Nederlands 3
OVUR:
Integratie van schrijfstrategieën in de OVUR-fasering:
O: Oriënteren
V: Voorbereiden
U: Uitvoeren
R: Reflecteren
1. Oriënteren:
Oriëntatie op taak Oriëntatie op inhoud
Vertrekken van vaste elementen communicatieproces: Voorkennis activeren
1) Wie schrijft de tekst (ZENDER) Motiveren: inspelen op actualiteit &
2) Voor wie is de tekst bedoeld (ONTVANGER) leefwereld
3) Wat wil ik schrijven? (BOODSCHAP) Teksttype VS tekstsoort:
4) Met welke bedoeling schrijf ik? (DOEL) o Teksttype: krantenartikel, tijdschrift,
5) Wat voor tekstvorm kies ik? (MIDDEL) forum, interview,…
Hoe ziet zo’n tekst eruit? o Tekstsoorten:
Waar moet ik speciaal op letten? Persuasief (= overtuigend)
6) Hoe schrijf / lees / spreek / luister ik? (HOE) Bv.: campagnefilmpje
o Zender: beleefd, grappig, slordig,… Diverterend (= amuserend)
o Ontvanger: verstrooid, aandachtig, Bv.: strip
geïnteresseerd,… Informatief
7) Hoe reageert de ontvanger? (EFFECT) Bv.: nieuwsartikel
Hoe zal de ontvanger reageren? Emotief
8) Welke omstandigheden beïnvloeden de Bv.: gedicht
communicatie? (OMSTANDIGHEDEN) Activerend
Bv.: reclame
Leerlingen moeten voor schrijven nadenken over:
Publiek
Doel Bepalen of er een formeel / informeel taalgebruik (register) moet worden
Kenmerken vangebruikt
teksttype die ze moeten schrijven:
o Door kennis op te roepen
Tijdens voorbereidingsfase: voorkennis lln. aanvullen
o Door voorbeelden te krijgen toon goede & slechte voorbeeldteksten:
Je komt al aantal aandachtspunten / evaluatiecriteria voor schrijftaak te
weten
Link met de buitenwereld (tekst komt vaak voor in buitenwereld)
Publiek:
Schrijfopdrachten waarbij er echte lezers zijn die gericht zijn op inhoud boodschap (niet enkel
vormelijke fouten leerkrachten)
Oplossingen:
o Cases gebruiken lln. moeten zich het doel & publiek voorstellen: ‘Stel je voor
dat…’
o Soms: teksten versturen aan instanties / werkgevers & om reactie vragen
, o Medeleerlingen als lezers:
Motiverender
Direct feedback
2. Voorbereiden:
Plannen: verzamelen / brainstormen, selecteren & ordenen:
Voorbereidingsfase:
Modelvoorbeelden bekijken
Evaluatiecriteria & typische eigenschappen teksttype afleiden
Nadenken met lln. over planning & inhoudelijke invulling schrijftaak
3 planvaardigheden
Verzamelen / brainstormen Selecteren Ordenen
= vooraf bedenken wat je allemaal = zaken die je wil gebruiken = in juiste volgorde plaatsen
zou kunnen schrijven over gekozen uitkiezen Bv.: inleiding – midden – slot,…
/ opgedragen onderwerp
Manieren om te brainstormen:
o Klassengesprek
o Een ‘abc’
o Associëren met woordketen /
woordspin
o W-vragen stellen
o Stellingengesprek
o Online forumdiscussie
Aandachtspunten:
o Laat associaties altijd
uitleggen!
o Brainstorm schriftelijk lln.
