DIERVOEDING
Les 1
Inleiding
Practicus moet zijn positie bewaren! Adviseurs van voederfirma’s geven veel concurrentie. Inzicht
hebben in de spijsvertering en nutritionele behoeften van dieren. Ook inzicht hebben in de
eigenschappen van voedermiddelen (chemisch, fysisch en wat het voor het dier oplevert). Voor de
gezelschapsdieren is er een complete overload aan supplementen. Die kun je af en toe bij het voer
doen, bv. Grizzly Salmon Oil (zalmolie). Volgens het etiket bevat het omega-3 vetzuren. Als je dat aan
de hond geeft bij zijn normale voeder zou die een mooiere vacht, karakter, humeur, hartwerking etc.
krijgen. Je moet je continue de vraag stellen of dit zin heeft als je een klant over de vloer krijgt.
Diervoeding is een continue veranderende wetenschap. Het verandert mee met de dieren. Melkkoe van
vandaag is niet meer het typisch rund van 100 jaar geleden. Vroeger was het voldoende als het dier
gras en water wat om het kalf in zijn melkbehoefte te voorzien, maar dat is veranderd. Dier werd ook
gehouden voor vleesproductie en meer melkproductie. Mens pikt zijn graantje mee vd melkproductie
van het rund. Je zit nu met genetische monsters die vaak 60L of meer moeten geven. Die hebben een
aangepast rantsoen nodig. Wat er in de mengwagen gaat voor runderen is veel diverser en complexer
geworden. Niet alleen de dieren veranderen, de mensen ook. In de KHD-praktijk zul je tegenkomen
dat de mens de neiging heeft om zijn ideologieën op te dringen aan het dier. Mensen denken dat je de
kat een plezier doet door die vegetarische maaltijden te geven. Of dat de honden het natuurlijke dieet
vd wolf weer moeten krijgen. Die meningen vind je terug op allerlei discussieforums.
Je kunt BARF voeding geven aan de honden. Je probeert de hond te voeren volgens zijn natuurlijke
dieet. Gevaar kan afwijkende botgroei zijn. Er zitten teveel nutriënten van bepaalde categorieën in, bv
de calciumfosfor verhouding gaat scheef zijn als je de hond enkel vlees geeft. Ook overmaat aan
fosfor en eiwit wat nierziekten in de hand kan werken. Het is niet per se verkeerd, maar je moet daar
als DA mee kunnen omgaan. Diervoeding is geen geïsoleerd geheel. Er is overlap met andere
domeinen voor diervoeding.
Belang van diervoeding kun je opdelen in 5 categorieën die ook allemaal mee geëvolueerd zijn.
1. Zorgen dat je voldoet aan de basisbehoeften van het dier. Zorgen dat het dier niet doodvalt.
2. Prestaties wil je beïnvloeden. Je wilt ook zorgen dat het dier optimaal groeit of produceert.
3. Voeding beïnvloedt het eindproduct. Vb. bij varkens wil je een invloed hebben op de magerheid,
aandeel spieren in het karkas. Consument heeft liever geen vet varken. Ook het VZ-patroon is van
belang, dat is afhankelijk vd voeding. Er zijn ook nog veel andere vb.
4. Klinische diervoeding gaat over de preventie en behandeling vd ziekten.
5. Milieu-aspect. Voor de industriële veehouderij zijn er strenge regels, bv stikstofexcretie.
Vraag: Wat heeft het dier nodig en wat is er beschikbaar in de voeding? Inschatting maken vd energie
en eiwitbehoefte van het dier. Dat valt altijd uit elkaar in onderhoud (basaal metabolisme,
thermoregulatie en beweging) en groei/lactatie/dracht. Getallen hoef je niet uit je hoofd te kennen!
Dit dier heeft 13MJ NE nodig, 126g DVE en 9g Ca. dat zijn de belangrijkste behoeften van het dier.
Het weegt 75kg, is drachtig van een tweeling in de 4e maand. Je moet een inschatting maken van wat
dat dier kan eten op een weide. Dier kan 2,5% van het LG opnemen. Dat is een gemiddelde vd DS
opname van een dier per dag. Schaap van 75kg zou in ideale omstandigheden 1,5-2,0kg DS opnemen.
Drachtige dieren nemen vaak wat minder op, omdat ze hormonaal en fysisch belemmerd zijn. Het
hangt ook af vd smakelijkheid van het voer. In de voorjaarsweide zal het dier wel 1,5kg DS opnemen.
In voorjaarsgras zit 6,8 MJ NE/kg DS in het voer etc. Als je dat *1,5 doet zie je dat het dier via de
voorjaarsweide maximaal 10,5 MJ energie etc. kan opnemen. Er is dus wel degelijk een energietekort.
