Hoofdstuk 1
Vier belangrijke managementvaardigheden:
Plannen
Organiseren
Leidinggeven
Beheersen
Verschillende niveaus:
Op het niveau van de organisatie
Op het niveau van groepen of afdelingen in een organisatie
Op het niveau van het individu
bij elk niveau bespreken we de vier managementvaardigheden
Wat is een organisatie:
Is een menselijke samenwerking die blijvend is, met een gemeenschappelijk doel. De hoofddoelstelling
van een organisatie is het streven naar het voorbestaan van de organisatie. De externe hoofdoelstelling
is het voorzien in een maatschappelijke behoefte. Dit komt door het synergie-effect.
Synergie-effect / schaaleffecten:
Dit betekend dat mensen meer bereiken als ze samenwerken dan wanneer iedereen alleen werkt.
BV: wanneer 100 mensen samenwerken aan een schip kunnen ze een veel grotere en beter bood maken.
Als iedereen een eigen schip maakt dan levert iedereen een slechter schip.
Doel voorbestaan van de organisatie:
De hoofddoelstelling van een organisatie is het streven naar het voorbestaan van de organisatie. De
externe hoofdoelstelling is het voorzien in een maatschappelijke behoefte. Als er in de maatschappij
niemand zit te wachten om in te gaan werken of er producten of diensten te nemen. Dan is de
organisatie overbodig.
Verschillende betekenissen van het begrip organisatie:
Functioneel: is het effectief op elkaar afstemmen van activiteiten
Institutioneel: is een organisatie als instituut met een bepaalde naam en locatie
Instrumenteel: is de manier waarop men de zaak geregeld heeft in een organisatie (taakverdeling,
afstemming, structuur, …)
Organisatie, bedrijf en onderneming:
Organisatie: een menselijke samenwerking dat doelgericht en blijvend is. Sommige organisaties zijn
een bedrijf
Bedrijf: is de organisatie die goederen en of diensten maken, om deze op de afzet
markt te verkopen. Dit is een bedrijf zonder winstoogmerk, ze hebben een ideëel of
maatschappelijk doel BV: waterleidingbedrijf
Onderneming: is een bedrijf met een winstoogmerk. BV: Coca-cola, Gamma, …
Juridische keuzen ten aanzien van de organisatie:
Een organisatie kan verschillende rechtsvormen aannemen.
Natuurlijke personen = mensen van vlees en bloed
Rechtspersonen = rechtsvormen voor instanties, hier is de organisatie in het geheel de rechtsvorm
,Rechtsvormen voor natuurlijke personen:
Eenmanszaak: hier is de eigenaar met zijn gehele privévermogen aansprakelijk
Maatschap: hier zijn allemaal beoefenaars van en vrij beroep die willen samenwerken. Iedereen heeft
bij schulden even veel schulden. BV: 30 000 euro over drie mensen, iedereen betaald 10 000
Vennootschap onder firma (vof): een samenwerking tussen twee of meerdere mensen (firmanten)
onder 1 naam. Je kan als firmant een startkapitaal inbrengen of arbeid of vergunningen. Iedere
firmant in aansprakelijk met zijn privévermogen.
Commanditaire vennootschap (cv): hier heb je stille en actieve vennoten. De stille vennoten brengen
alleen geld in (financiers), maar werken niet mee in de organisatie. De stille/commanditaire vennoten
kunnen enkel hun inbreng verliezen.
Rechtsvormen voor rechtspersonen:
Naamloze vennootschap
Besloten vennootschap
Coöperatieve vereniging
Naamloze vennootschap (nv):
Hier kan iedereen aandelen van kopen. Deze aandeelhouders worden 1 keer per jaar samen geroepen op
de algemene vergadering van aandeelhouders. Een nv heeft een bestuur en toezichthouders, alle
beursgenoteerde bedrijven zijn een nv.
Besloten vennootschap (bv):
Hier staan de aandelen wel op naam, als iemand de aandelen niet kwijt wilt kan niemand eraan komen.
De aandeelhouders zijn niet aansprakelijk met hun privévermogen.
Coöperatieve vennootschap (cv):
Is een vereniging van leden die hetzelfde doel nastreven, heeft een raad van bestuur en een raad van
toezicht Bv: boerenbondwinkels.
Hoe werken organisaties:
Het transformatieproces
Omgevingsinvloeden
Hiërarchie en arbeidsverdeling in organisaties
Wat heb je aan een organisatie
Transformatieproces:
Als eerste moet de input veranderd worden in de output = transformatieproces. BV: de mens neemt
voedsel op, doet energie op door te slapen en zet dit overdag om in beweging.
