Inleiding tot de politicologie
, • Proefexamen i/d week van 11 november (6 hoofdstukken)
• Echt examen: januari 2020
- schriftelijk (2 uur)
- multiple choice (60 vragen, 3 mogelijkheden, giscorrectie)
- leren werken met concepten en begrippen, niet vanbuiten leren, maar toch veel
kennis nodig!
• Lessen worden ook opgenomen
Voorwoord: belang van politiek
Vb. invoeren v/d autogordel in 1975
➔ Veel verzet (privézaak) -> ‘Wat moest de overheid doen?’
➔ Groot gevolg -> naar schatting 30000 minder doden i/h verkeer in België en
Nederland
➔ Politiek heeft IMPACT
<-> beperkte ‘maakbaarheid’ v/d samenleving = politici moeten niet de illusie hebben
dat ze de samenleving tot in de kleinste details kan regelen en besturen
Economie, cultuur, technologische ontwikkelingen, mentaliteit v/d bevolking bepalen
zelf grotendeels hoe de samenleving eruit zal zien.
<-> nationale politiek verliest zijn ‘greep’ (Luc Huyse) = nationale regeringen
verstoppen zich achter het argument dat ze niets meer zelf mogen beslissen, omdat
i/d afgelopen decennia de invloed v/d EU bijzonder sterk toegenomen is.
Deze cursus : bouwstenen v/d politiek
• Actoren, instellingen, functioneren
➔ In breder kader plaatsen van dagdagelijks versnipperd politiek nieuws
• Historisch (beter begrijpen als we weten waar het van komt)
➔ Vb. vakbonden die mee de sociale zekerheid gaan besturen
• Vergelijkende/comparatieve politieke wetenschappen
➔ Instellingen/procedures in verschillende landen naast elkaar leggen, om beter te
begrijpen waarom ze op verschillende plaatsen op een heel specifieke manier
functioneren.
Door het vergelijken van verschillende politieke systemen kom je meer te weten dan
wanneer je alleen maar oog hebt voor wat er in je eigen land gebeurt.
• Vergelijkende politicologie
➔ Algemene patronen en wetmatigheden ontdekken en analyseren
➔ Eigen samenleving beter begrijpen en vergelijken met andere landen
,‘Comparative politics’
• ‘If you only know one country, you do not know any country at all’ (Lipset)
• België en Nederland voortdurend vergelijken (ook UK)
• Vb. sterkte van rechts-populistische partijen (vgl. met Franstalig België)
• Belangrijke tak i/d politieke wetenschappen (bestuurskunde, politieke filosofie…)
• Opvolgingsvakken met meer diepgang (o.a. master PW i/h Engels, politieke
communicatie, internationale betrekkingen…)
Inhoud boek & lessen
Hoofdstuk 1 Politiek en politieke 24 sep.
wetenschap
Hoofdstuk 2 Staat en macht 1 okt.
Hoofdstuk 3 Breuklijnen en ideologieën 8 okt.
Hoofdstuk 4 Democratie en 15 okt.
vertegenwoordiging
Hoofdstuk 5 Politieke participatie en 22 okt.
sociale bewegingen
Hoofdstuk 6 Politieke partijen en 29 okt.
partijsystemen
Hoofdstuk 7 Kiessystemen en 5 nov.
stemgedrag
Hoofdstuk 8 Parlement en regering 12 nov.
Hoofdstuk 9 Bestuur en beleid 19 nov.
Hoofdstuk 10 Justitie & administratie 26 nov.
Gastcollege Lezing Patrick Dewael 3 dec.
Hoofdstuk 11 Federalisme en 10 dec.
decentralisatie
Hoofdstuk 13 Europese Unie 17 dec.
,Hoofdstuk 1: politiek en politieke wetenschap
1.1) Politiek
• Politiek = het sturen v/e samenleving
➔ Duidelijke afspraken wanneer mensen samen iets willen doen, om vrije keuze in te
perken
➔ Grote(re) groepen = meer en vaak complexere afspraken nodig, die meestal zullen
worden opgeschreven (formeel) en die goed bewaard blijven. Zo kan ernaar
verwezen worden als er onenigheid bestaat over wat nu precies moet gebeuren.
