Theorie Typologie en Morfologie BA2
IDENTITEIT II WONINGTYPOLOGIEËN
DE BEGRIPPEN TYPOLOGIE EN MORFOLOGIE
IN VERBAND MET GEBOUWDE OBJECTEN (WONINGEN EN WOONOMGEVING); TYPOLOGIE EN
ONTWERP
Typologie: de leer van het typen.
in de 18e eeuw (verlichting) was het een theoretisch instrument voor classificatie van begrippen en het
aanbrengen van ‘structuur’ in de kennis. Het maakt ‘inzicht’ in disciplines mogelijk.
In de architectuur classificeren we gebouwen op basis van Morfologische kenmerken (stijlkenmerken als
kapiteelsoorten) (Marc-Antoine Laugier, 1713-1769) en Functionele (typologische) kenmerken (theater –
musea) (Jacques-Francois Blondel, 1705-1774).
HET BEGRIP TYPOLOGIE IN VERBAND MET GEBOUWDE OBJECTEN
Verschillende bladen en tijdschriften
o Marc Antoine LAUGIER, Essai sur l’architecture, 1752
Laugier was een priester en fan van het classicisme. De tempel
was voor hem erg belangrijk, het was als een primitieve hut.
De steunpilaren met het timpaan erop vormen een soort
programma/typologie.
o Jacques-François BLONDEL, L’Architecture française, ou Recueil de plans, d’élévations, coupes
et profils, 4 vol., Paris, 1752-1756
Blondel maakt architectonische encyclopedieën.
Quatremère de QUINCY (1755-1849) heeft een theoretische uitwerking gemaakt voor het begrip type door
“type als synoniem voor MODEL” al is er een duidelijk verschil in betekenis te begrijpen. Bij een type is er geen
nauwkeurigheid of zodanigheid die voldaan moet worden, er een is een vage grens waarin ieders werk kan
vallen maar niet overeen hoeven te komen. Het type is een eerste oorzaak, het idee van een element dat het
model tot richtlijn is.
Het type is dus een resultaat van een traditie en heeft een voorgeschiedenis en is ontstaan in een context. He
type kan veranderen wat vormvariaties kan geven in uitwerking. Het type kan ook grondig wijzigen en verder
ontwikkelen, waardoor het mogelijk is te eindigen met twee verschillende types. . Belangrijk is dat het
basisprincipe steeds zichtbaar is. Type is een abstract begrip.
Woningtypologieën worden gevormd in functie van beschikbare materialen en technieken, klimaat, reliëf,
economische activiteit, sociale relaties, wereldbeeld en religie… binnen een bepaalde gemeenschap. Dit geeft
typologieën in de antropologie van het wonen. Denk aan verschillen in woningen in Afrika, van leem, en
woningen in het westen.
De woningtypologie vormt samenhang met de omgeving en natuur: schuine daken voor sneeuw, dikke muren
voor koud en warm, beschikbaarheid van materialen. Sociale invloeden en het wereldbeeld hebben ook
invloed op de woningtypologie, maar nu is dat minder door internationalisering.
Le Corbusier werkte ook met types bij het schilderen. Hij schilderde vanzelfsprekende, gestandaardiseerde
objecten waarvan de vorm het resultaat is van een verfijningsproces in functie van een maximale
gebruikswaarde en de noodzaak van een economische productie.
1
,Theorie Typologie en Morfologie BA2
WAT BETEKENT TYPOLOGIE IN DE 20STE EEUW?
In de twintigste eeuw wordt de typologie gebruikt als ontwerpinstrument van waaruit mogelijke
ontwerpbeslissingen zijn te genereren. Philippe PANERAI (1981) noemt dit het ‘generatieve typologie’: een
‘reproduceerbaar stelsel van samenhangende ontwerpkeuzes’
In het boek Analyse urbaine uit 1981 beschrijft hij het type als: een geheugenkoffer; de drager van
ontwerpervaringen met een gelijksoortig probleem; een geijkte oplossing. De stoel is bijvoorbeeld als een hele
grote koffer. Sommige oplossingen zijn al zo vanzelfsprekend dat het een geijkte oplossing is.
TYPOLOGIE EN ONTWERP
Andrea PALLADIO (1508-1580): typologische cyclus
Palladio ontwerpt een reeks villa’s in de Veneto voor een nieuwe
klasse landeigenaars. Het nieuwe type is gebaseerd op de romeinse villa
die ook een landbouwuitbating was, maar waarover nog weinig geweten
was. Hierdoor maakte Palladio de villa het eerste woningtype.
Bij elke villa gebruikt hij dezelfde vormelementen (raamvormen,
tympanen). Hij neemt de romeinse villa’s als voorbeeld (Pompeii was nog
niet opgegraven).
