Persoonlijkheidspsychologie: de complete samenvatting voor Toegepaste Psychologie 2024/2025
Samenvatting persoonlijkheidspsychologie
Samenvatting Persoonlijkheidspsychologie - psychologie en persoonlijkheid
Alles voor dit studieboek (19)
Geschreven voor
NCOI (NCOI)
Organisatiepsychologie
Psychologie en persoonlijkheid
Alle documenten voor dit vak (8)
1
beoordeling
Door: anka313 • 1 jaar geleden
Verkoper
Volgen
anetboogaard
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
HOOFDSTUK 6 INTELLIGENTIE.
Wat is intelligentie?
Intelligentie is een concept waar heel veel verschillende betekenissen aan worden gegeven. In 1955
wordt de term artificiële intelligentie voor het eerst gebruikt om aan te geven dat ook machines
intelligent gedrag kunnen vertonen.
Menselijke intelligentie wordt doorgaans nog het meest gerelateerd aan het cognitief functioneren.
Dat wil zeggen dat het samenhangt met de mate en snelheid waarmee we informatie kunnen
verwerken. Toch kunnen emoties hoog oplopen als mensen het gevoel hebben dat ze op basis van
hun intelligentie worden beoordeeld.
Relatie persoonlijkheid en intelligentie.
Persoonlijkheid en intelligentie zijn beide belangrijke kenmerken om individuele verschillen tussen
mensen te beschrijven. Het zijn twee onderzoeksgebieden binnen de psychologie met elk hun eigen
wetenschappelijke traditie. Relatief weinig onderzoek is verricht naar het verband tussen
intelligentie en persoonlijkheidskenmerken, terwijl er overlap is in de definities van persoonlijkheid
en intelligentie: in beide definities wordt verwezen naar de wijze waarop individuen zich aanpassen
aan hun omgeving. Sommige theoretici, zoals Cattell (1950) en Guilford (1959), veronderstellen dan
ook dat intelligentie een onderdeel is van persoonlijkheid. Intelligentie (Reasoning) is bijvoorbeeld
een van de zestien primaire factoren in het persoonlijkheidsmodel van Cattell (1950).
Er zijn echter veel meer psychologen die juist de verschillen tussen persoonlijkheid en intelligentie
benadrukken (bijv. Eysenk, 1994). Intelligentie wordt dan beschouwd als iets wat in het geheel niet
gerelateerd is aan persoonlijkheid, of als iets wat wel gerelateerd is aan persoonlijkheid, maar
kwalitatief verschillend is. De belangrijkste verschillen die genoemd worden, concentreren zich
rondom drie thema’s (De Young, 2011). In de eerste plaats wordt er vaak onderscheid gemaakt
tussen cognitieve (wat verwijst naar het opnemen en verwerken van informatie) en non-cognitieve
trekken, waarbij intelligentie als iets cognitiefs wordt aangemerkt en persoonlijkheid als niet-
cognitief. In de tweede plaats wordt er een onderscheid gemaakt tussen de wijze waarop
persoonlijkheid en intelligentie onderzocht of gemeten worden. Intelligentie wordt doorgaans
gemeten met prestatietests, waarbij bijv. in zo kort mogelijke tijd enkele uitdagende taken (zoals
rekensommen) gedaan moeten worden. De scores worden vervolgens vergeleken met de scores van
de normgroep en op basis daarvan worden IQ-scores berekend. Persoonlijkheid wordt meestal
gemeten met vragenlijsten en soms ook met indirecte of projectieve tests. Dit zijn tests voor
gedragswijze, waarop in principe geen goede of foute antwoorden gegeven kunnen worden. Als
derde en misschien wel belangrijkste verschil wordt vaak genoemd dat intelligentie verwijst naar een
maximale prestatie (het vermogen van iemand als hij zijn uiterste best doet op een taak), terwijl
persoonlijkheid eerder verwijst naar kenmerkend of typisch gedrag.
