P O L I T I C O LO G I E
Politiek heeft impact, maar beperkte maakbaarheid & nationale politiek verliest
greep
Comparative politics = belangrijke tak in politicologie om patronen etc. te
analyseren
H1: POLITIEK & POLITIEKE WETENSCHAP
Politiek = (conflicten over) het besturen van de samenleving adhv regels, bevindt
zich OVERAL
VARIATIES IN POLITIEK
1. TERRITORIUM
o lidmaatschap van een samenleving gebonden aan een grondgebied
o binnen de grenzen hiervan ben je onderworpen aan haar regels, erbuiten niet
o moeilijk om eruit te stappen omvattender/dwingender want anders
verhuizen
o staten worden intern bestuurd en tegen externe vijanden beschermd
o organisatie: hierbij kan je KIEZEN om al dan niet lid te worden, overal
gelden deze regels
2. CULTUREEL
o wat er in een samenleving geregeld wordt, is sterk verschillend
o Nu een grotere reikwijdte dan vroeger = meer regels
o in 19e eeuw: nachtwakersstaat enkel ordehandhaving, defensie en
belastingen
o vanuit verschillende sectoren v/d samenleving vraag naar meer regulatie (bv.
arbeidersbeweging)
o nu: explosie van politiek ingrijpen (homohuwelijk, huisvuil, adoptie, verkeer,
…)
o in westerse samenleving veel belang aan onderscheid privé en publiek (grens
is moeilijk!)
3. VORMEN EN STRUCTUREN
CLASSIFICATIES:
Democratische regimes Autoritaire regimes
Macht is tijdelijk Macht is voor een lange tijd
Macht is verspreid over groepen Macht is in handen van kleine elite (1
,Bevolking verkiest pers.)
vertegenwoordigers Geen (eerlijke) verkiezingen
Fundamentele rechten erkend en Geen rechten voor de bevolking (schijn)
beschermt
Unitaire staten Federale staten
Gecentraliseerd bestuur: hele Gefederaliseerd bestuur: deelgebieden
territorium wordt vanuit één punt hebben hun eigenbestuur.
bestuurd.
EMPIRISCHE POLITICOLOGIE
o Doel = regelmaat ontdekken in fenomenen = complexe fenomenen
vereenvoudigen want de sociale werkelijkheid is zeer verschillend en complex
(reflexief)
o Structuren: posities en rollen determineren het gedrag, niet enkel
persoonlijkheid
o Werkelijkheid ‘formaliseren’ in variabelen / analytisch door naar patronen te
zoeken adhv vergelijken, twee manieren:
• Veel waarnemingen (grote N) populatie
• Goed gekozen waarnemingen (kleine n) steekproef
o Veel groepen praten over politiek, daarom volgen politieke wetenschappers
hun eigen regels:
1. intellectuele distantie: doel is niet om te zeggen hoe het moet, maar
deelnemen aan het politieke debat, moeilijk want neutraliteit bestaat
niet (bias)
2. wetenschappelijke methode: veel en bewust ingezamelde waarnemingen
bewuste en zorgvuldige keuze van onderzoekstechnieken
3. systematiek: systematisch verzamelen van data en deze vergelijken
4. keuze onderzoekstechniek: kwalitatief of kwantitatief
5. openheid: het garanderen van repliceerbaarheid (open rapporten, peer
review)
o politieke wetenschappers brengen orde in de complexiteit adhv 3
instrumenten:
1. concepten: begrip dat verschijnsel afbakent dient om het denken te
organiseren en hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden =
ideaaltype
2. modellen: vereenvoudigde voorstellingen vd realiteit, geeft relaties aan
tss concepten (statistische modellen bevatten slechts enkel variabelen –
verklaarde variantie)
3. theorieën: het meest concreet, beschrijven hoe en waarom politieke
verschijnselen met elkaar in verband staan (causaliteit) en kunnen zowel
deductief als inductief zijn, ze vormen de cruciale link tss onderzoek en
theorie en houden altijd een hypothese in
HOOFDSTUK 2: STAAT & MACHT
,o regels van de staat zijn bindend, moeten nageleefd worden burgerlijke
ongehoorzaamheid
o staat heeft monopolie op legitiem geweld enkel staat mag de regels
opleggen en afdwingen met geweld, dit is geen privétaak
o geweld moet proportioneel en functioneel zijn tov de gepleegde overtreding
o regels zijn geïnternaliseerd: we volgen ze zonder er bij na te denken
GRONDWET
o Eerste + belangrijkste regel van een land
