BIJZONDERE STRAFWETTEN EN STRAFPROCEDURES
PROF. DR. DE WOLF
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
I. Bijzondere strafwetten
1. ALGEMENE INLEIDING
1.1. WAT ZIJN BIJZONDERE STRAFWETTEN?
Het strafrecht kan verdeeld worden in het formeel strafprocesrecht en het materieel strafrecht.
Materieel strafrecht heeft zijn eigen onderverdeling
1) Een algemeen deel: dit zijn de algemene principes die alle misdrijven beheersen (Boek I SW)
2) Een bijzonder deel: de diverse misdrijven
A. Het bijzonder deel van het materieel strafrecht kan men terugvinden in boek II SW
(klassieke misdrijven).
B. Er zijn ook bijzondere strafwetten.
1.1.1. Definitie
Bijzondere strafwetten zijn bijgevolg wetten die buiten het SW staan en die zowel bepaalde gedragingen
strafbaar stellen, als processuele bepalingen bevatten die meestal afwijken van het gemene
strafprocesrecht.
De wetgever heeft hiervoor doelbewust gekozen. De bijzondere strafwetten handelen vaak over:
- Specifieke materies,
» Bijvoorbeeld: het Veldwetboek, heel specifiek betrekken op rurale gebieden. Men heeft
dat nu opgenomen in het BW en men heeft de strafbepaling afgeschaft. Dat heeft geleid
tot een hedendaagse heisa dat je rurale gebieden mag betreden, tenzij men specifiek
heeft gezegd dat je dat niet mag. Bijvoorbeeld een braakliggend terrein of een
landbouwgrond dat niet gebruikt wordt. Enkele gemeenten wouden dan administratieve
geldboetes opleggen, maar is dat dan strafrecht of publiek recht? Dat gaan we nog veel
tegenkomen in de cursus.
- Specifieke personen (bijvoorbeeld militairen)
Deze zaken zijn erg veranderlijk en men wou een zekere bestendigheid nastreven inzake het SW. Gezien
de strafprocessuele bepalingen die ook aanwezig zijn, wordt het voornoemde onderscheid tussen
materiële en formele wetten dwars doorkruist door het onderscheid tussen gemene en bijzondere
strafwetten.
1.1.2. Soorten
Formeel gezien kunnen deze bijzondere wetten de vorm aannemen van een echt wetboek (veldwetboek),
een wet met grotendeels strafbepalingen (drugswet) of een wet waar de strafbepaling slechts een klein
onderdeel van vormt. Dit kunnen bijgevolg ook plaatselijke verordeningen zijn (van gemeente of
provincie).
Materieel of inhoudelijk gezien kan men drie types in deze wetten onderscheiden, ze zijn het product van
een historische evolutie.
1) Eind 19e eeuw tot aan WOII: De wetten willen een specifiek maatschappelijk gebeuren regelen
via strafrecht en administratieve verplichtingen, maar buiten het SW. De strafbepalingen staan
gewoonlijk vooraan in de wetten en zijn degelijk uitgewerkt.
2
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
» Bijvoorbeeld: Langzamerhand zijn we het SW aan het vergeten want de manier waarop
alles is opgenomen, is al anders dan het SW. Er zijn half administratieve bepalingen en de
rest is strafrecht. In de volgende fase van de wetgeving zal het strafrecht meer naar de
achtergrond schuiven. In de drugswet staan twee administratieve zaken, een
vergunningensysteem verkregen door de overheid. En anders zit je in een
verbodsbepaling. Het zal wel nog sterk gelijken op het SW. Je krijgt ‘Hij die…… wordt
gestraft met…’. Je krijgt de materiele en morele bestanddelen en dan de strafbepalingen.
Bij de bijzondere strafwetgeving gaat men de bestanddelen splitsen van de
strafbepalingen. Dat materieel bestanddeel wordt vaak weggelaten, men gaat verwijzen
naar andere artikelen van de wet. Het moreel bestanddeel zal bijna nooit vermeld
worden, dat zal een probleem vormen.
2) Na WOII: Er komen gewone wetten die een specifiek deelgebied van het recht regelen en op het
einde een aantal strafbepalingen gaan bevatten, waarin de niet-naleving van geheel of bepaalde
niet-strafrechtelijke normen strafbaar wordt gesteld. Deze bepalingen zijn zelden diepgaand
uitgewerkt.
» Er zijn duizenden zo een wetten. Men wou van een nachtwakersstaat (een zekere rust
voor de burger) naar een welvaartstaat evolueren. De maatschappij gaan sturen aan de
hand via wetgeving, sturend optreden.