Sinds enkele jaren krijgt het verband tussen persoonlijkheid en intelligentie weer meer
wetenschappelijke belangstelling. De Young (2011) laat bijv. zien dat de drie hiervoor genoemde
verschillen in werkelijkheid veel minder prominent zijn dat ze lijken. In de eerste plaats verwijzen
persoonlijkheidstrekken wel degelijk ook naar cognitieve processen. Bijv., mensen die hoog scoren
op persoonlijkheidstrekken neuroticisme, zijn geneigd om dwangmatig te piekeren over allerlei
zaken die verkeerd zouden kunnen gaan. Piekeren is bij uitstek een cognitieve aangelegenheid: het
heeft betrekking op het denken over gebeurtenissen. Wat betreft het tweede verschil stelt De Young
(2011) dat het gegeven dat intelligentie en persoonlijkheid vaak zo verschillend gemeten worden,
geen bewijs vormt dat ze ook werkelijk verschillend zijn. De gebruikte meetmethode zegt lang niet
,alles over de aard van het gemeten kenmerk en zowel persoonlijkheid als intelligentie is op
verschillende manieren te meten. Ten slotte lijkt ook het onderscheid tussen maximale prestatie
(intelligentie) versus typisch of kenmerkend gedrag (persoonlijkheid) niet houdbaar. Immers,
iemands intelligentie of capaciteiten kunnen zijn kenmerkende manier van gedragen voorspellen.
Een verband tussen intelligentie en gedrag kan bijv. worden gezien in het feit dat intelligente
mensen zich vaak gezonder gedragen en meer arbeidssucces hebben. Een voorbeeld is waarbij
maximale prestatie en kenmerkend gedrag bij elkaar komen is het beschrijven van iemands gedrag
of emotioneel functioneren in een prestatieomgeving, zoals in een situatie waarin iemand voor een
groot publiek moet spreken (Ackerman, 1994). Omdat persoonlijkheid en intelligentie veel minder
verschillend zijn dan het lijkt, betoogt De Young (2011) evenals zijn eerdere collega Cattell, dat
intelligentie wellicht het beste beschouwd zou kunnen worden als een persoonlijkheidstrek.
Het overgrote deel van de wetenschappelijke studies heeft het verband onderzocht tussen
intelligentie en het eerder in dit boek besproken Five-Factor Model van persoonlijkheid (Ackerman &
Heggestad, 1997). Chamorro-Premuzic & Furnham, 2008; Poropat, 2009). Over het algemeen zijn de
gevonden verband klein. Poropat (2009) vond in een grote overzichtsstudie (meta-analyse) dat
intelligentie slechts een beperkte samenhang laat zien met persoonlijkheid zoals gemeten met het
Five-Factor Model. Alleen tussen Intelligentie en Openstaan voor Ervaringen werd een significante
maar kleine samenhang gevonden. De mate van samenhang wordt doorgaans uitgedrukt in een
correlatiecoëfficiënt r. De gevonden correlatie tussen Intelligentie en Openstaan voor Ervaringen in
het onderzoek van Poropat is r = .15. dit wordt een klein verband genoemd. Overigens laat
Openstaan voor Ervaringen in de meeste studies het sterkste verband zien met zogeheten verbale
intelligentie (bijv. Liepmann, Felfe & Nettelnstroth, 2007); DeYoung et al., 2005). Op grond hiervan
zou men kunnen stellen dat Openstaan voor Ervaringen samengaat met een sterkere motivatie om
te leren (Chamorro-Premuzic & Furnham, 2005). Verbale intelligentie wordt namelijk mede
beïnvloed door feitenkennis die je opdoet door goed op te letten op school, het lezen van de krant,
het bezoeken van musea, enz. het verwijst onder meer naar woordenkennis, verbaal begrip en een
goede algemene ontwikkeling.
Mede op grond van de hiervoor beschreven onderzoeksbevindingen doet De Young (2011) het
voorstel om intelligentie te zien als een onderdeel van persoonlijkheid. Intelligentie zou mooi
kunnen passen als onderdeel van de gecombineerde dimensie Openstaan voor Ervaringen/Intellect.
Openstaan voor Ervaringen wordt gekenmerkt door woorden als artistiek, poëtisch en fantasierijk,
terwijl Intellect verwijst naar eigenschappen als intellectueel, intelligent en slim. Mensen die op
beide hoog scoren, zou je kunnen typeren als origineel en innovatief (De Young, 2011; De Young et
al., 2007). Intelligentie zou dus een onderdeel zijn van Intellect/Openstaan voor Ervaringen.
