SOCIAAL ECONOMIE SAMENVATTING
INHOUD
LES 2: ECONOMISCHE BASISBEGRIPPEN.................................................................................................2
LES 3: VERKENNING SOCIALE ECONOMIE...............................................................................................6
LES 4: TAAK 1-DONUTECONOMIE.........................................................................................................10
LES 5: WERKVORMEN SOCIALE ECONOMIE..........................................................................................12
LES 6: BEDRIJFSORGANISATIE, VAKBONDEN, CAO................................................................................15
LES 7: WERKVORMEN...........................................................................................................................17
LES 9: SOCIALE ZEKERHEID...................................................................................................................23
LES 10: ECONOMISCHE UITDAGINGEN VOOR ONZE SAMENLEVING....................................................27
LES 11: ARBEIDSWETGEVING................................................................................................................32
LES 12: ROL VDAB-GASTCOLLEGE.........................................................................................................39
1
,LES 2: ECONOMISCHE BASISBEGRIPPEN
Je kan volgende begrippen verklaren: behoeften, schaarse middelen, economisch principe, schaarse
en vrije goederen, economische kringloop, productiefactoren, welvaart, welzijn en BBP.
1. Behoeften
In essentie gaat economie over de bevrediging van behoeften. Eenvoudig gesteld neemt de
welvaart toe als de behoeften van steeds meer mensen vervuld worden.
Mensen hebben verschillen de behoeften. Primaire of levensnoodzakelijke behoeften zijn voor
iedereen belangrijk. Denk hierbij aan voeding, kleding en onderdak. Behoeften die niet
levensnoodzakelijk zijn, maar het leven wel gemakkelijker maken noemen we secundaire
behoeften. Deze kun je onderverdelen in normalen behoeften en luxe behoeften.
Normale behoeften: sport, lekker eten, een mooi ingericht huis, saunabezoek, etc. Je zou er
zonder kunnen, maar dat is niet gemakkelijk.
Luxe behoeften: dure auto, vijfsterren all-in vakantie, de nieuwste gadgets, merkkleding,
etc. Ze worden ook wel statusgoederen genoemd. Ze laten zien wat je je kunt veroorloven.
A. Behoeften zijn materieel of immaterieel.
Behoeften zijn niet steeds van materiële aard. Neem het voorbeeld van een auto.
Hij geeft in eerste antwoord een antwoord op de behoefte om zich te verplaatsen. Vaak
zijn er hier echter nog behoeften in het spel: de behoefte aan status, om te concurreren
met een vriend of collega, om ergens bij te horen, etc. Mensen spelen mee in een soort
van statuscompetitie die aanzet tot kopen.
B. Behoeften zijn subjectief
De behoeften verschillen per mens van categorie. Voor de één is een computer een
normale behoefte, voor de andere een luxe behoefte. Economen gaan er vaak van uit dat
we geen waardeoordeel mogen vellen over behoeften van anderen en dat we deze
subjectiviteit moeten aanvaarden. Dat botst vaak op ethische problemen:
o Voorbeeld: Is de behoefte aan het eten van mais voor wie honger heeft belangrijker dan
de behoefte van iemand anders die zich wil verplaatsen en deze mais wil gebruiken als
grondstof voor biobrandstof?
C. Behoeften zijn niet altijd in geld uit te drukken
Er zijn ook tal van behoeften die moeilijk(er) in geld kunnen uitgedrukt worden. Veel
mensen hebben de behoefte aan open ruimte en natuur, aan stilte, aan propere lucht
enz.
D. Behoeften zijn globaal verschillend
De mate waarin (primaire) behoeften worden vervuld in de wereld is sterk verschillend.
Grote groepen mensen hebben niet voldoende te eten, geen behoorlijke huisvesting,
weinig scholing, etc. De ongelijkheid in de wereld op dit vlak is nog altijd schrijnend.
2. Schaarse middelen
De economie wordt ook wel de wetenschap van de schaarste genoemd. Onze behoeften zijn
oneindig, maar helaas zijn er niet genoeg middelen (geld, tijd, goederen, diensten, informatie,
etc.) om aan al deze behoeften te voldoen. Men spreekt dan over schaarste. Voorbeelden van
middelen voor consumenten zijn geld en tijd.
o Voorbeelden van middelen voor bedrijven zijn productiefactoren zoals kapitaal, arbeid
en natuurlijke hulpbronnen.