Er zijn boeken gevonden met gravures waarin we telkens zien dat de
ideale villa bestaat uit: hoofdgebouw + zijgebouwen/schuren voor de
bedienden. De villa staat altijd op een verhoging (vochtige grond). De
ontvangstruimte is altijd op de eerste verdieping gesitueerd en vormt een
soort bestuursruimte van de eigenaar. De villa’s
bevatten veel muurschilderingen die de
ontwikkeling van de eigenaar op een zeer
symbolische manier tonen. De villa’s zijn
opgetrokken uit baksteen en vervolgens met wit
bezet. De tympaan komt ook telkens terug van
het romeinse rijk, maar eigenlijk hoorde die niet
thuis in het woningtype.
Villa Barbaro, Maser, 1557-58 →
Villa Rotonda, 1566-156 →
Is niet heel bekend, maar ook niet echt
boers. Het was vooral bedoeld voor een rijke
familie.
Jean Nicolas-Louis DURAND (1760-
1834), begin 19e eeuw
Frankrijk heeft nieuwe gebouwen nodig, want de rechtspraak e.d. worden niet meer gehouden in het paleis. Hij
ging structureren in functies en bouwonderdelen om maakt zo een tool om gebouwen te ontwerpen.
Hij maakt een classificatiesysteem die gericht is op onderwijs en productie van architectuur, hiervoor schrijft hij
twee boeken:
1e boek: ‘Grand Durand’: een typologisch OVERZICHT van toonaangevende gebouwen.
En het 2e boek: ‘Précis des Leçons données à l’Ecole Polytechnique (1802- 1809): een catalogus/vocabulaire van
gebouwonderdelen en gebruiksaanwijziging.
Zijn ontwerpmethodiek geeft oplossingen voor mogelijk voordoende ontwerpproblemen. Hij gebruikt hierin
het type als te kopiëren model, als concreet voorbeeld. Hierdoor werd ontwerpen een kwestie van
2
,Theorie Typologie en Morfologie BA2
samenvoegen van in hun vorm bepaalde onderdelen. De typologie staat volgens Durand los van de
oorspronkelijke context van de gebruikte vorm (<> Quatremère de Quincy).
’Précis des leçons d'architecture données à l'École royale polytechnique’, 1809
Bij komende architecten zie je de invloed van Durand terug:
19e eeuw, Karl Friedrich SCHINKEL (1781-1841): Altes Museum, Berlijn, 1823-1830
19e eeuw, Pierre Bruno BOURLA (1783-1866): Bourlaschouwburg (1829-1834); Ingangspaviljoen van
de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (1841-1847)
20e eeuw, Ludwig MIES van der ROHE (1886-1969): Neue Nationalgalerie, Berlijn, 1957-1968
3
, Theorie Typologie en Morfologie BA2
20ste eeuw: modernisme (functionalisme): (sluiten aan op durand)
Ernst NEUFERT (1900-1986), ‘bauentwurfslehre’, 1936
hij vervangt de primaat van de vorm door het primaat van het programma. Hij gaat objecten en
gebouwen classificeren naar functie en gebruikt hierbij het type als standaard, als model.
Hij ontwerpt standaard gezinswoningen (‘existenzminimum’) voor de woningnood. Dit zijn woningen die in
massaproductie gemaakt kunnen worden, comfort is belangrijk en alle maten voor ergonomie heeft hij
dan ook gebruikt.
Ernst MAY: siedlung römerstadt, frankfurt am main, standaartypes woningen, 1925-30
ontwerpt gestandaardiseerde woningen voor gezinnen.
Margarethe SHUTTE-LYHOTZKY: frankfurter küche, 1926: eerste functionele inbouwkeuken
gestandaardiseerde inbouw werkkeukens
Nicolas PEVSNER (1902-1983), ‘a history of building types’, 1976
classificeert en gebruikt typologie bij het ordenen van belangrijke gebouwen. Hij deelt in op het
programma en de functie van het gebouw in plaats van de stijlkenmerken of periodes.
CONCLUSIE
Het type is een geschematiseerde en geabstraheerde representatie van een reeks objecten met
overeenkomende kenmerken.
Het is een reductie van de werkelijkheid die kan bestudeerd worden zonder dat er van een materieel of in
werkelijkheid bestaande object wordt uitgegaan.
Typologie en Morfologie
In de jaren 50 komt er een nieuwe impuls is het typologiedebat. Er komt kritiek op het functionalisme
(Neufert), want het heeft geen valide vormtheorie. Voor de critici was de typologie op belangrijk element voor
de vorm.
Men gaat onderzoek doen naar de bestaande stad en de continuïteit in historische ontwikkeling. Ze gebruiken
hierbij de typologische studies als instrument voor de analyse van bestaande stedelijke weefsels.
De morfologische kenmerken van de oude stad (pleinen straten) verdwijnen door de moderne beweging
waarbij buitenruimte steeds belangrijker wordt (luchtbal met open vlaktes). Men gaan niet meer alleen van
binnen naar buiten ontwerpen (na rationele, functionele beweging).
Verschillende morfologische typologieën in steden zijn bijvoorbeeld de rasterstructuur, rond of halfrond
gebouwd.
4