» Om dit te realiseren gaat men het strafrecht gebruiken als handhavingsinstrument. De
generale preventie is een duidelijke instrumentele benadering en wordt ook wel het
ordeningsstrafrecht of bestuursstrafrecht genoemd.
» Het gedrag dat men wil bestraffen, de ongehoorzaamheid, noemen we omissiedelicten.
Het nalaten iets te doen.
» Bijvoorbeeld: geneesmiddelen, sociale zekerheid, belastingen, etc.
3) Hedendaagse kluwen van bijzondere strafbepalingen: Bijna elke wet of decreet heeft zijn eigen
strafbepalingen waardoor een kluwen van strafbaarstellingen en strafprocessuele regels is
ontstaan. Een complex gegeven waarbij vaak tegenspraak optreedt.
» Bijvoorbeeld: Er bestaat zoiets als VLAREM II, een milieuvergunningsdecreet. Je had een
vergunning maar zelf al had je die vergunning men ging sectorale uitvoeringsbesluiten
neerleggen. Toen was alles strafbaar maar dat decreet was gigantisch lang met meer dan
1000 artikelen en bijgevolg 1000 misdrijven bij.
» Bijvoorbeeld: milieuvergunning met de verschillende sectorale uitvoeringen. Maar je hebt
ook verschillende milieus, bijvoorbeeld water. Maar dan heb je opnieuw verschillende
wateren, je hebt rivieren, meren, onbevaarbare wateren, grondwateren, etc. Hier gaat
telkens een wet en ook een strafbepaling aan koppelen maar die aan allemaal van elkaar
verschillen. Zowel voor de misdrijven als de procedure. Bijvoorbeeld een afwijking van
het gemeen recht is het toesturen van een PV aan de overtreder en daaraan was een
termijn gekoppeld maar opnieuw allemaal verschillend. Dat zorgt uiteindelijk voor heel
wat nietigheid en dus een technisch probleem. De kenbaarheid van de wetgeving is niet
meer duidelijk. Maar je bent geacht de wet te kennen, kan men dan spreken van
rechtsdwaling? Want ook voor de handhavers zelf is het enorm moeilijk.
» Men gaat drie denkpistes lanceren om de kluwen te ontwarren:
I. Kaderwet: Een wet die algemene, gemeenschappelijke kenmerken van de wetten
gaat opzoeken. Dat kan via een algemeen strafrecht van de bijzondere SW te
maken of men gaat in de bijzondere bepalingen gemeenschappelijke elementen
3
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
te vinden. Men wou zich eigenlijk gaan ontdoen van onbelangrijke elementen,
dat is niet gelukt in BE. Wel in NL, namelijk de wet op economische delicten.
II. Strafrecht als ultimum remedium: men gaat enkel de belangrijke zaken
handhaven en de rest depenaliseren. Alles wat dan overblijft is dan zo essentieel
dat je dat gaat opnemen in het SW.
» Bijvoorbeeld mensenhandel, dat stond eerst in de vreemdelingenwet en
men heeft dat in het SW opgenomen. Je krijgt dan een typische
strafbepaling. Verder als dit zijn we niet geraakt. In NL en D is men
verdergaan, namelijk milieurecht opnemen in het SW. Echter, je gaat
zulke vage en algemene bepalingen krijgen dat ze eigenlijk juridisch een
probleem vormen. Legaliteit zegt dat het moet voorgeschreven zijn door
de wet en het moet kenbaar zijn/verstaanbaar. Dat is niet meer het geval.
Uiteindelijk worden dat dan symboolwetten die niet toepasselijk zijn. Dit
gaat dus ook mislukken.
III. De Codificeringsgedachte: de techniek bestaat erin om de verschillende
strafbepalingen uit de respectievelijke gewone wetten of decreten te plukken en
te bundelen in een nieuw wetgevend instrument. Het zijn net de bijzondere
bepalingen die gecoördineerd of zelfs samengevoegd worden.
» Bijvoorbeeld: milieustrafrecht, alle bepalingen gaat men omzetten in een
aantal strafbepalingen die veel duidelijker zijn dan de algemene en die
het voordeel hebben die niet meer gekoppeld zijn aan al die submateries.
Men gaat ook een aantal zaken depenaliseren. Een beperkt aantal
milieumisdrijven.