Input zijde
Materialen (zaden, grondstoffen)
Middelen (menselijke arbeid, geld)
Overige (wetgeving, klimaat)
In een organisatie wordt deze input omgezet in (output):
Gewenste output (verkoopbare goederen)
Ongewenste output (afval, onverkoopbare goederen)
,Schema transformatieproces:
Drie schillen in de Omgeving van de organisatie:
De interne belanghebbende: hier bevinden zich de partijen die direct belang hebben bij de
organisatie. BV: werknemers, aandeelhouders, …
De externe belanghebbende: dit zijn de partijen die geen onderdeel zijn van de organisatie maar er
wel belang bij hebben BV: klanten, leveranciers, concurrenten, …
De indirecte omgeving: dit zijn de algemene omgevingsvariabele van een organisatie DESTEMP
De zeven DESTEMP-variabelen:
Demografisch Ecologisch
Economisch Markt en bedrijfstak
Sociaal Politiek
Technologisch
Demografische variabelen:
Dit is de omvang, groei en samenstelling van de bevolking. Bv: vergrijzing van de bevolking zou goed zijn
voor bedrijven die rollators verkopen, maar slecht voor babywinkels. De vergrijzing heeft ook een invloed
op de arbeidsmarkt.
Economische variabelen:
Doordat de economie kan veranderen, kan het een invloed hebben op een organisatie. Het besteedbaar
inkomen, de loonkosten, conjectuur1 en de bereidbaarheid van investeerders om geld te lenen deze
hebben allemaal een invloed op het functioneren van de organisatie.
Sociale variabelen:
Kinderopvang, arbeidsnormaal2 en de sociale zorg van de staat zijn allemaal sociale variabelen die een
invloed hebben op een organisatie.
Technologische variabelen:
Hier gaat het over hoe er geproduceerd wordt, wat is de stand van de techniek? Technologische
tekortkomingen kunnen worden goedgemaakt door bijvoorbeeld loon kosten lager liggen of mensen
bereid zijn harder en langer te werken. Nieuwe uitvindingen en ontwikkelingen.
1
of fluctuatie is de verandering van het groeipercentage van de economie of de productie op de
korte termijn
2
Hoe goed en hoeveel uur er in de week is men bereid om te werken bijvoorbeeld
, Ecologische variabelen:
Hier gaat het erom hoe een lang of regio omgaat met het milieu. Wordt de organisatie geacht hierin een
rol in te spelen, door duurzaam te produceren?
Markt -en bedrijfstakvariabelen:
Hier gaat het over de omvang van markt waar de organisatie actief is, de hevigheid van de concurrentie
en de stand van zaken in de bedrijfstak. Zijn er bijvoorbeeld veel andere organisaties die deze markt
betreden.
Politieke variabelen:
Hier gaat het over de stabiliteit van de overheid en democratie, Subsidieklimaat en Wetgeving en
stabiliteit.
Wat betekenen deze DESTEMP-variabelen voor organisaties:
Kennen: de organisatie moet zich bewust zijn van zijn omgeving en deze kennen
Keuzen moeten maken: de organisatie moet keuzes maken tegenover de omgeving. Waar produceren
we? De productie verplaatsen naar lageloonlanden kost zeer veel moeite.
Beïnvloeden: de organisatie moet de omgeving naar haar hand zetten. Organisaties kunnen hun
omgeving ook individueel beïnvloeden. Dit door reclame te maken of goede doelen te steunen.
Hierdoor verhogen ze hun vraag.
Duurzaamheid:
Organisaties moeten duurzaam omgaan met de omgeving, het milieu waarin een onderneming actief is.
Vandaag de dag schenken we extra aandacht aan de omgevingsvariabelen.
MVO = maatschappelijk verantwoord ondernemen:
Is een vorm van ondernemen gericht op economische prestaties (profit), met respect voor de sociale
kant (people) en binnen de ecologische randvoorwaarden (planet). Bij MVO gaat het erom om een
balans te vinden tussen profit, people and planet. Deze balans moet betere resultaten oplevern voor het
bedrijf en de samenleving.
3p of ppp benadering:
Profit, people en planet
OESO = Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling:
Ze hebben regels opgesteld voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ze worden de OESO
richtlijnen genoemd, deze richtlijnen maken duidelijk wat overheden van het gedrag van bedrijven
verwachten.
Duurzame ontwikkeling:
Is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige
generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Is een evenwicht tussen
ecologische, economische en sociale belangen.
Brundtland rapport:
Conclusie van het rapport is dat de belangrijkste mondiale milieuproblemen het gevolg is van armoede,
niet duurzame consumptie en productie het rapport riep op tot duurzame ontwikkeling.