Er zijn nog niet zoveel studies die dit voorstel ook daadwerkelijk ondersteunen, maar er zijn wel
enkele bemoedigende resultaten. In een recente studie vonden De Young en collega’s (2013)
verbanden tussen Openstaan voor Ervaringen/Intellect en intelligentie zoals gemeten met de
Wechsler Adult Intelligence Scale – Third Edition. Openstaan voor Ervaringen bleek vooral samen te
hangen met verbale intelligentie, terwijl Intellect verbanden liet zien met algemene intelligentie (g),
verbale intelligentie en non-verbale intelligentie. De sterkte van de gevonden verbanden was
gemiddeld. Het onderzoek naar de verbanden tussen intelligentie en Openstaan voor
Ervaringen/Intellect wordt overigens bemoeilijkt doordat de beide individuele kenmerken op heel
verschillende manieren worden gemeten. Alleen al door dit verschil in meetmethode zijn de
gevonden verbanden vaak relatief klein.
,Binnen het Five-Factor Model van persoonlijkheid ligt het voor de and om intelligentie te
beschouwen als een onderdeel van de brede dimensie Openstaan voor Ervaringen in combinatie
met Intellect (Big Five).
De definitie van intelligentie.
Over intelligentie bestaat een groot aantal definities. Sommige leggen vooral een samenhang met de
mate waarin mensen kunnen leren. Gedurende ons leven leren we relatief eenvoudige zaken, maar
ook zeer complexe gedragsrepertoires. Intelligentie kan heel algemeen worden gedefinieerd als de
mentale vaardigheid om te redeneren, problemen op te lossen en te leren (Colom, Karma, Jung &
Haier, 2010). Hierin zijn grote verschillen tussen mensen en de verschillen zijn groter als de
cognitieve complexiteit van de situatie toeneemt. De verschillen over mensen zijn ook stabiel over
de tijd en zoals we later zullen zien, deze worden in vrij grote mate genetisch bepaald.
Er zijn twee belangrijke stromingen in de theorievorming over intelligentie. Enerzijds wordt
intelligentie gezien als een generieke capaciteit (hoe wijs ben je) en anderzijds als een verzameling
specifieke vaardigheden (wat kun je allemaal). Wij gaan er vanuit dat intelligent gedrag van beide
aspecten afhangt. Dwz, om de complexiteit van het dagelijks leven te begrijpen en je daaraan aan te
passen moeten de specifieke vaardigheden worden geïntegreerd. Deze integratie hangt in sterke
mate af van de generieke capaciteit. In veel definities van intelligentie komen beide aspecten terug.
Gottfredson (1997) is samen met 52 vooraanstaande onderzoekers naar intelligentie tot een
definitie gekomen die op dit moment nog steeds als leidend wordt beschouwd. Zij beschrijft
intelligentie als volgt:
Intelligence is very general capability that, among other things, involves the ability to reason, plan,
solve problems, think abstractly, comprehend complex ideas, learn quickly and learn from
experience. It is not merely book learning, a narrow academic skill, or test-taking smarts. Rather, it
reflects a broader and deeper capability for comprehending our surroundings “catching on”,
“making sense” off things, or “figuring out what to do”. Intelligence, so defined, can be measured
and intelligence tests measure it well.
Deze generieke capaciteit en specifieke mentale vaardigheden moeten geïntegreerd worden, zodat
we ons gedrag aan kunnen passen aan de eisen van de omgeving, of de omgeving kunnen
veranderen als aanpassen niet mogelijk is. Zo gedefinieerd, is intelligentie meetbaar en is bij
intelligentietests het meten van beide aspecten in meer of mindere mate ook het uitgangspunt.
Vaak wordt intelligentie ook wel enigszins cynisch gedefinieerd als: intelligentie is wat een
intelligentietest meet. Deze ogenschijnlijk circulaire definitie wordt ten onrechte aan de
Amerikaanse psycholoog Edwin Boring (1886-1968) toegeschreven (Intelligence is what the tests
test). Boring deed deze uitspraak juist om collega’s te waarschuwen niet te onwetenschappelijk naar
het onderwerp intelligentie te kijken. Onmiddellijk na zijn veelbesproken zin schrijft hij namelijk: is
only the point of departure for a rigorous discussion of the tests. Dat de wetenschap streng heeft
toegezien op de discussie over de definitie van het concept intelligentie en dat de maatschappelijke
behoefte aan goede intelligentietests deze discussie heeft aangewakkerd, is de psychologie te goede
gekomen. Het is dan ook zinvol om de historische ontwikkeling van het concept intelligentie te leren
kennen.