➔ Het woord ‘politiek’ komt van het Griekse ‘politika’ = ‘dat wat met de polis te maken
heeft’
- ‘polis’ = stedelijke samenleving bij de oude Grieken
➔ = per definitie ook omgaan en sturen van verschillen en conflicten binnen de
samenleving.
• Politiek heeft een heel brede definitie (politiek is overal)
- Politici, partijen en verkiezingen, staten en regio’s en provincies en gemeenten,
wetten en decreten, parlementen en regeringen, diplomaten en internationale
topontmoetingen, Europese Unie en de NAVO…
- Overal waar er regels bestaan
- Ook verenigingen en organisaties
- Politiek = alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving
1.2) Variaties in politiek
Politiek en territorium
• Welke soort samenleving wordt gestuurd?
➔ Politiek eerder associëren met samenleving verbonden aan territorium (vb. land,
gemeente…)
• SL met territorium -> omvattend lidmaatschap (om te ontwijken -> verhuizen) =
belangrijkste vorm v sturing
• Staat = politiek systeem met grondgebied; intern besturen + beschermen tegen
eventuele externe vijanden (vgl. Katholieke Kerk wilde ook ‘sturen’)
➔ Geen grondgebied, vereniging van gelovigen, wilde blijven sturen, verloor macht
! Staten zijn niet enige structuren die onze samenleving sturen -> decentralisatie en
internationalisering !
,Verschuivende culturele grenzen v/d politiek
• Reikwijdte = verschillende opvattingen over mate waarin regels mogen ingrijpen (vb.
mobiliteit, criminaliteit…)
• Verschuivende opvattingen:
- 19e eeuw: “nachtwakersstaat” = enkel justitie, ordehandhaving, defensie,
belastingen
- Vanuit verschillende sectoren -> vraag om domeinen door politiek te laten
regelen (vb. arbeidersbeweging -> sociale bescherming + economisch
controleren)
- Enorme explosie van politiek ingrijpen (vb. huisvuil, roken, verkeer, gezondheid…)
- ! ook homohuwelijk en adoptie !
- Politieke cultuur wijzigt: grenzen tussen privé en publiek
(vb. verplicht aanwerven van mensen met migratie-achtergrond door
werknemers, roken in bijzijn van kinderen…)
➔ Politiek regelt “alles”
Evolutie i/d politieke cultuur:
• Behoeften veranderen
• Belang grens tussen privé/publiek
➔ privé : geen politiek aanwezig
vb. gedwongen seksualiteit binnen huwelijk = wél politiek !
➔ afhankelijk van cultuur en gebruiken (vb. in Saoedi-Arabië vrouwen lang niet
autorijden)
Vormen en structuren v/d politiek
• Welke vorm neemt de sturing v/d (territoriale) samenleving aan?
➔ bij sturen v/e samenleving -> veel verschillende keuzes -> verschillende pol. systemen
(“regimes”)
Classificatie:
1) Principes aan grondslag van functioneren?
➔ Politiek regime : democratisch vs. autoritair
(macht = tijdelijk, verspreid over verschillende groepen, via verkozen
vertegenwoordigers, fundamentele rechten)
2) Territorium vanuit 1 punt bestuurd of deelgebieden met eigen bestuur?
➔ unitaire (gecentraliseerd) vs. federale staten
3) Politieke instellingen en procedures?
➔ Verkiezingen, parlement, partijen, grondwet, staatshoofd…
, Wat doet een politicoloog?
• Doel = regelmaat ontdekken in fenomenen (patronen)
= complexe fenomenen vereenvoudigen
• Sociale werkelijkheid = complex (reflexief) (vb. peiling)
• Werkelijkheid “formaliseren” in variabelen/analytisch
• Structuren: posities en rollen determineren gedrag (niet enkel persoonlijkheden)
• Patronen zie je door te vergelijken, 2 manieren:
- Veel waarnemingen (grote N)
- Goed gekozen waarnemingen (kleine N)
1.3) Politieke wetenschap
Veel groepen praten over politiek (burgers, journalisten, kunstenaars…)
• Politieke wetenschappers -> politieke gebeurtenissen/instellingen beschrijven,
verklaren, begrijpen…
• Eigen regels:
1) Intellectuele distantie
- Doel = niet om eigen mening op feiten te geven, maar volledige neutraliteit
bestaat niet (voorkeuren, belangen, interesses…) = essentie van sociale
wetenschappen!
