Psychologie – ontwikkelingspsychologie
1. ontwikkelingspsychologie
Wat? De psychologie van de groei, verandering en
consistentie van de menselijke ontwikkeling gedurende het
hele leven want we ontwikkelen voortduren. Het gaat vooral
over hoe denken, voelen en gedrag veranderd tijdens:
- Zuigelingentijd
- Peuter- en kleutertijd
- Kindertijd
- Adolescentie en volwassenheid
2. er bestaan 2 soorten veranderingen
- Continue verandering: voortdurend verandering,
waarbij de prestaties op een bepaald niveau voortvloeien uit de vorige prestaties
- Discontinue verandering: die zich in aparte stappen of stadia voltrekt en korte
overgangsfasen
2.1 factoren die de ontwikkeling sturen
- Erfelijkheid: nature en genen
- Milieu: nurture, opvoeding, cultuur, samenleving
- Interacties van de 2 : eigenschappen ontwikkelen door beide, soms meer het een,
soms meer het andere, soms meer nature,…
2.2 het onderzoek
Tweelingenonderzoek Adoptieonderzoek
Studies tweelingen: door ontwikkeling met Bekijken welke eigenschappen van geadopteerde kind
elkaar te vergelijken kunnen ze zien welke verwant zijn aan die van biologische gezinsleden en
aangeleerd en welke aangeboren zijn geadopteerde gezinsleden
3. de pasgeboren baby
⇒ de baby bezit aangeboren gedragspatronen of reflex voor overlevingstaken:
- Voedsel vinden
- Contact maken
- Gevaarlijke situaties vermijden
3.1 de prenatale periode (bevruchting tot geboorte)
1. Germinale stadium: de bevruchte eicel (=zygoot) zal zich delen naar 2, naar 4,… tot
150 cellen nestelt die zygoot zich in de baarmoederwand ⇒ 1 week
2. Embryonale stadium: de zygoot wordt een embryo en is verbonden aan de
navelstreng. Differentiatie: embryo veranderd en krijgt specifieke organen bv. 2 X-
chromosomen is een meisje, X en een Y = een jongen
3. Foetale stadium: vanaf de 8ste week tot de geboorte, embryo is nu een foetus, foetus
doet aan basale reflexen en bewegingen, 16de week: hersenen ontwikkeld en pijn.
27ste: geluiden.
⇒ placenta is orgaan tss moeder en foetus zodat er voedingsstoffen en afvalstoffen worden
verwisseld. Placenta kan gifstoffen (=teratogenen) filteren bv. virus, sigaretten, drugs, alcohol
(FAS gevolg = mentale handicap)
3.2 de neonatale periode: vaardigheden van pasgeboren kind
Pasgeborene/neonatus: geboorte + 1 maand,
1
, ⇒ baby zal aangeboren reflexen hebben die basis zijn voor de latere ontwikkeling
3.2.1 al de reflexen van een neonaat
- Posturale reflex: houdingsreflex
- Mogelijkheid om sociale relaties op te bouwen
- Pijn vermijden
- Grijpreflex
- mororeflex: wanneer ondersteuning van nek verdwijnt en armen willen iets grijpen
- babinski reflex: spreiding tenen bij aanraken voeten
- Zuigreflex: om aan dingen te zuigen die lippen aanraken
- schrikreflex: armen en vingers spreiden bij plots geluid + rug recht
- Stapreflex: voetjes willen stappen als het op iets vlak wordt gezet
- knipperreflex: snel sluiten bij licht
- kokhalsreflex
- zwemreflex: zwembewegingen met armen en benen als hoofd naar beneden is
- zoekreflex/rootingreflex: neiging om hoofd te draaien van dingen die wang aanraken
3.2.2 de sensorische vaardigheden
⇒ alle zintuigen werken zoals normaal, maar de voorkeuren van stemmen, smaken is door
nurture
- smaak: hoe zoeter hoe beter, gezonde voeding is wel belangrijk bv. banaan is lekker
- tastzin
- temperatuurzin
- reuk
- gezichtszin: voorkeur voor contrast, dieptewaarneming (vanaf 3m), gezichtscherpte is
30cm bv. felle kleuren ⇒ kleuren onderscheiden (2m)
- gehoor: menselijke stem, vrouwelijke stem, en herkennen geluiden en ritmen eigen taal
3.2.3 de sociale vaardigheden
⇒ ze huilen als een primitief communicatiemiddel bv. honger, ze imiteren vaak de mensen
die hun het dichtst staan. En vroege interacties vertonen synchroniciteit (coördinatie van
kijkrichting, glimlach van baby en moeder/verzorger):
- positieve bekrachting door imitatie: nurture, kan overleven
- spiegelneuronen door nature: basis voor empathie bv. je steekt tong uit, baby ook
3.3 de infancy (zuigelingentijd)
Infancy: de periode tussen einde neonatale periode en moment dat kind kan praten (rond
18m-2jaar)
3.4 Neurale ontwikkeling
- heeft aanleg van neurale verbindingen (door stimulatie van omgeving)
- Gevoelige of sensitieve perioden: periode waar organisme bijzonder gevoelig
is voor specifieke stimuli en bepaalde functie goed kan ontwikkelen of waarin
juist nadelige gevolgen komen door onvoldoende stimulatie bv. een nieuwe taal
leren als volwassene tegenover een kind (= gaat beter)
3.4.1 Rijping of maturatie
genetisch bepaalde groei- en ontwikkelingsprogramma dat zich in de loop van de
tijd ontvouwd, het is voorspelbaar en de tijd kan worden beïnvloed worden door
omgeving ⇒ genetic leash
2