PATHOLOGIE VAN HET KRAAMBED: NEONAAT
DEEL DOKTER BIESBROUCK
VEEL GEBRUIKTE BEGRIPPEN
• Neonaat: kind van dag 1 tot en met dag 28 postnataal.
• Incidentie: het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per jaar.
• Mortaliteit: proportie van de populatie dat sterft, sterftecijfer.
• Morbiditeit: proportie van de populatie dat een ziekte ontwikkelt.
• Prevalentie: het totaal aantal gevallen van een ziekte op een bepaald tijdstip.
HOOFDSTUK 1: PARAMETERS BIJ GEBOORTE
1.1 GESTATIONELE LEEFTIJD
1.1.1 PREMATURITEIT
• Prematuriteit = een zwangerschapsduur <37
(volledige) weken, geteld vanaf de eerste dag van de
laatste menstruatie.
• De WHO onderscheidt vervolgens:
- 32- <37 weken: matige tot late prematuriteit
- 28 - <32 weken: vroege prematuriteit
- <28 weken: extreme prematuriteit
• De totale prevalentie van preterme geboorte in België
wordt geschat op 8%, wat overeenkomt met een ±5000
prematuren per jaar.
• Ongeveer 1% van deze kinderen (±50 kinderen per jaar) overlijdt aan complicaties
van prematuriteit.
• Wereldwijd (WHO):
- 15 miljoen kinderen per jaar (=1/10)
- De incidentie neemt wereldwijd toe
- Belangrijke oorzaak van kindersterfte <5jaar
- Grote verschillen in outcome, afhankelijk van beschikbare medische zorgen
(bv. behandeling van infecties, ademhalingsondersteuning)
• Oorzaken van neonatale sterfte (WHO):
1
,• Kwetsbare patiënt zeker als:
- Prematuur
- Dysmatuur
- Postmatuur
• Enkele belangrijke vaststellingen:
- Prematuriteit is de belangrijkste oorzaak van neonatale sterfte. Wereldwijd
sterft jaarlijks ±1 miljoen neonaten aan de gevolgen van preterme geboorte.
- Daarnaast bestaan er zeer grote, regionale verschillen in het voorkomen van
preterme geboorte en de overlevingskansen van deze kinderen. Het grootste
gedeelte van de neonatale overlijdens vindt plaats in regio’s met gebrekkige
medische zorg.
- Er is een duidelijk verband tussen gestationele leeftijd en neonatale
mortaliteit. Dit bleek ook uit de Belgische EPIBEL-studie. In deze studie
werden de overlevingskansen van extreme prematuren onderzocht. Hieruit
bleek dat de neonatale overlevingskansen dalen met de gestationele leeftijd en
onder de 24 weken zo goed als nihil zijn. De belangrijkste doodsoorzaken in
deze studie waren hersenbloedingen en respiratoire insufficiëntie.
- Tot slot is er ook een duidelijk verband tussen gestationele leeftijd en
neonatale morbiditeit. Anders gezegd: de overlevers van preterme geboorte
hebben vaak blijvende medische problemen zoals groei- en
ontwikkelingsvertraging, hersenverlamming, chronische long- of
hartproblemen, oogproblemen,…. Ook bij de overlevende kinderen uit de
EPIBEL-studie werd op 3- jarige leeftijd in 2/3e van de gevallen een blijvende
beperking vastgesteld. Hoe korter de zwangerschapsduur, hoe meer kansen
op ernstige en meervoudige handicap.
• Morbiditeit:
- Sterk afhankelijk van de gestationele leeftijd.
- Alle prematuren hebben problemen met thermoregulatie door hun dunne huid
en gebrek aan onderhuids vetweefsel en glycogeenreserves.
• Pathologie:
- Ademhalingsproblemen (H2)
- Infecties (H2)
- Necrotiserende enterocolitis (H4)
- Pathologische icterus (H5)
- Intercraniële problemen (H5)
- Neonatale hypoglycemie (H6)
- Prematuren- retinopathie (H5)
• Waar ligt de grens voor levensvatbaarheid?
- De absolute grens ligt vermoedelijk ergens rond de 24 weken.
- Ondanks de blijvende vooruitgang van de medische wetenschap lijkt het
onwaarschijnlijk dat deze grens nog verder zou opschuiven.
- Pas rond 22-24 weken vinden immer bepaalde fysiologische veranderingen in
de foetale longen plaats, essentieel voor het extra- uteriene leven.
• Wat zijn risicofactoren voor premature geboorte?