» Bijvoorbeeld: sociaal strafwetboek, wetboek economisch recht. Men
heeft de strafbepalingen opgenomen maar ook het economisch recht
staat erbij. Hiermee wordt aangetoond dat de wetgever het strafrecht
ondergeschikt ziet aan de gewone bepalingen.
Er is nog een laatste evolutie die aan het gebeuren is maar die minder duidelijk is, men heeft de neiging
in het politieke discours om naar een veiligheidsstaat te gaan. Men wil de risico’s voor de burger eigenlijk
tot 0 gaan brengen. Men gaat niet aanvaarden dat er toeval is, of bepaalde zaken gebeuren. Men wil altijd
een menselijke fout vinden. Dat vertaalt zich naar wetgeving in functie daarvan, bijvoorbeeld terreur. Dat
geeft een golf van penaliseren, dus een andere richting. Welvaart wordt dus stilaan vervangen door
veiligheid en dikwijls afwijkende wetgeving.
Gemeen aan deze drie verschillende types van bijzondere strafwetten is dat de algemene bepalingen van
het strafrecht er zelden in voorkomen (uitzonderingen zijn de herhaling en anachronische bepalingen).
Men verwijst dan vaak naar Boek I SW om deze problemen op te lossen (zie HS 3).
4
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
1.1.3. Onderverdelingen
- Financieel strafrecht (koersmanipulatie, misbruik van voorkennis, meldingswet ter voorkoming
van witwassen).
- Economisch strafrecht (marktpraktijken en consumentenbescherming)
- Fiscaal strafrecht (misdrijven inzake personenbelasting, BTW, douane, etc.)
- Sociaal strafrecht (misdrijven tegen het welzijn van werknemer, arbeidstijd, arbeidsvoorwaarden,
sociale documenten, sociale zekerheid, etc.)
- Omgevingsstrafrecht (enerzijds milieustrafrecht in de enge zin zoals misdrijven inzake
kernenergie, bosmisdrijven, jachtmisdrijven, etc. en anderzijds stedenbouwstrafrecht)
- Verkeersstrafrecht (wegverkeer, luchtverkeer, zeevaart)
Daarnaast bestaan er bijzondere strafwetten over uiteenlopende materies zoals verdovende middelen,
hormonen, geneesmiddelen, wapens, racisme, openbare dronkenschap, drukpers, etc.
1.2. INDELING VAN DE CURSUS
Eerst een aantal algemene vragen en kwesties behandelen, die gemeen zijn aan bijzondere strafwetten.
Vervolgens wordt de drugswet en wapenwet van naderbij bestudeerd.
1.3. LEERDOELEN VAN DE CURSUS
Een jurist moet een bijzondere strafwet met bijzondere aandacht benaderen. Aandacht dient zich toe te
spitsen op de inhoud van de strafbaarstelling enerzijds en op het eventueel afwijkend regime van het
algemeen strafrecht en strafprocesrecht anderzijds.
5
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
2. ZIJN DE BIJZONDERE STRAFWETTEN STEEDS NODIG, WENSELIJK EN
EFFICIËNT?
2.1. ZIJN DE BIJZONDERE STRAFWETTEN STEEDS NODIG?
Soms is het meteen duidelijk dat de strafbaarstelling volstrekt overbodig is.
- Bijvoorbeeld: de strafbaarstelling van een hele wet, inclusief de definitieartikelen. Als je dan zo
een W, D of O hebben met vele definitiebepalingen dan is het geven van een verkeerde definitie
strafbaar. Dat kan niet, hier heeft men niet nagedacht.
Lastiger wordt het wanneer men alles strafbaar stelt en dat men dingen gaat strafbaar stellen dat men
niet wil strafbaar stellen.
- Bijvoorbeeld tucht of deontologie. In de wapenwet is er een bepaling over de tucht maar men
heeft dat dus ook strafbaar gesteld. Dat gaat dus niet.
Daarnaast zijn er ook vaak gedragingen strafbaar gesteld die reeds in het klassiek strafrecht strafbaar
werden gesteld.
- Bijvoorbeeld: in het economisch strafrecht gaat men heel wat vormen van bedrog in
handelspraktijk strafbaar stellen. Bijvoorbeeld het opzetten van een piramidestructuur waarbij
een eerste persoon een andere persoon gaat overtuigen geld te investeren en die zijn stuk inzet
kan terugkrijgen door iemand nieuw aan te werven. Het geld gaat dan heel snel naar de topman
en die verdwijnt heel vaak. Het strafwetboek heeft een algemene bepaling die bedrog, oplichting
strafbaar stelt. Dus het is twee keer opgenomen. Op zich is dat niet erg, maar op een ogenblik
was de poging tot oplichting anders geregeld, de strafmaat was anders.
