Samenvatting en Collegeaantekeningen Handboek Jeugdhulpverlening, ISBN: 9789463797191 Inleiding Orthopedagogiek (PABAP033)
10 keer bekeken 0 keer verkocht
Vak
Inleiding Orthopedagogiek (PABAP033)
Instelling
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Boek
Handboek Jeugdhulpverlening
Uitgebreide samenvatting van het boek Handboek Jeugdhulpverlening van Grietens. Alle hoofdstukken zijn behandeld. Collegeaantekeningen zijn in de samenvatting verwerkt, informatie die niet in het boek stond maar wel in de colleges voorkwam is bij het juiste hoofdstuk in schuingedrukte letters omsch...
Samenvatting en hoorcollege Leerling, onderwijs , begeleiding deel 2 (handboek jeugdhulpverlening)
Samenvatting week 8 - Verdieping in de orthopedagogiek
Samenvatting Leerling, Onderwijs en Begeleiding - Hoorcolleges & literatuur
Alles voor dit studieboek (45)
Geschreven voor
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Bachelor Pedagogische Wetenschappen
Inleiding Orthopedagogiek (PABAP033)
Alle documenten voor dit vak (13)
Verkoper
Volgen
anneliewagenaar
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Inleiding Orthopedagogiek
Samenvatting + Collegeaantekeningen
Inleiding
Problematische opvoedingssituatie = een opvoedingssituatie waarbij opvoeders en/of
buitenstaanders menen dat de ontwikkeling van een kind of jongere als gevolg van de opvoeding
wordt geschaad en/of dat de opvoeding niet resulteert in het bereiken van gewenste
opvoedingsdoelen en dat wordt door de opvoeder en/of buitenstaander als een probleem ervaren.
Intern gedefinieerde problematische opvoedingssituatie:
→ Opvoeder X acht het wenselijk dat de ontwikkeling van opvoeding Y in een bepaalde richting
verloopt.
→ Opvoeder X heeft het gevoel dat de ontwikkeling van Y niet gunstig verloopt of zal verlopen.
→ X ziet geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van Y gunstig te beïnvloeden
(handelingsverlegenheid).
→ X meent dat hij niet binnen een acceptabele termijn bevredigende middelen zal vinden om de
ontwikkeling van Y in de gunstige richting te bevorderen.
Extern gedefinieerde problematische opvoedingssituatie:
→ Buitenstaander Z vindt het belangrijk dat de ontwikkeling van Y gunstig verloopt.
→ Z constateert of verwacht dat de ontwikkeling van Y niet gunstig verloopt of zal verlopen.
→ Buitenstaander Z is van mening dat de ongewenste ontwikkeling van Y verband houdt met het
opvoeden door X.
→ Z verwacht niet dat het gedrag van X, binnen een voor Z acceptabele termijn, in positieve zin zal
veranderen.
Opvoeders kunnen in handelsverlegenheid verkeren door persoonskarakteristieken of negatieve of
stresserende factoren.
Primaire opvoedingsproblemen = problemen als gevolg van hoe opvoeders opvoeden
Secundaire opvoedingsproblemen = problemen als gevolg van kenmerken van het kind, de ouders
of de bredere maatschappelijke context
Een combinatie van primaire en secundaire opvoedingsproblemen is ook mogelijk en deze factoren
beïnvloeden elkaar wederzijds.
Er is een breuk in de afstemming tussen de pedagogische vraag van het kind en het pedagogisch
aanbod van de opvoeder. De interactie tussen kind en opvoeder resulteert in handelsverlegenheid bij
de opvoeder.
,1 Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen
1.2 Wat zijn gedrags- en emotionele problemen?
1.2.1 Terminologie
Gedragsstoornissen, probleemgedrag, emotionele problemen, emotionele stoornissen,
kinderpsychopathologische stoornissen, kinderpsychiatrische stoornissen, opvoedingsproblemen.
Kinderen die zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen of die zichtbaar ongewone of
abnormale emoties vertonen, en dat afgezien van de ernst, de oorzaak of de context van het gedrag
of de emotie (en kinderen met (functionele) lichamelijke klachten die onvoldoende verklaard kunnen
worden door een lichamelijk ziekte).
1. Lichte, tijdelijke problemen die het kind vertoont als reactie op nieuwe situaties
2. Gedragingen die slechts in bepaalde situaties of bij bepaalde personen voorkomen
3. Gedragingen die leeftijds- of fasegebonden zijn
4. Ernstige problemen (chronisch, multiple, impairment/lijden)
Er is sprake van een gedrags- of emotioneel probleem als iemand het een probleem vindt, het is dus
niet objectief gedrag, maar de perceptie van het gedrag. Gedrags- en emotionele problemen zijn geen
objectieve entiteiten, maar sociale constructen (bepaalde tijd, bepaalde cultuur).