• omvat hoe andere regels gemaakt moeten worden, hoe regels gewijzigd
kunnen worden
• omvat de basisregels die het functioneren van het politiek systeem
vastleggen (= bevoegdheidsverdeling)
• omvat basisrechten & -vrijheden: klassieke grondrechten die de burgers
beschermen tegen de almachtige staat bv. vrijheid van meningsuiting,
pers, godsdientst, …
• omvat moderne socio-economische rechten bv. onderwijs (niet individueel
afdwingbaar)
o grondwet is heel algemeen de werkelijke politiek staat er ver van af
o het grondwettelijk hof beschermt ons en mag als enige orgaan ingaan tegen
de grondwet
o GW kan niet zomaar veranderd worden, extra voorwaarden in België
• moet door het vorige parlement goedgekeurd én aangekondigd worden,
zodat de status van ‘constituante’ verkegen wordt (= goedkeuring dat
volgend parlement de GW mag veranderen) vertraging want ook nog
wachten op volgende verkiezingen
• moet goedgekeurd worden in het nieuwe parlement met 2/3 meerderheid
• polariseren heeft weinig zin, beide taalgroepen moeten akkoord gaan
• niet alleen GW, maar ook andere wetten wijzigen in België is moeilijk uit
bescherming tegen dictatuur en veranderen van de hele staat
o situatie in Groot-Brittannië
• er is geen neergeschreven GW, maar eerder een historisch gegroeid
geheel van teksten, rechten, gewoonten en verplichtingen: de magna
carta
• rule of law & supremacy of parliament = er is geen grondwettelijk hof
waar burgers beslissingen v/h parlement kunnen aanvechten, ze hebben
een hele zwakke positie tov staat
MACHT
o = bindende regels opleggen & afdwingen adhv machtsmiddelen (wat de
anderen willen)
o mogelijke machtsbronnen zijn olie, formele positie, …
o = de mogelijkheid van A om te zorgen dat B een handeling stelt die B anders
niet zou stellen
o meestal wederzijdse wisselwerking (regering krijgt macht van het volk in ruil
voor veiligheid), maar maar kan ook asymmetrisch (Nazis)
, o = GEEN gezag: gelegitimeerde, aanvaarde macht waarmee je instemt
SOORTEN GEZAG (WEBER)
1. Traditioneel gezag: respect voor traditie en gewoonte
2. Charismatisch gezag: respect voor persoonlijke eigenschappen van
gezagsdrager
3. Rationeel-legaal gezag: respect voor de regels zelf
DIMENSIES VAN MACHT (AMARTYA SEN)
ongelijkheid is ook een vorm van macht (onderdrukking)
1. ‘Naakte’ macht = beslissen, bevelen, afdwingen, meest zichtbare vorm
2. Agenda-setting = beslissen om iets te beslissen, belang vs. richting van een
thema, positief: een betere maatregel negatief: slavernij als thema op de
politieke agenda zetten
3. Macht als ideologische hegemonie: bepalen ‘wat gedacht wordt’ =
onzichtbare macht, culturele hegemonie = de bestaande orde wordt
geaccepteerd zonder discussie (sweat shops)
MACHT AANTONEN = MOEILIJK
o Mediatieke selectie van wat in de politieke agenda gezet wordt door
journalisten
o Veel machtsuitoefening is onzichtbaar (als A macht N uitoefent, kan B al
anticiperen door te conformeren uit angst voor machtsuitoefening die zou
kunnen komen anticipatie, zelfcensuur)
o Causaliteit vaststellen is moeilijk
o Vaak alleen oog voor de negatieve macht
o Macht = machtsstrijd tss actoren (= biregionaal) macht van 1 actor isoleren
is problematisch
PROCES VAN STAATSVORMING
natiestaat is langzaam gegroeid in 4 stappen:
1. Concentratie van machtsmiddelen = geld, middelen, organisatie en expertise
waardoor de staat de samenleving kan reguleren concurrenten hebben
machtsmiddelen verloren (Kerk, adel)
2. Verwerven van legitimiteit = overheid wordt aanvaard als geldige
gezagsdrager
3. Depersonalisatie van gezag = legitimiteit is niet langer afhankelijk van
charisma/ populariteit van één bepaalde leider, maar wordt bepaald door het
geheel van regels en instellingen
4. Homogenisering = zelfde regels worden toegepast op heel het grondgebied
eindresultaat van deze 4 processen = de moderne ‘natiestaat’ waarbij de
bevolking, taal, staat en cultuur samenvallen
in België: decentralisatie