We komen hier later op terug. Het fundamentele en onvermijdelijke probleem van de schaarste
vormt de basis van de economische wetenschap. Ze roept het keuzeprobleem op tussen
onbeperkte behoeften en onze beperkte middelen. We kunnen namelijk niet alles kopen wat we
willen en daarom moeten we beslissen wat we wel en wat we niet kopen. Sommige aankopen
2
, moeten we laten liggen (vb. een Tesla wagen) of moeten we uitstellen (vb. een jaar wachten met
die wereldreis). Over het algemeen geldt: Hoe schaarser hoe duurder of hoe meer moeite het
kost om het bemachtigen.
Oefening: Vrije goederen zijn goederen die niet schaars zijn, zoals water, lucht, wind, zonlicht en
de ongerepte natuur. Zeewater is vrij want daar hoeft geen productiefactor bij te pas te komen.
Door de negatieve externe effecten (vb. ontbossing) verdwijnen steeds meer vrije goederen.
kraantjeswater is schaars omdat er productiefactoren voor nodig zijn om het te zuiveren. Denk
aan het kapitaal dat nodig is om machines aan te kopen om het water te kunnen zuiveren en de
arbeid die door werknemers nodig is om bijvoorbeeld de leidingen te leggen.
3. Economisch principe
Als mens proberen we met onze beschikbare middelen zó te kiezen, dat we volgens onze
schatting een maximale behoeftebevrediging bereiken. Dit wordt ook wel het economisch
principe genoemd.
4. Schaarse of economische goederen
De term goederen slaat zowel op tastbare goederen zoals bijvoorbeeld een fiets als op niet-
tastbare, ook wel diensten genoemd, zoals bijvoorbeeld een bioscoopbezoek.
Economische goederen kunnen we in onderverdelen in consumptiegoederen en
investeringsgoederen
5. Vrije goederen
Niet-schaarse goederen noemt men vrije goederen. Ze zijn in de natuur zo overvloedig aanwezig
dat volledige behoefte aan dergelijke goederen kan bevredigd worden. Denk aan lucht, zeewater,
ongerepte natuur. Nochtans blijkt ook hier dat schaarste een relatief begrip is en gebonden aan
tijd en omstandigheden. Zo is zuivere lucht in een drukke binnenstad als Peking schaars.
6. Economische kringloop
Onze economie kun je zien als een kringloop. Verschillende soorten huishoudingen treden in
relatie met elkaar op verschillende manieren. De drie belangrijkste actoren in deze kringloop zijn
de drie huishoudingen:
Gezinnen: zijn de plaatsen waar er geconsumeerd wordt. Gezinnen moet je echter ruim
interpreteren: alleenstaanden, cohousing, een kloostergemeenschap worden hier ook
beschouwd als gezin. Een gezin is een plaats waar mensen inkomen delen. Verder stellen
gezinnen ook productiefactoren ter beschikking aan bedrijven. Deze productiefactoren zijn
kapitaal of arbeid. We komen daar op terug wanneer we het over de productiefactoren
hebben.
Bedrijven: zijn de actoren die goederen en diensten produceren. Zij brengen daarvoor
productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur) bij elkaar. Dat kan gaan van een eenmanszaak
tot een multinationaal bedrijf.
De overheid: heeft in de economie een eigen specifieke rol. Zonder die overheid zou de
economie niet kunnen functioneren. De overheid zorgt immers voor noodzakelijke
regelgeving (bij voorbeeld bescherming van eigendommen, contractrecht, arbeidsrecht,
etc.). Daarnaast levert zij collectieve goederen en diensten waarvan er veel noodzakelijk zijn
voor de economie: denk maar aan wegen, kanalen, havens maar ook aan rechtbanken,
politie, gevangenissen, onderwijs, onderzoeksinstellingen, etc. Tenslotte zorgt de overheid
voor een herverdeling van middelen tussen economische actoren. Dit doet ze onder meer via
belastingen, sociale uitkeringen en subsidies.
Elk van hen speelt een eigen rol:
3
, 7. Productiefactoren
Productiefactoren zijn de middelen die nodig zijn voor de productie van goederen en diensten. Ze
zijn (vaak) schaars. Dit betekent dat er keuzes moeten gemaakt worden over waar ze worden
ingezet en waar niet. Er zijn vier productiefactoren: kapitaal, arbeid, natuur en
ondernemerschap. (geheugensteun KANO)
Bekijk de video https://youtu.be/VIGJH6JZG0I voor meer info over elk van deze
productiefactoren.
Elke productiefactor brengt een beloning met zich: loon, huur, rente of winst.
Bv. een producent levert stofzuigers Dyson een de klein handel OF het inpakken van
Sinterklaaskoeken voor de bakker.
4