1.2.2 Aandachtspunten bij het definiëren van gedrags- en emotionele problemen
1.2.2.1 Het ontwikkelingsperspectief
Gedrag of emoties die op de ene leeftijd nog adequaat en aangepast worden genoemd, zullen dat op
een andere leeftijd niet meer zijn. Kennis van normale ontwikkeling is dus nodig.
1.2.2.2 De continuümgedachte
Het gedrag van kinderen met gedrags- en emotionele problemen verschillen kwalitatief meestal niet
van het gedrag van normale kinderen, maar kunnen op een continuüm naargelang hun ernst,
intensiteit en chroniciteit geplaatst worden.
1.2.2.3 De context
De setting, de activiteiten die er gebeuren en de pedagogische aanpak van de betrokken opvoeders
kunnen een grote impact hebben op het gedrag van een kind.
1.2.2.4 De informant
Er kan een tegenstelling zijn tussen hoe ouders het gedrag en de emoties van hun kind ervaren en de
perceptie van gedrag door deskundigen.
Vragenlijsten over kindergedrag zeggen minstens zoveel over de invuller als over het kind.
1.3 Classificatie van gedrags- en emotionele problemen
Classificatie = het systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van gelijke
eigenschappen en onderlinge relaties
1.3.1 Klinisch-psychiatrische classificatiesystemen
Psychiatrische stoornissen worden als onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten
beschouwd. DSM-systeem en ICD-systeem: → Doel: problematieken van individuen beschrijven en
classificeren in stoorniscategorieën. → Stoornissen worden geoperationaliseerd door middel van
criteria die de kernsymptomen van een stoornis weergeven, alsook de duur en de aanvang van de
symptomen en de mate waarin symptomen het normale functioneren verstoren. → Medisch model:
iedere stoornis heeft een aparte oorzaak.
Kritiek: 'alles-of-niets'-karakter, gedecontextualiseerde gebruik, gebaseerd op westerse cultuur
,1.3.2 Empirisch-statistische classificatiesystemen
Psychometrische invalshoek: steunen op uitkomsten van multivariate analyses op gegevens die
werden verzameld in grote steekproeven van kinderen, dus direct afgeleid uit de empirie. ASEBA: →
Gedragsvragenlijsten worden door ouders (CBCL), leerkrachten (TRF) of jongeren (YSR) ingevuld. →
Vaak samen voorkomende probleemgedragingen afgebakend en in 8 syndroomschalen
ondergebracht; externaliserend (probleemgedragingen van kinderen die in eerste instantie storend
zijn voor de omgeving) & internaliserend (probleemgedragingen waarvan in eerste instantie het kind
zelf last heeft). → Dimensionaal classificatiesysteem: ieder syndroom is een continuüm, waarop ieder
individu een relatieve plaats inneemt ten opzichte van andere individuen.
Kritiek: minder scherpe diagnosestelling in praktijk door dimensionele karakter en comorbiditeit
syndroomschalen
1.4 Epidemiologisch onderzoek naar gedrags- en emotionele problemen bij
kinderen en jongeren
Epidemiologie = de systematische studie naar de prevalentie en de verspreiding van een ziekte of
toestand in een bepaalde bevolkingsgroep en naar de factoren die het voorkomen en de verspreiding
beïnvloeden
Wereldwijd wordt aangenomen dat de prevalentie van gedrags- en emotionele problemen in de
populatie van 0-18 jarigen hoog ligt (10%). Gedrags- en emotionele problemen hangen nauw samen
met geslacht (jongens: meisjes - 2:1), leeftijd (bij jongere kinderen vaak externaliserend, bij oudere
kinderen vaker internaliserend) en socio-economisch status van het gezin. De meeste
gedragsproblemen zijn vrij stabiel en nemen vaak zelfs in frequentie en intensiteit toe als er niet
tijdig wordt ingegrepen. Veel mensen zeggen dat het aantal kinderen met ernstige gedrags- en
emotionele problemen toegenomen zou zijn, maar studies vinden geen tot een lichte stijging. We
labelen gedrag eerder als problematisch.
1.5 Etiologie van gedrags- en emotionele problemen
1.5.1 Hoe zien verklaringsmodellen eruit?
Ecologische, multifactoriële of cumulatieve risicomodellen, uitgangspunten zijn:
→ multicausaliteit van gedragsproblemen (probleem is gevolg van combinatie kenmerken kind en
kenmerken omgeving)
→ de operationalisering in termen van risicofactoren en protectieve factoren
→ de cumulatiehypothese
Risicofactoren en protectieve factoren:
1) Aanwezigheid groot aantal risicofactoren hoeft geen negatieve invloed op de ontwikkeling te
hebben, als er maar genoeg compenserende protectieve factoren zijn.
