over te nemen.
Maar, ook als ‘de ander’ duidelijk en objectief fout is? Ja!
→ Asch-effect: een vorm van conformisme waarbij een groepsmeerderheid het oordeel van een individu
beïnvloedt.
à mensen conformeren aan een groepsnorm, ook als deze overduidelijk fout is
Asch studies
Hij gaf verschillende lijnen met de vraag: welke van de 3 lijnen is even
lang als lijn A.
Welk van deze 3 lijnen is gelijk aan A?
Wat zou je doen in een groep van mensen die allemaal antwoord 3
geven?
à je gaat vermoedelijk meegaan met de groep
https://www.youtube.com/watch?v=NyDDyT1lDhA
Als er 3 of meer mensen zijn die iets anders zeggen, ga je vaak ook jouw antwoord veranderen
à Men geloofd dat de groep het correct heeft
à Hij weet dat hij het juist heeft, maar vermijd het ongemakkelijke moment om het niet eens te zijn met
de groep
à 37% volgt zonder partner, maar als je 1 partner hebt die het ook juist zegt, gaat slechts 5% mee met
de groep
à Als je het mag opschrijven volg je ook minder snel de groep
2
, Asch studies à Resultaat
Asch effect: De meerderheid van ons kiest er onder bepaalde omstandigheden voor om te conformeren aan
de groepsnorm, ook al is die aantoonbaar en objectief verkeerd
à Als iedereen het juiste antwoord geeft, geeft men
ook het juiste antwoord
à Met partner die het juiste antwoord geeft, blijft het
percentage dat een juist antwoord geeft hoog
à Als iedereen het fout geeft, geeft men vaker ook
een fout antwoord
à 75% van de deelnemers antwoordde minstens 1 x
fout in de oorspronkelijke studie
Factoren die conformisme stimuleren
1. Unanimiteit
- Iedereen stemt in met een besluit, geen meerderheid maar echt iederee). Zodra unanimiteit
doorbroken is, neemt ook conformisme snel af.
2. Omvang van de groep
- >2, plafondeffect: 3 of 7 personen aanwezig à mate van conformisme bleef hetzelfde
3. Openbaarheid:
- Vooral wanneer men het gevoel heeft niet anoniem te zijn. (als men het antwoord kan
noteren (niet openbaar geven dus), confermeren ze minder vaak)
4. Ambiguïteit van de taak:
- hoe onduidelijker of moeilijker de taak, hoe meer we geneigd zijn om te comformeren
5. Samenstelling van de meerderheid.
- Toename wanneer andere groepsleden een hogere status of als deskundig/bekwaam
worden ingeschat.
6. Gevoel van eigenwaarde
- Hoe hoger onze eigenwaarde, hoe minder makkelijk we comformeren
7. Macht van een bondgenoot
- Als je niet als eerste of enige een ander antwoord geeft, ben je meer geneigd om het te doen
8. ‘Onafhankelijken’
- à mensen die steeds tegen de groep ingaan, zelfs als de groep wel het juiste antwoord heeft
en hij/zij dan zwaze dingen zegt
Conformisme en autonomie: verschillen in hersenactiviteit
Conformisme experiment in fMRI-scanner (nagaan welke delen van de hersennen actief zijn bij de tests)
- In 41 % van de gevallen nam men aantoonbaar verkeerde antwoorden over van de groep.
o In die gevallen zijn visuele verwerkingsgebieden actief, maar frontale emotieregulatie
gebieden niet.
- Bij ‘autonome antwoorden’ is het omgekeerd. (dus als ze ingingen tegen de groep)
Conclusies:
1. We doen ons best om te zien wat de groep ons vertelt te zien. (we proberen onze perceptie aan te
passen zodat wij & de groep het juiste antwoord geeft)
3