Examenvragen anesthesie
1. Beschrijf de spierverslappers (soorten, contra-indicaties, complicaties). Bespreek: neuromusculaire
blokkers, depolariserende versus niet-depolariserende en geef van elk een voorbeeld.
In de anesthesie zijn er 4 belangrijke pijlers: hypnose, analgesie, spierverslapping en stabilisatie
Spierverslapping is nodig om bepaalde acties en heelkundige ingrepen mogelijk te maken. Dit doen we
door de prikkeloverdracht van de motorische zenuwen naar de skeletspieren onmogelijk te maken door
de receptoren voor ACh thv motorische eindplaat tijdelijk te bezetten.
Grote nadeel: zijn niet selectief → ademhalingsspieren worden ook verlamd, waardoor de ventilatie
kunstmatig moet overgenomen worden
Indicaties
- Induceren van de nodige spierrelaxantie om intubatie mogelijk te maken
- Om het verloop van de heelkunde te vergemakkelijken voor de chirurg
o Bv abdominale spieren, spieren rond gewrichten
- Immobiliseren van bepaalde spierfuncties of reflexen zoals de stembanden
- Verzekeren van een veilige en vrije luchtweg
o Bv in kader van ingrepen thv hoofd, gezicht, hals en bovenste luchtwegen
Hierbij zou de patiënt na intubatie en uitwerking van de spierverslapper de
spontane ademhaling kunnen hervatten, maar dit in minder veilige
omstandigheden
- Mogelijk maken van kunstmatige ventilatie
- Patiënten in slechte algemene toestand die een korte ingreep moeten ondergaan
o Zouden kunnen geïntubeerd worden met een hoge dosis propofol en remifentanil →
maar dit veroorzaakt hypotensie eventueel
o Dus beter om een lichtere anesthesiestrategie te verkiezen met spierrelaxans
Farmacologie van de spierverslappers
- Fysiologie neuromusculaire junctie
o Thv motorische eindplaat van een gestreepte spiercel: prikkeloverdracht door vrijzetting
ACh in synaptische spleet na depol van terminale neuron
→ binden ACh R (nicotine R) → influx Na en Ca, efflux K → depol peri-
junctionele membraan → AP in gestreepte spiercel → spiercontractie
- Werkingsmechanisme
o Depolariserende neuromusculaire blokkers: succinylcholine
→ veroorzaakt eerst zelf spiercontractie en pas dan verlamming
Lijkt sterk op ACh → bindt R → AP en spiercontractie
Wordt niet afgebroken door ACh esterase in synaptische spleet, maar door
pseudocholinesterase in plasma
⇨ verlengde depol vd motorische eindplaat
Veroorzaakt spierverslapping → want motorische eindplaat moet eerst
repolariseren, maar is niet mogelijk
1
, Is dus een receptor agonist
Heel snel en heel kort werkend
Ideaal dus bij urgente operaties en niet nuchtere patiënten
Werkt maar enkele minuten
Na toediening product treden kleine spiertrekkingen of fascicultaties op
o Niet depolariserende spierverslappers
→ blokkeren de toegang van ACh tot receptor
Binden ook aan ACh R
Veroorzaken geen depolarisatie en contractie
Verhinderen binding van ACh aan R ⇨ spierverslapping
Zijn dus competitieve antagonisten
Duur van spierverslapping is afh van toegediende dosis (15-90 min)
Cisatracurium: wordt spontaan afgebroken → Hoffman eliminatie
Mivacurium: afgebroken door pseudocholisterasen
Andere spierverslappers worden gemetaboliseerd in lever en nier
- Indeling van de spierverslappers
o Depolariserend: succinylcholine (structureel zijn dit 2 ACh mlc aan elkaar)
o Niet-depolariserend: mivacurium, rocuronium, vecuronium, atracurium, cisatracurium,
pancuronium…
o Kortwerkend: succinylcholine
o Intermediair werkend: mivacurium
o Langwerkend: rocuronium, vecuronium, atracurium, cisatracurium, pancuronium…
- Nevenwerkingen
o Succinylcholine
Bradycardie + arrythmie → stimulatie muscarine R in sinusknoop
Hyperkaliemie
Dus opletten bij nierinsufficiëntie, brandwonden, spierdenervatie…
Maligne hyperthermie
Anafylaxie / histamine release
Spierpijn
Verlengde werkring door pseudocholinesterase deficiëntie
Verhoging intra-oculaire en intracraniele druk
o Mivacurium en rocuronium
Histamine release
Roodheid, urtricaria, hypotensie
Anafylactische en anafylactoïde reacties
Tachycardie (bij pancuronium
Interacties met andere medicatie die effect versterken
Volatiele anesthetica
Aminoglycoside AB
Locale anesthetica
Anti arrythmica
Diuretica
Magnesium
2
, - Antagonisten
o Cholinesterase inhibitoren
Neostigmine, edrofonium, pyridostigmine
Werking: inhibitie van cholinesterase → minder afbraak ACh → overmaat ACh
→ competitie met curare
o Cholinesterase remmers
Doen gehalte ACh toenemen in synaptische spleet en thv autonome ganglia
Veroorzaakt:
Hypersalivatie
Hypersecretie
Bronchospasme
Bradycardie
Blaascontractie
Miosis
Nausea en braken
Gelijktijdig toedienen met anticholinergicum is dus noodzakelijk
o Suggamadex
Omkapselt de vecuronium en rocuronium mlc zodat ze niet meer werkzaam zijn
Niet actief na toediening van benzylisoquinolines
Verschil met neostigmine: spierrelaxans wordt wel uit circulatie gehaald →
complex dat gevormd wordt zal via de niet geëlimineerd worden
o Geen antagonist voor succinylcholine
2. Leg uit Pka en wat is hiervan het belang bij lokale anesthetica. Hoe werken LA en wat heeft de pKa
ermee te maken?