➔ Keuze van onderwerpen toont voorkeur (vb. groene vs. rechts-populistische partijen,
terrorisme na 9/11, vrouwen en politiek…)
- Politicoloog doet verslag van zijn bevindingen (kan gebruikt worden)
2) Wetenschappelijke methode
- Vele, bewust ingezamelde waarnemingen
➔ Systematische inzameling van gegevens (vs. ad hoc)
➔ Gebeurtenis duiden als fenomeen dat uiting is v/e bredere categorie (algemeen
verschijnsel) (vb. Belgisch confederalisme)
➔ Inzicht via vergelijking, bewust zoeken naar gelijkaardige/verschillende cases
- Keuze van onderzoekstechnieken
➔ Hoe data analyseren? (afh van onderzoeksvraag)
➔ Kwantitatief of kwalitatief (vb. vrouwen i/h parlement)
- Open rapporteren over wat en waarom
➔ Doel = repliceerbaarheid (<-> journalistiek)
➔ Controleren en verfijnen (cumulatief, anderen toetsen, weerleggen…)
,1.4) Instrumenten v/d politieke wetenschap
• Politieke wetenschappen = politiek begrijpbaar maken, analyseren, inzicht geven
• Eigen “taal” van politieke wetenschappen = orde brengen i/d chaos, complexiteit
• Instrumenten v/d taal = concepten (1), modellen (2) en theorieën (3)
1) Concepten
• Begrip of algemene categorie dat een verschijnsel precies afbakent (vb. gender-
geslacht) (vb. politieke partijen, participatie)
• Zonder concepten kunnen we niet over politiek spreken; maakt politieke
werkelijkheid bespreekbaar
• Hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden – essentie
• Ideaaltype (essentiële kenmerken: hoofd- en bijzaken) – werkelijkheid is nooit
perfect (vb. polyarchie; soort ideaal politiek systeem van Dahl)
2) Modellen
• Bepaalde vereenvoudigde voorstelling v/d realiteit, geen reproductie (bv.
wegenkaart)
• Meer dan een concept; ook relaties tussen concepten (variabelen) worden
beschreven
• Statistische modellen bevatten slechts bepaalde variabelen (vb. deelname aan
protest) – “verklaarde variantie”
• Vb. politieke kringloop van David Easton
➔ Eisen = vragen van individuen/groepen voor politieke oplossing v/e probleem
(politieke oplossing = hele samenleving krijgt regel opgelegd)
! politieke eisen soms te veel (volume overload) of te gevarieerd (content overload)
- Gatekeepers/sluiswachters = reguleren uiting politieke eisen (vb. politieke
partijen, belangenorganisaties)
➔ Steun = uiting van vertrouwen i/h systeem
Passief: gehoorzaamheid; naleven beslissingen, actief: betogen ten gunste van
maatregel
! niet iedereen steun -> ook verzet mogelijk !
➔ Eisen + steun = politieke beslissingen (die samenleving besturen)
➔ Terugkoppeling/feedback = gevolgen voor eisen en steun = reductie van politiek
systeem (in werkelijkheid veel ingewikkelder)
, 3) Theorieën
• Beschrijven hoe en waarom politieke verschijnselen met elkaar in verband staan
(verhaal over causaliteit) (vb. wat bepaalt samenstelling regering? Waarom dienen
oppositieleden wetsvoorstellen in als ze toch niet aanvaard worden?)
• Resultaat van waarnemingen en onderzoek, maar theorieën sturen ook
waarnemingen en onderzoek (deductief vs. inductief)
• Cruciale link tussen theorie en onderzoek = hypothese (= voorspelling waarvan
nagegaan kan worden of ze klopt)
PARADIGMA (model) van PW
• Regelmaat ontdekken in fenomenen
• Complexe fenomenen vereenvoudigen
• Sociale werkelijkheid = complex (reflexief) (vb. verkiezingspeiling)
• Structuren: posities en rollen determineren gedragen (niet enkel persoonlijkheid)