- Gekende risicofactoren zijn:
▪ Maternele factoren
o Leeftijd (<16jaar of >35jaar)
o Ziekte (infecties, pre-eclampsie, diabetes,…)
2
, o Middelengebruik, obesitas
▪ Foetale factoren
o Congenitale afwijkingen
o Meerlingenzwangerschap
- Merk op dat er bij 40-50% van de preterme geboortes geen duidelijke,
aanwijsbare verklaring is.
1.1.2 SEROTINITEIT
• Serotiniteit = een zwangerschapsduur ≥42 (volledige) weken, geteld vanaf de
eerste dag van de laatste menstruatie.
• Merk op dat serotiniteit het gevolg kan zijn van een verkeerde zwangerschapdatering.
- Een accurate bepaling van de amenorroeduur is dus nodig om de diagnose met
zekerheid te kunnen stellen!
• De prevalentie van een overdragen of postterme zwangerschap is ±2.
- Ook hier is een duidelijke associatie met een
hogere neonatale sterfte.
- De verklaring hiervoor moet gezocht worden
bij complicaties zoals meconium aspiratie
syndroom (MAS), macrosomie, intra-
uteriene infecties, placentaire insufficiëntie
en navelstrengproblemen (vb.
omstrengeling).
• De term postmatuur wordt meestal voorbehouden
voor neonaten die klinisch een duidelijk overdragen
aspect hebben.
1.1.3 UITWENDIG ASPECT VAN DE PREMATURE EN POSTMATURE NEONAAT
• Ter vergelijking: enkele kenmerken van premature en postmature neonaten die bij
het eerste onderzoek direct zichtbaar zijn.
• Prematuur:
- Kleine baby, relatief groot hoofd
- Erg dunne, glanzende en doorzichtige huid
- Uitgesproken lanugo- beharing
- Geen onderhuids vetweefsel
- Lage lichaamstonus
- Testes niet ingedaald
• Postmatuur:
- Grote baby’s, vaak macrosoom
- Droge, gebarsten, rimpelige huid
- Weinig vernix, weinig lanugo- beharing
- Weinig onderhuids vetweefsel (door verlies in de laatste weken)
- Lange nagels
- Huid en nagels kunnen verkleurd zijn bij meconiaal vruchtwater
3
, 1.2 GEBOORTEGEWICHT
1.2.1 LAAG GEBOORTEGEWICHT
• Laag geboortegewicht = geboortegewicht <2500 gram.
• Hierbij maakt men onderscheid tussen:
<2500g LBW Low Birth Weight
<1500g VLBW Very Low Birth Weight
<1000g ELBW Extremely Low Birth Weight
<750g ILBW Incredibely Low Birth Weight
• Er is hier een duidelijk verband tussen geboortegewicht en neonatale mortaliteit.
- Zo ligt de sterfte tot 5 keer hoger in de LBW- groep en tot zelfs 100 keer
hoger in de VLBW- groep.
• Onderstaande grafiek heeft het verband weer tussen geboortegewicht en
neonatale sterfte. (zie curus)
➔ Overlevingskansen stijgen/ dalen afhankelijk van geboortegewicht.
➔ Hoe lager het geboortegewicht, hoe lager de overlevingskansen.
➔ Macrosome kinderen dalen hun overlevingskansen.
- Vanaf 1500g zijn de overlevingskansen van de neonaat relatief hoog
(>90%).
- Onder de 1000g nemen de overlevingskansen van de neonaat dan weer snel
af.
- Onder de 500g is de kans op overleving nihil.
- De belangrijkste oorzaak van een laag geboortegewicht is uiteraard
prematuriteit.
- Toch is laag geboortegewicht ook een onafhankelijke risicofactor voor
neonatale mortaliteit (en morbiditeit).
- Anders gezegd: wat de gestationele leeftijd ook is, hoe lager het
geboortegewicht, hoe hoger de kans op neonatale sterfte (of ziekte).
1.2.2 DYSMATURITEIT
• Dysmaturiteit = een te laag geboortegewicht (<10e percentiel), voor de
zwangerschapsduur (= small for gestational age, SGA, small for dates)
• Dysmature kinderen hebben een slechtere prognose dan neonaten met een normaal
gewicht.
• Het 10e percentiel is bij een consensus gekozen als afkappunt. 10% van de gezonde
bevolking (die klein is om erfelijke redenen) zal zich dus ook wel onder die grens
bevinden.
DE OORZAKEN VAN DYSMATURITEIT ZIJN:
• Ofwel constitutioneel (=erfelijk, zie hierboven)
• Ofwel door intra- uteriene groeiretardatie (IUGR)
- Door maternele factoren
4