Alle LA bestaan uit 2 delen
- Lipofiele benzeenring
- Hydrofiele amide structuur
- → beide delen worden verbonden door ofwel een ester ofwel een amide
- → de intermediaire keten bepaalt dus de klasse waartoe het LA behoort
o Ester type anestheticum
Afgebroken door circulerende esterasen
o Amide type anestheticum
In lever gemetaboliseerd
Door aan het stikstofatoom van de hydrofiele amidestructuur een andere strucuur te koppelen, zal men
een verschillend LA bekomen met verschillende eigenschappen
LA kan in 2 vormen voorkomen
- Tertiair amine
o Niet geladen en vetoplosbaar
o Deze vorm penetreert het axon en zorgt ervoor dat het LA intracellulair kan gaan
- Quaternaire ammoniumstructuur
3
, o Geïoniseerd en hydrofiel
o Deze vorm kan binden intracellulair aan de Na kanalen en zo impulsgeleiding blokkeren
pKa = de pH waarbij de substantie voorkomt in 50% geïoniseerde en 50% niet-geïoniseerde toestand.
- Elke stof heeft zijn eigen pKa
- Lokale anesthetica zijn zwakke basen → dus zullen bij fysiologische pH meer en meer in
geïoniseerde vorm voorkomen bij stijgende pKa
o Maakt penetratie in axon moeilijker
- Bepaalt dus deels de inwerkingssnelheid
o Samen met de concentratie aan lokaal anestheticum
- Hoe lager de pKa, hoe sneller het gewenste effect bekomen wordt
- Penetratie in axon versnellen door het alkaliseren van de lokaal anesthetische oplossing
o Door bicarbonaat toe te voegen aan de oplossing
Vetoplosbaarheid
- Hoe meer vetoplosbaar, hoe sneller penetratie en hoe makkelijker de dikke zenuwvezels worden
geblokkeerd
- Ropivacaine is minder vetoplosbaar dan bupivacaine
o Ropivacaine kan dus minder makkelijk in de grotere Aα vezels penetreren en dus minder
motorische block veroorzaken
Geioniseerde vorm bindt aan Na kanaal en blokkeert dit
Eiwitbinding
- Hoe hoger de eiwitbinding, hoe lager de vrije fractie waardoor metabolisatie vertraagd wordt
Dus kort
- pKa: bepaalt de inwerkingssnelheid
o Hoe meer niet geïoniseerd, hoe sneller
o Dus hoe lager de pKa, hoe sneller de inwerking
- Vetoplosbaarheid: bepaalt de potentie vh anestheticum
o Hoe meer vetoplosbaar, hoe potenter
- Proteïnebinding: bepaalt werkingsduur
o Hoe meer proteïne gebonden, hoe langer de werkingsduur
Stereochemie
- Meeste LA komen voor in een racemisch mengsel van links en rechtsdraaiende LA
- Ropivacaine en levobupivacaine komen enkel voor in linksdraaiende enantiomeer
o Dus minder toxisch
Totale dosis en concentratie → ook invloed op de snelheid van inwerking en duur
- Ook intrinsieke vasoconstrictorische of vasodilatorische effecten van de LA zijn medebepalend
o Alsook al dan niet toevoegen van adrenaline
- Concentratie wordt uitgedrukt in %
o 1% → 1 0 mg La per milliliter oplossing
- Maximale dosis perifeer: 3 mg/kg
o Gouden regel
4