2) Sommige risico- en protectieve factoren kunnen nog veranderd worden, sommige niet.
3) Gedragsproblemen zijn multi-gedetermineerd.
1.5.2 Biologische factoren
Gedrag wordt intern gestuurd door biologische processen. Verschillende invalshoeken:
→ Gedragsgenetica: onderzoekt in hoeverre gedragsproblemen erfelijk zijn
Risicogen associatiestudies (met pathofysiologische kennis het verband tussen risicogenen en de
aanwezigheid van problemen onderzoeken)
Genoombrede associatiestudies (hypothesevrij een verband opsporen)
→ Neuroanatomie: gedragsproblemen verklaren vanuit disfuncties v/d structuur v/d hersenen
→ Neurofunctioneel: gedragsproblemen verklaren vanuit niet-optimale activatie van hersenregio's
→ Neurochemie: de relatie tussen chemische processen in de hersenen en gedrag
, 1.5.3 Leerervaringen
Gedrag is het resultaat van een leerproces. Twee mechanismen:
1) Klassieke conditionering
Twee gebeurtenissen die vaak samen voorkomen worden aan elkaar gekoppeld, waardoor één
gebeurtenis de verwachting zal oproepen dat de tweede gebeurtenis ook zal plaatsvinden.
- Voorwaardelijke prikkel (VP) → een neutrale stimulus die geen betekenis over geleerd is
- Onvoorwaardelijke prikkel (OP) → de tweede stimulus die wel een betekenis heeft
- Onvoorwaardelijke reacties (OR) → gevolgen van de OP waaraan geen extra voorwaarden zijn
- Voorwaardelijke reactie (VR) → wordt veroorzaakt door de VP zonder de OP en de OR
2) Operante conditionering Beschrijft hoe mensen reageren (R) op de betekenis van een stimulus (S).
- Discriminatieve stimulus (Sd) → de stimulus waarop geregeerd wordt
- Consequenten / reinforcing stimulus (Sr) → bekrachtiging (Sr+) of straf (Sr-)
De subjectieve beleving van de gevolgen bepalen het gedrag, niet de objectieve gevolgen zelf.
Gedrag wordt vaak in stand gehouden door bijkomende bekrachtigers.
Sociaal leren = het leren in de relationele context waarin kinderen betekenissen en gedrag leren
Patterson over agressie: agressief gedrag van kinderen is in vele gevallen de vrucht van een
leerproces tussen opvoeder en kind.
→ Coërcieve (dwingende) omgang: ouders willigen steevast de eisen van het kind in, het kind
domineert de interactie. Als dit te vaak gebeurt kan het zich uitbreiden buiten het gezin (coërcief
omgangspatroon).
→ Monitoring (op de hoogte zijn van de activiteiten van kinderen), consequent straffen, het hanteren
van duidelijke regels, positieve betrokkenheid, positieve bekrachtiging
Relaties tussen gezinsleden: problemen op het niveau van het gezinssysteem. Probleemgedrag van
een kind kan als functie hebben de aandacht van de werkelijke problemen tussen de gezinsleden
onderling af te leiden. Pathologisch-disfunctionele gezinsrelaties = chaotische (chronisch gebrek aan
samenhang tussen de gezinsleden onderling; los-zandgezinnen) of te hechte relaties (afscherming
van de buitenwereld; kluwengezinnen).
1.5.4 De invloed van biologische factoren en leerervaringen op de ontwikkeling van gedrags- en
emotionele problemen
Gehechtheidstheorie = de kans op gedrags- en emotionele problemen is groter bij kinderen die door
de aanwezige gezinsdynamieken leren dat ze niet kunnen vertrouwen op de ouder als een
beschikbare bron van steun en zorg.
→ Veilig gehecht: kinderen ervaren dat ouders consistent op een ondersteunende en zorgende
manier hen proberen te helpen als zij moeilijkheden ondervinden
→ Angstig gehecht: kinderen willen wel zorg opzoeken, maar zijn bang om afgewezen te worden, te
worden overspoeld door alle negatieve emoties
→ Vermijdend gehecht: kinderen willen geen zorg opzoeken en willen problemen alleen oplossen,
proberen emoties te onderdrukken waardoor problemen blijven bestaan
Zorg door ouders beïnvloedt de stressgevoeligheid van kinderen, de expressie van genen wordt
beïnvloed door de manier waarop ouders omgaan met de stress bij hun kinderen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anneliewagenaar. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.