De techniek van deze ‘dubbel-op’ bepalingen leidt vaak tot kwalificatieproblemen. Moeten beide
misdrijven ten laste worden gelegd, of subsidiair, of sluit het ene de andere uit, is er samenloop mogelijk?
Er gaan drie grote theorieën naar voren geschoven worden om met deze problematiek om te gaan.
1) Haus wees erop dan wanneer eenzelfde feit onder twee afzonderlijke delictsomschrijvingen viel
(ideale samenloop), de regel van de bestraffing door de zwaarste straf moet toegepast worden
(Art. 65 SW)
2) Men heeft dan gezegd in de doctrine dat dit niet gaat. Dat is wat overdreven. Ze gaan steunen op
een Latijns adagium dat zegt dat de speciale wet voorgaat op de algemene wet, lex specialis
derogat generalis. De bijzondere strafwet zal altijd milder zijn, dus het is een soort pleittruc.
» Bijvoorbeeld: voor oplichting (Art. 496 SW.) is de strafbaarheid van poging voorzien maar
voor het ‘bijzonder’ misdrijf van artikel 91, 14° wet 6 april 2010 voor marktpraktijken en
consumentenbescherming is dat niet voorzien. Door lex specialis derogat generalis zou er
dan geen bestraffing bestaan of is er risico dat ongeldige straffen worden uitgesproken.
3) Men moet gaan kijken naar de bedoeling van de wetgever. Wou hij het uitsluitend geregeld
hebben of niet. Als men echt alleen naar de bijzondere wou gaan, dan vergeet men de algemene.
Als het niet zo duidelijk is, of niet de bedoeling had om het volstrekt te regelen, dan kan men de
twee bepalingen gaan toepassen. Men moet dit bepalen aan de hand van de omschrijving van de
bestanddelen van het misdrijf of de toepasselijkheid van de straf. Deze theorie is niet zo
gemakkelijk want de wetgever is niet altijd even duidelijk geweest.
6
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
Zo een typisch voorbeeld zijn de fiscale valsheden die bestaan naast de gemene valsheid uit het SW. De
fiscale valsheid verschilt van de gewone valsheid door het opzet. Fiscale valsheid vergt een gans bijzonder
oogmerk, dat om een fiscaal misdrijf te plegen. Terwijl de gewone valsheid enkel een bedrieglijk opzet of
oogmerk om te schaden vereist. Indien men valsheid pleegde enkel met het oogmerk om
belastingontduiking te plegen, dan geldt enkel de belastingwetgeving. Indien men ook andere oogmerken
heeft dan moet men benevens de bijzondere valsheid ook de gemene valsheid worden toegepast. Het
vaststellen van dit oogmerk is een feitenkwestie. Er wordt meestal aangenomen dat de belastingaangifte
niet als geschrift in de zin van fiscale wetboeken dient aanzien te worden, maar wel de documenten die
deze aangifte staven → Verwarrend!
Ook bij oplichting geldt deze verwarring tussen gemeen recht en de verbijzondering. Meestal wordt
aangenomen dat de algemene tekst enkel wordt uitgesloten wanneer de bijzondere tekst al de
constitutieve bestanddelen van oplichting bevat en louter een verbijzondering is van de algemene tekst.
Men moet zich de vraag stellen of het echt nodig is om bij elk nieuw misdaadfenomeen een bijzondere
bepaling op te stellen. Zo is mensenhandel ook reeds opgenomen in het SW. De wetgever wordt gedreven
door de actualiteit ten nadele van de systematiek. Erger is dat men in de bijzondere bepalingen vaak
waarborgen of beperking terzijde stelt die bestaan in het gemene recht. Dit zijn exorbitante regelingen
die zorgen voor overregulering en die eigenlijk niet nodig zijn.
2.2. ZIJN DE BIJZONDERE STRAFWETTEN STEEDS WENSELIJK?
Men moet zich wat vragen gaan stellen bij al deze strafbaarstellingen. Voor kleine zaken kan je
strafrechtelijk worden veroordeeld en dat levert ook een strafblad op. Dit kan mensen in een moeilijke
situatie plaatsen als je bijvoorbeeld werk zoekt.
Tot vrij recent was er weinig aandacht voor alternatieven vermits men toch reeds lange tijd stelt dat het
SR een ultimum remedium zou moeten zijn. Dit zorgt voor overbelasting van het systeem en een
vermindering van het afschrikwekkend effect ervan. Men kan twee grote denkstromingen terugvinden
die elk een standpunt innemen over het gebruik van bijzondere strafwetten en het SR.