, Het concept intelligentie vanuit historisch perspectief.
Onderzoek naar intelligentie heeft lang op het grensvlak tussen wetenschap en quasi-wetenschap
gebalanceerd. De fundamenten van het wetenschappelijk onderzoek naar intelligentie zijn gelegd
aan het eind van de negentiende en in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Dit werd mogelijk
gemaakt door verbeteringen van statistische technieken, empirisch onderzoek en conceptuele
innovaties onder invloed van mensen als Charles Spearman en Albert Binet (Deary, 2012). De vragen
die zij zich onder andere stelden, zijn echter nog steeds actueel. Wat is intelligentie? Welke
dimensies van intelligentie kunnen worden onderscheiden? Wat zijn oorzaken van verschillen in
dimensies of van verschillen in mensen? Zijn er genetische en biologische oorzaken voor
intelligentieverschillen? Is intelligentie te lokaliseren in de hersenen? Hoe kunnen we intelligentie
meten? Wat zijn invloeden van factoren als geslacht, leeftijd, cultuur enz? hierna wordt een
overzicht gegeven van historische ontwikkelingen op het gebied van intelligentie theorieën en
verschillende aspecten van intelligentie.
Spearmans tweefactorentheorie.
In theoretisch opzicht is de belangrijkste controverse (nog steeds) of er bij intelligentie sprake is van
1 onderliggend construct of van diverse specifieke vaardigheden. Het onderliggende construct werd
door Spearman in 1904 de g-factor (general ability-factor of kortweg ‘g’) genoemd. De g-factor
verwijst naar een gemeenschappelijke basale eigenschap. De specifieke vaardigheden die samen g
vormen, worden vaak met ‘s’ weergegeven, en Spearman formuleerde dit in de zogenoemde
tweefactorentheorie.
Spearman nam bij leerlingen op plaatselijke scholen tests voor sensorische discriminatie af en
correleerde deze met hun schoolresultaten en de beoordeling van hun leerkrachten op vakken als
Frans, Engels, wiskunde, muziek en dergelijke. De correlaties varieerden tussen .40 en .83, hetgeen
betekende dat alle vakken en tests met elkaar samenhingen. Als alle vakken met alle tests
samenhangen (of correleren), dat wil zeggen dat er geen specifieke factoren zijn, maar 1
gemeenschappelijke g-factor. Het meest opvallende resultaat dat Spearman vond, was dat ze
allemaal positief correleerden en dat er geen negatieve correlaties waren. Spearman noemde dit de
positive manifold (letterlijk een positieve verscheidenheid). Spearman kon de leerlingen op basis van
hun resultaten rangschikken op 1 gezamenlijke dimensie, die hij g noemde.
Volgens Louis Thurstone (1887-1955) een leerling van Spearman, gaat het bij intelligentie (of g) juist
om verschillende specifieke cognitieve vaardigheden, die hij als ‘primary mental abilities (primaire
vaardigheden) omschreef. De primaire vaardigheden die hij onderscheidde waren: verbaal begrip,
verbale vloeiendheid, manipuleren van getallen, spatiele visualisatie, associatief geheugen,
perceptuele snelheid en inductief redeneren. Thurstone paste de (door Spearman ontwikkelde)
statistische methode van factoranalyse toe op grote hoeveelheden gegevens die hij bij
proefpersonen had verzameld. Hij wilde hiermee bewijzen dat de primaire mentale vaardigheden
onafhankelijk waren. Maar hoe hij ook probeerde, de primaire mentale vaardigheden bleven positief
samenhangen, wat betekent dat ze niet onafhankelijk zijn. Dit ondersteunt het bestaan van een
algemene g-factor.
De Guilfordkubus.
Tot op de dag van vandaag is er slechts geringe overeenstemming over de specifieke cognitieve
vaardigheden waaruit het concept intelligentie zou bestaan. Met name in de jaren vijftig en zestig
van de twintigste eeuw werd een grote hoeveelheid aan mogelijke intelligentiefactoren genoemd.
Een extreem voorbeeld is de Guildfordkubus, waarin maar liefst 150 specifieke intelligentiefactoren
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anetboogaard. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.