Samenvatting Mikado
WIJ HEBBEN EEN VERLEDEN
1. Prehistorie – Van het vroegste begin tot het schrift
Het ontstaan van de aarde:
- Oerknal:
o Ongeveer 14 miljard jaar geleden, één grote knal, miljarden sterren ontstonden.
- De zon:
o Een ster, ontstaan uit de oerknal.
- De aarde:
o Gassen en deeltjes rond de zon vormen ca. 4,6 miljard jaar geleden een gloeiende bol →
de aarde
- Het eerste leven:
o Aarde koelde langzaam af in een wolk van waterdamp, die wolk werd regen, zo
ontstonden meren, zeeën en oceanen waarin het eerste leven ontstond in het water.
Insecten en schorpioenen waren eerste dieren op land.
Heel oude reuzen:
- Dinosauriërs:
o Reusachtige reptielen die 150 miljoen jaren geleden leefden, vlees- en planteneters.
- Meteoriet:
o 65 miljoen jaar geleden zou een meteoriet tegen de aarde botsen → veel stof → zon
jarenlang verduisterd.
- Temperatuur daalde:
o Dinosauriërs stierven uit.
De eerste mensen:
- Voorouder van de mens
o 40 miljoen jaar geleden, in het Afrikaanse regenwoud, bewoog zich voort op handen en
voeten.
- Mensapen
o Klimaat werd droger, regenwoud werd grasland, mensapen gingen rechtop lopen.
- Handen gebruiken
o Ze maakten werktuigen van keien, takken en beenderen.
- Eten
o Zowel vlees als planten om te overleven.
- Jagers en voedselverzamelaars
o Ze bleven niet altijd op dezelfde plaats, ze zwierven rond op zoek naar eten.
- Evolutie
o Australopithecus → Homo habilis → Homo erectus → Neanderthaler → Homo sapiens
Van zwerver naar boer:
- Wortels en vruchten
o Eerste mensen zwierven in familieverband op zoek naar wortels en vruchten.
- Slaapplaatsen
o Eenvoudige tenten of in grotten.
- Jacht
o Ze maakten wapens
1
, - Vuur
o Macht over vuur was belangrijk in koude ijstijden. Mens heeft vele keren zijn techniek om
dit te maken verbeterd.
- Boer
o 12.000 jaar geleden warmde de aarde op, op vruchtbare gronden naast rivieren leerden
mensen graanoogsten, dieren kweken en hutten plaatsen. De zwerver werd een boer.
Handige mensen:
- Voedselverzamelaars en boeren naast elkaar
o Beide maakten veel gebruik van natuur om werktuigen te maken.
- Rendier
o Laatste ijstijd was het een gegeerde prooi, alles kon dienen als eten, kleding, tentmateriaal
of werktuig.
o Huid: tentzeil, kledij, riemen
o Schouderblad: schop, kan, vishaak, mes
o Gewei: werktuigen, speerpunten, harpoen, naalden
o Haren: bindmateriaal, kussens
o Beenderen: harpoenen, pijlpunten, naalden
o Pezen: bindmateriaal
o Maaginhoud: voedsel
o Vet: Olielampjes
o Blaas: waterzak
o Vlees: voedsel
- Potten
o Mens leerde met behulp van klei en vuur, potten bakken.
- Vuurstenen
o Belangrijkste grondstof voor werktuigen, werd ontgonnen, gepolijst en geslepen tot
bijlen, pijlpunten en sikkels.
- Kunst
o In grotten en grafwanden werden dieren en taferelen geschilderd. Potten kregen
versieringen en edelmetaal werd verwerkt tot juwelen.
De prehistorie bij ons:
- Grotten
o Honderdduizenden jaren geleden woonden mensen in huidige België in grotten in het
zuiden om te schuilen voor de koude.
- Eerste boeren
o Rond 5500 v.C. toen het klimaat zachter was, in Haspengouw → vruchtbare grond en
water
- Silex
o Andere reden om dorpen te bouwen, deze vuursteen werd gebruikt om werktuigen en
wapens te maken.