Gevolg van een energietekort bij drachtige schapen is dat die zijn eigen vetreserves extreem
aanspreekt. Gevolg voor schaap zelf is keto-acidose, NEB. Dieren kunnen echt comateus worden.
, Gevolg voor de lammeren kan laag geboortegewicht, doodgeboorte, slechte groei en slechte lactatie vd
moeder. Dit kan potentieel een beetje een gevaarlijke situatie zijn. Als het niet genoeg is, hoeveel
gedroogde bietenpulp kun je bijvoeren? VEM = Voedereenheid melkvee. Ongeveer 400g moet je
bijvoeren. 1,5 + 400g is bijna 2kg. Dat wordt moeilijk om op te nemen voor een hoogdrachtig schaap.
Het kan dat je wat meer bietenpulp moet voeren en wat minder gras, wat meer eten van het
hoogenergetische rantsoen. Dat vb hoef je niet van buiten te leren, het is een vb van een vraag uit de
praktijk.
Prestatie wil je ook beïnvloeden met het voeder. 95% vd klinische problemen van het rund gebeuren in
de 1e maand na het afkalven. Dat is het het moeilijkste voor het rund. Je moet kijken naar de
droogstand. Er is een tekort aan eiwit, stikstof. Je hebt een hele lage OEB. Belangrijkste gevolg van
een tekort aan eiwit is dat de pensflora niet voldoende energie kan verteren als ze beginnen te lacteren.
Beinvloeden van het eindproduct. Consument heeft graag een hoger gehalte aan omega-3 VZ in de
melk. Omega-3 VZ hebben het imago om anti-inflammatoir, anti-carcinogeen te zijn, om te helpen bij
hart en vaatziekten etc. Hoe kun je voor een hoger gehalte omega-3 VZ zorgen in de melk via de
voeding? Dat is lastig, want de pens zit daartussen. Die fungeert als een reductievat dat de
onverzadigde VZ wijzigt. Het is niet zo makkelijk om die concentraties ook in de melk terug te
vinden.
Klinische diervoeding. Hond met een voederallergie. Kan een vraag zijn van een klant, hoe kun je die
hond een dieet geven dat de voederallergie wordt beperkt. Of een dieet maken voor een nierpatiënt.
Milieu-aspect is vooral bij de productiedieren van belang, vb. stikstofexcretie. Dat verhoogt sterk als
dieren een overmaat aan eiwitten krijgen of een onaangepast AZ patroon in de voeding. Als er veel
stikstofuitscheiding moet gebeuren via de nier dan komt dat in de mest terecht. Dat is schadelijk voor
het milieu. Aanpassen van het eiwitaanbod ifv de behoefte bij varkens is de fasevoedering. Dat is een
vd strategieën om dat tegen te gaan. Dieren die heel goed groeien kun je kwantitatief meer eiwit geven
en dat is prima voor de groei. Als je datzelfde doet bij varkens die minder groeien komt dat in het
milieu terecht. Dat kan schadelijk zijn voor het milieu en voor de gezondheid van het varken zelf.
Voedsel, vb. blikvoeding voor honden, graskuil voor runderen, haver voor paarden.
Nutriënt: Hetgeen dat het dier nodig heeft van zijn voedsel. Vb. zijn calcium, lysine, AZ, vitamine-D.
dat zijn de dingen die het dier na opname van het voedsel benut in het lichaam.
Ingrediënt, vb. beendermeel in PET-food.
Chemische samenstelling van voedsel
Weende-analyse
Totale voer is 100%: vocht, ruw eiwit, ruw vet, ruwe as, ruwe celstof en overige KHD. Als een
veehouder mais heeft gehakseld wordt dat ingekuild en er wordt later een staal van genomen. Je krijgt
de Weende-analyse bij een monster op papier. In de anorganische fractie zitten mineralen. Bij Kjeldahl
methode maak je een inschatting van het N-gehalte in het voer. 100g eiwit bevat ongeveer 16g stikstof.
Je meet indirect hoeveel N er in het voer zit en doet dit * de conversiefactor die gebaseerd is op het N-
gehalte in stikstof, dan heb je het ruw eiwitgehalte. Alles wat ether oplost gaat eruit, dat is een manier
om het ruw vet te bepalen. RC is een vervelende term. NDF blijft over, dat is cellulose, hemicellulose
en lignine. NDF is onoplosbaar. Dat bevat de vezelfractie. Als je daar een sterker zuur oplos laat, lost
hemicellulose op. Cellulose, lignine en alle resistentere dingen blijven over. OK (zetmeel, suikers,
oplosbare vezels) kun je op verschillende manieren bereken. Binnen de NDS (celinhoud en de
oplosbare vezels) heb je de NDSC (KHD: suikers en zetmeel) en de NDSF (fructanen en glucanen).