Geriatrie 2
1. Werken in en met de context
1.1. Welzijns- en zorgbeleid voor ouderen
1.1.1. Autonomie van de oudere
Autonomie = onafhankelijk zijn van anderen en handelen naar eigen wensen en inzichten
zonder de ander te schaden (op zichzelf kunnen beslissen).
Zelfmanagement = mensen met een chronische aandoening kunnen zelf kiezen in hoeverre
men de regie over het leven in eigen handen wil houden en mede richting wil geven aan hoe
beschikbare zorg wordt ingezet om een optimale kwaliteit van leven te bereiken of te
behouden (kan zelf bepalen of je veel of weinig hulp wil).
Empowerment = proces van versterking waarbij individuen greep krijgen op de eigen situatie
en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, aanscherpen van kritisch bewustzijn
en stimuleren van participatie (voor zichzelf kunnen opkomen en de touwtjes zelf in handen
gaan nemen).
De context:
Werkt slechts als hij wordt uitgewerkt over verschillende (systeem)niveaus:
Microniveau: individu, oudere en sociale relaties (gericht op activeren v/d
betrokkenen, vergroten van weerbaarheid en veerkracht).
Mesoniveau: omgevingsstructuren, personeelsomkadering en kwalificatie en
competenties van MDT, visie en werking (aantal organisatorische randvoorwaarden
zoals bv. empowerment dient opgenomen te zijn in de visie en het beleid van de
inrichtende organisaties). Gebruikersraad = bewoners, familieleden, mantelzorgers …
die meebepalen over van alles van het WZC.
Macroniveau: maatschappelijke structuren, overkoepelende beheerraden,
koepelorganisaties en beleidsmakers (bv. Vlaamse Overheid).
Link naar ouderenzorg; generatie tijdlijn:
Stille generatie (1925-1940):
Ook geraniumzitters.
Jong tijdens wederopbouw.
Kenmerken: plichtsgetrouw, harde werkers.
Babyboomers (1941-1955): = moeke
Ook protestgeneratie.
Jong tijdens stijgende welvaart.
Kenmerken: vrije moraal, zelfontplooiing, onvrede.
Generatie X (1956-1970):
Ook generatie NIX, verloren generatie.
Jong tijdens economisch verval, jeugdwerkeloosheid.
Kenmerken: praktisch, zelfredzaam, no-nonsense mentaliteit.
Pragmatische generatie (1971-1985): = mama & papa
Ook patat generatie.
Jong tijdens groeiende keuzemogelijkheden, alles is mogelijk.
Kenmerken: levensgeluk als hoogste doel, zelfontplooiing, passiviteit.
Generatie Y (1986-2000):
, Ook millenial, prestatiegeneratie, generatie Einstein, achterbank generatie, Peter Pan
generatie.
Jong tijdens informatietijdperk, dreiging van terroristische aanslagen.
Kenmerken: authentiek, zelfverzekerd, actief op internet, meekregen dat alles
mogelijk is.
Generatie Z (2001-2015): = ik
Ook digital natives, netgeneratie, M(ultitasking) generatie, generatie I, Igeneration,
generatie Yi.
Jong tijdens digitale tijdperk, economische crisis.
Kenmerken: internet is vanzelfsprekend, multitasking.
Generatie alpha (2016-2030):
Ook Google kids, generation Glass, gen A.
Jong tijdens economische malaise, bezuiningen, groeiende techonolische kennis.
Kenmerken: beter opgeleid dan ooit, materialistisch.
Kenmerken stille en protest generatie:
Stille generatie Protest generatie
Stilzwijgende instemming met het
merendeel v/d handelingen die voor hen
worden bepaald.
Genoten beperkte opleiding. Hebben opleiding gehad.
Arbeid en zorg voor kinderen stonden
centraal.
Hun opvoeding was: niet mopperen en Mondiger en kritisch ingesteld.
klagen.
Zijn tevreden met hetgeen ze krijgen. Eisen hoger niveau van dienstverlening.
Uitdagingen stille en protest generatie:
Stille generatie Protest generatie
Empoweren. Regie over eigen leven in handen te blijven
nemen.
Stimuleren in het nemen van beslissingen. Nodige ondersteuning geven.
Dragen van verantwoordelijkheid in functie
van hun leven.
1.1.2. Waardigheid van de oudere
Waardigheid = voor de cliënt het behouden van zelfrespect en het gewaardeerd worden door
anderen om wie hij is en wat hij kan.
Dit uit zich in het respecteren van iemands privacy, sensitief zijn voor iemands culturele
waarden en normen en respectvol samenwerken met cliënten.
1.1.3. Integriteit van de oudere
Integer handelen = handelen in overeenstemming met algemeen aanvaarde waarden en
normen (dit kan bv. loyaliteit, objectiviteit, onkreukbaarheid, openheid, zorgvuldigheid …).
Idee van integriteit is van ouder in de medische wereld opgenomen in de Hippocratische eed
en de principe ethiek onder de noemer “weldoen, niet schaden”.
1.1.4. Levenskwaliteit van de oudere; wat bepaald de levenskwaliteit?
Subjectieve gezondheid: hoe je zelf je gezondheid ervaart.
, Gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit: gezondheid kan je levenskwaliteit bepalen,
ben je niet zo heel gezond, dan ga je harder neigen naar de dood dan naar de
perfecte gezondheid.
Kwaliteitszorg: onderverdeeld in 3 thema’s met elk hun indicatoren.
o Kwaliteit van zorg en veiligheid.
o Kwaliteit van leven: lichamelijk welbevinden en gezondheid, woon- en
leefklimaat, privacy en autonomie, integratie en sociale activiteiten,
vraaggerichtheid en inspraak en onderhandelende zorg.
o Kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisaties.
1.2. Maatschappelijk verantwoorde zorg en ondersteuning
Visienota SAR WGG: Strategische Advies Raad voor het Welzijns-, Gezondheids- en
Gezinsbeleid.
Wanneer is zorg verantwoord? Als je aan 5
grote uitgangspunten voldoet:
1. Kwaliteit.
2. Performatie: doelmatig, doeltreffend.
3. Relevantie: heeft het betekenis.
4. Rechtvaardigheid: moet die persoon die
zorg wel krijgen.
5. Toegankelijkheid: betaalbaar en
bereikbaar zijn.
1.3. Profiel ergotherapeut in de
geriatrie
1.3.1. Beroepsprofiel ergotherapie
10 dimensies van het beroep: adviseren, begeleiden, behandelen, coachen, communiceren,
diagnosticeren, innoveren, managen, onderzoeken en werken aan kwaliteit.
1.3.2. Functieprofiel WZC/rusthuis
Vertaling van het beroepsprofiel naar een specifieke werksetting.
Geen wettelijk karakter MAAR ondersteunend en profilerend.
2. Diagnosticeren
2.1. Het geriatrisch profiel
De bewoners in een WZC.
Patiënten op de G-dienst.
Net zoals DE jongeren niet bestaat, bestaat DE ouderen niet. Ouderen worden
gekenmerkt door een enorme diversiteit.
Niet op basis van leeftijd.
2.1.1. Differentiatie bij de ouderen
(65+) Jongbejaarden ⟺ (85+) bejaarden ⟺ (90+) hoogbejaarden.
Geriatrische patiënt beantwoord veeleer een bepaalde karakteristieken die samen
het geriatrische profiel vormen.
Wel beantwoorden meer ouderen aan geriatrische profiel bij toenemende leeftijd.
Geriatrische patiënten vragen een specifieke deskundigheid.
2.1.2. Meest voorkomende kenmerken van ouderen met geriatrische
syndromen
Vallen.