2.2.1. Keuze voor het strafrecht zou slechts de uitzondering mogen zijn
1) De bijzondere strafwetten zouden grotendeels gedepenaliseerd moeten worden zodat je een
harde kern over hebt. Zo heb je enkele het belangrijkste over, en dat kan je eventueel dan in het
SW plaatsen.
2) Ultimum remedium, je moet zuinig zijn met het SR. Het belangrijkste, niet per se de harde kern,
moet uitgehaald worden. Zuinig zijn met het inzetten. Je moet dus andere handhavingssystemen
gaan toepassen om een bagatellisering van het SR te vermijden (lage straffen, geen ontradend
effect, veel sepo’s, overbelasting strafrechtelijk apparaat,…)
» Zulke andere systemen zijn: administratieve sancties (gasboetes), de privaatrechtelijke
handhaving (stakingsvordering, copyright, schadevergoedingen), tuchtrechtelijke (goede
werking van de dienst of beroepsorganisatie, heeft niet tot doel want de bijzondere
strafwerking heeft, het zijn meer algemene doelen).
7
, BSWSP – Bijzondere strafwetten
➢ Bijvoorbeeld: de politie kan een misdrijf plegen waarbij de goede werking van de
dienst niet echt in gebreke kwam. Dus dat zijn twee andere zaken.
➢ Bijvoorbeeld: de Coronamaatregelen leidde tot discussie over of men op een
bankje mocht zitten als men na het wandelen even wou rusten. Dit stond niet in
het KB, maar wel in de fAC dat dat verboden was. Dat werd strafbaar gesteld. In
Oostende ging een hartpatiënt even zitten en kreeg een PV. Dit is uiteraard niet
de bedoeling van het strafrecht. Ultimum remedium staat hier haaks op. Men zou
hier veel beter andere handhavingssystemen voor gebruiken.
3) Eerder rechtspolitiek argument is dat al die bijzondere strafwetten de samenleving ontzettend
moeilijk maken. Het verstoort de maatschappij.
» Bijvoorbeeld: bij sociale misdrijven gaat het vaak over bijstandsfraude. Het gaat om
mensen die het niet breed hebben en die zich dat toe-eigenen. Soms volgen ze toch niet
helemaal de regels op. Door het strafbaar te stellen worden deze mensen geviseerd.
Anderen zullen dan weer vinden dat de ondernemers te zwaar geviseerd worden (witte
kassa, ...). Het probleem met deze theorie is dat het tegenstrijdig is. Men viseert de sociaal
zwakkeren, maar ook weer de economisch sterekeren. Het is dus iets zeer subjectief en
een continu maatschappelijk debat.
2.2.2. Corresponderende tegenargumenten
1) Onderscheid tussen harde kern en niet harde kern is zeer moeilijk om op concrete wijze vast te
stellen. In de regel is de harde kern het SW vermits ze verband houden met essentiële morele
normen in de maatschappij.
2) Het is niet aangetoond of de andere handhavingssystemen wel werken of efficiënter zijn dan het
SR. Men zou dan eerder een gemengd systeem moeten gebruiken.
» Bijvoorbeeld: het handhaven van verwerken van afval op een administratieve manier.
Maar in Italië heb je maffia die daar bakken geld mee verdienen, dan is dat belachelijk dat
je dit administratief gaat bestraffen.
» Bijvoorbeeld: De afstand tussen burger en overheid is ook vaak te klein en moeten we
spreken van corruptie in sommige gevallen.
» Bijvoorbeeld: De administratieve boetes gaan bijgevolg ook bijna geen impact hebben op
grote misdrijven die men administratief gaat bestraffen.
3) De depenalisering kan ook tot ongelijkheden leiden. Waarom de ene wel ontzien en de andere
niet? Anderzijds is er volgens sommigen geen reden om bepaalde bevolkingsgroepen te sparen
gezien het een strafwaardig feit is. Echter, men wijst erop dat ook niet-strafrechtelijke sancties
zware gevolgen kunnen hebben.
» Bijvoorbeeld: afbraak van een huis, private boete, ontslag uit ambt of beroep, etc.
Gevoelsmatig zien we dus dat de bijzondere strafwetten overdreven worden gebruikt. Maar een criterium
vinden om een middenweg te vinden, is zeer moeilijk. Het is een discours dat inherent tegenstrijdig is en
veroorzaakt discussie.
8