2
,2. Oudheid (tot ca. 500)
Egypte
De oudheid in Egypte:
- Rivieren
o Mensen vestigden zich na de ijstijd langs rivieren die jaarlijks overstroomden.
- Vruchtbare slib
o De rivier liet dit achter, men gebruikte dit om er graan te zaaien.
- Sikkels en ploegen
o Egyptenaren bewerkten de bodem met deze werktuigen.
- Graan en vlas
o Ze verbouwden graan en weefden vlas tot kleding.
- Boeren
o Naast akkers hielden zij ook vee.
- Klei
o Hiermee bakten ze potten en bouwden hutten en huizen.
- De Nijl bepaalt het werk
o juli-oktober → Nijl stroomt over → werken voor de farao
o november-maart → Nijl is gezakt → zaaitijd
o april-juni → droge tijd → bevloeiings- en oogsttijd
Een georganiseerde landbouwsamenleving
- Farao’s
o De ‘koning’ die aan het hoofd van het land stond.
- Schrift
o Werd uitgevonden ca. 3500 v.C. werd een belangrijk middel voor bestuur v.d.
staat.
- Macht v.d. koning
o Macht over een sterk leger
- Belastingen
o Om dit leger te betalen en om reusachtige werken uit te voeren.
- Ambtenaren
o Konden lezen en schrijven, zij inden belastingen bij de boeren voor farao.
- Ambachtslui
o Leerden steeds fijnere technieken.
- Hoogstaande beschaving
o Door dit alles groeide Egypte ca. 3000 v.C. uit tot een hoogstaande beschaving.
3
, Griekenland en Rome
Grieken en Romeinen:
- Grieken
o Rond 800 v.C. groeiden in Griekenland dorpen uit tot steden. Ze leefden vooral van
landbouw.
- Landen rond de Middellandse Zee
o Ze dreven ook handel met verre streken, zo verspreidde hun cultuur zich daar.
- Romeinen
o Rome was een klein dorp, Romeinen waren goede soldaten en bouwden een reusachtig
rijk uit.
- Wegen
o Ze veroverden ook Griekse wereld. Van West-Europa tot in Afrika en Azië legden de
Romeinen uitstekende wegen aan.
- Legerkampen
o Aan kruispunten en gunstig gelegen plaatsen veranderden hun legerkampen na jaren in
Romeinse steden.
Romeinen in onze streken:
- Julius Caesar
o Romeinse veldheer, veroverde in 1e eeuw v.C. onze streken. Gallische volksstammen,
werden een voor een verslagen door het Romeinse leger.
- Belgica
o Romeinse provincie, werd deel van het Romeinse rijk. Heerbanen werden aangelegd en
steden ontstonden.
- Tongeren
o Een van die steden in onze streek, binnen de stadsmuren woonden ambachtslui en er
waren grote opslagplaatsen voor graan. Rijke boeren woonden in villa’s.
Leven in een grootstad:
- Rome
o In Rome woonden 2000 jaar geleden evenveel mensen als vandaag in Brussel.
- Stadsproblemen
o Zoveel mensen binnen één stadsmuur zorgden voor problemen als: afval,
verkeersopstoppingen, werkloosheid, …
- Markten
o Producten werden verkocht die uit het hele Romeinse rijk afkomstig waren.
- Huisvestiging
o Gewone man → appartementsblokken
o Rijke Romeinen → bouwden luxueuze villa’s
Vechtersbazen en kunstenaars:
- Amfitheater
o Romeinen hielden van paardenrennen en van gewelddadige spelen, gladiatoren knokten
op leven en dood tegen elkaar of tegen dieren.
- Goede bestuurders
o De Romeinen schreven hun wetten en regels nauwkeurig op.
- Bouwmeesters – internationale taal
o Ze hadden een grote bewondering voor Griekse cultuur. Ze waren net als hen knappe
bouwmeester. Latijn bleef eeuwenlang een internationale taal.
4