zien woorden al staan
Hulpmiddelen:
o Samen enkele beginzinnen
formuleren
o Schrijfkader opstellen /
gebruiken
o Woordenboeken (rijm)
3. Uitvoeren:
Formuleren & reviseren:
Aandachtspunten uitvoeren schrijfopdracht:
Ga stapsgewijs te werk
Stuur lln. concreet bij
Laat lln. tussentijds reflecteren (= reviseren)
Bv.: eerst inleiding laten schrijven & dan reviseren en herschrijven
Reviseren a.d.h.v.:
o Zelfreflectieformulier
, o Peerevaluatie
Laat bij 1e versie vooral focussen op boodschap bij herwerking oog voor details (spelling,
correcte zinsbouw,…)
2 vaardigheden
Formuleren Reviseren
= schrijven terwijl je continu jezelf & anderen = tussentijds reflecteren & herschrijven
bevraagt
Aandachtspunten:
o Inspelen op individuele noden
o Tempo- en niveaudifferentiatie:
Moeizame schrijvers: meer taalsteun
(schrijfkader, hardop denkend mee helpen
schrijven)
Vlotte schrijvers: meer uitdagen taak
moeilijker maken (geen / minder
taalsteun), hoger verwerkingsniveau
(beoordelend i.p.v. kopiërend), taak extra
impulsen geven
Meer uitdaging kan op 5 vlakken:
Tekst
Bv.: lln. inhoudstafel laten toevoegen, in
alinea’s laten schrijven,…
Doelstelling
Bv.: verhaal voor andere doelgroep schrijven,…
Creativiteit
Bv.: beeldspraak, synoniemen, directe rede
toevoegen aan verhaal,…
Begrijpelijkheid & zinsbouw
Bv.: gebruik van samengestelde zinnen, verwijs-
en signaalwoorden,…
Vormgeving & spelling
Bv.: toepassen van verschillende soorten
leestekens: uitroepteken, beletselteken,…
4. Reflecteren:
Reflecteren op taak Reflecteren op tekst
= lln. stellen zich vragen over hoe ze taak Aandachtspunten:
hebben aangepakt & welke resultaten dat Checklist laten overlopen als zelfreflectie
opleverde Evaluatielijst stelt tekstspecifieke vragen
& laat reflecteren op tekst
Doel: Bv.: geschikte aanspreking & groet? In
o Lln. bewust maken van bepaalde alinea’s geschreven,…
strategieën zodat ze die bij volgende taak Lln. laten nadenken over hun aanpak
efficiënter zullen toepassen
Voorbeeldvragen:
, Wat heb je geleerd uit deze taak?
Wat verliep goed? Wat zou je anders
aanpakken?
Heb je je voldoende voorbereid?
Schema lesopbouw schrijven:
Maak oefeningen p.36 – 44!
1) Oriënteren (taak & inhoud): Kennismaking met schrijftaak
o Nadenken Voorkennis activeren (inhoud &
o Me afvragen tekstkenmerken)
Boodschap?
Teksttype?
Doel?
Doelpubliek? taalgebruik / register
2) Voorbereiden: Organisatie: timing, groepsverdeling,…
o Verzamelen / brainstormen Analyse modelvoorbeelden (goed <>
o Selecteren slecht) afleiden & bespreken
o Ordenen evaluatiecriteria
Verzamelen inhoud & ideeën
Structureren inhouden: bouwplan,
schrijfkader
3) Uitvoeren: Stapsgewijs, begeleid uitschrijven
o Formuleren: uitschrijven & Focus op boodschap & correct register
verzorgen Inzetten hulpmiddelen & taalsteun
o Reviseren: nalezen & herschrijven Tussentijds reflecteren (co-, peer- &
zelfevaluatie)
Herwerken 1e versies
Toewerken naar definitieve versie
4) Reflecteren Wat verliep goed & minder goed?
Hoe zal de ll. het de volgende keer
weer/anders aanpakken?
Verband met andere schrijftaken?
reflectie op proces via portfolio
Leren schrijven:
1. Ontluikende geletterdheid:
- Geletterdheid: proces van kennismaken met & zich ideeën vormen over lezen, schrijven,
geschreven taal & boeken
Geletterdheid ondersteunen door: aanbod & interactie