Rooms-katholieke godsdienst A
1. Het oude testament
De bijbel= verzameling boeken met verschillende geschriften (wetteksten, geschiedenis, poëzie, filosofie,
muziek, persoonlijke brieven en voorspellingen)
Deze werd doorheen de eeuwen opnieuw gekopieerd, de oorspronkelijke teksten zijn verdwenen
omdat papyrus vergaat na loop van tijd.
Bijbel bestaat uit 73 losse boeken, 2 delen:
o Oude Testament (periode voor Jezus Christus)
o Nieuwe Testament (vanaf het begin van het leven van Jezus)
Oude Testament = Joodse Tenach (Joodse heilige boek)
Rode draad van het Oude Testament:
o Volk zoekt “beloofde land”
o Geloof in 1 God, die mensen oproept tot verantwoordelijkheid
o Confrontatie met omliggende volken
Het oude Testament bevat ongeveer dezelfde verhalen als de Tenach, maar in andere volgorde.
Verzamelt verhalen over het verbond (=testament) tussen het Joodse volk en hun God (JHWH, Jahweh)
Ze zijn niet echt gebeurd: ‘mythen en sagen’
Verhalen over een gelovige duiding van de gebeurtenissen van een volk
Uit het verbond ontstaan regels over hoe het volk het best kan samenenleven (10 geboden)
De Tenach bestaat uit 3 delen:
- De wet (Tora)
- De profeten (Neviim) T + N + CH = Tenach
- De geschriften (Chetoevim)
Literaire genres in het OT:
Wetboeken: regels over hoe te leven
Annalen: semi-historische vertellingen over historische gebeurtenissen
Profetische boeken: orakels, toespraken van God
Psalmen: lofliederen
Spreuken en wijheden
1.1 De ontstaangeschiedenis van het Oude Testament
- Eerst heel lang mondeling doorgegeven, van generatie op generatie.
- Eerste keer neergeschreven: Israël werd koninkrijk (rond 1000 v.chr)
- daarna meerder keren herwerkt (bv. ten tijde van profeten)
- ten tijd van en na de Ballingschap “gestilleerd” tot 1 verhaal
Fase 1: koningstijd
,Hofschrijvers schrijvers aan het koninklijke hof
Schreven gebeurtenissen, oude verhalen, liederen neer die tot dan mondeling doorgegeven waren
Gebeurtenissen aan het hof, “hedendaagse geschiedenis” van toen werd ook neergeschreven
Fase 2: periode voor de Babylonische ballingschap
Profeten werden actief in de koningstijd: bekeken de geschiedenis van het volk en machtsmisbruik van de
koningen met een kritisch oog, in het licht van hun visie op het vebond met God.
Deze Profetieën werden ook neergeschreven in profetische kringen
Bekende profeten uit het Noordrijk: Elia, Elisa, Amos, Hosea
Bekende profeten uit het Zuiden: Jesaja, Micha, Jeremia
Fase 3: periode na de ballingschap
De ballingschap = pijnlijke periode voor de Joden, ze waren alles kwijt (koning, tempel, land, priesters,..)
Duurde nog geen 50 jaar
Tijdens de ballingschap traden terug profeten op die van ballingschap een tijd van bezinningen maakten
Volk kwam tot inzicht dat geloof in JHWH niet afhankelijk is van uiterlijke kenmerken (koning, tempel)
Ontmoetingen in leerhuizen (synagogen) voor verhalen, herdenkingen, rituelen en feesten
Na de ballingschap leefden het volk verspreid
Volk naar Jeruzalem: leefden onder wisselende vreemde overheersing (Perzen, Grieken, Romeinen),
tradities mochten wel nog beleefd en onderhouden worden
Priesters in de nieuwe tempel in Jeruzalem schreven verder verhalen op vd bestaande geschriften
o Tora (eerste vijf boeken van het OT- “vijf boeken van Mozes”) kreeg hier definitieve vorm
o Historische geschriften, psalmen, spreuken en wijsheidsboeken werden op schrift gezet `
Verdere canonisering van de Joodse Bijbel
Vijfde eeuw v.chr zijn eerste 5 boeken, de Tora, tot “heilig schrift” geworden:
Werden voorgelezen door priesters in de tempel & aanvaard als “canon” (=erkend heilig schrift)
Rond 200 v.chr zou het tweede deel van de Tenach, “De Profeten” zijn definitieve vorm krijgen.
Einde van 1ste eeuw na chr. is het derde deel, “de geschriften”, samengesteld
o Psalmen, boek Job, spreuken, hooglied, Prediker, en enkele latere profetische geschriften
o “dode- zeerollen” = bijbelse boekrollen meer dan 2000 jaar oud, teruggevonden in 20 e eeuw
Bijbelse volgorde= historisch-chronologisch
- Scheppingsverhalen
- Aartsvaders
- Jozefverhaal
- Uittocht/ mozesverhalen
- Verhalen over de koningen: Saul, David, Salomo
- Verhalen over profeten
, 1.2 situering van de context van de oudetestamentische
verhalen
1.2.1 De historische context
De Tenach maakt gebruik van de geschiedenis van het volk Israël om de religieuze boodschap (tussen mens en
God) te kaderen en te illustreren.
De gebeurtenissen en de geschiedenis van het Joodse volk, van die tijd werd gebruikt als achtergrond
voor de verhalen die wouden vertellen.
o Het gaat om literaire verhalen, verhalen die boodschap willen brengen
Ze bevatten wel historische kernen
DE 5 boeken van Mozes / Thora:
- Genesis
- Exodus
- Leviticus
- Numeri
- Deuteronomium
A) Aartsvaders
Isaak, Jakob, Abraham Geen historische personages
Vroegste periode waarover wordt gesproken in de Bijbel is de tijd van de aanrtsvader (±1500 v.Chr.)
Clanhoofden, soort sjeiks (leiders) van kleinveenomaden, liepen door Kanaän/ woestijn met kudden
schapen en geiten heen en weer. Hongersnood dreef hen naar Egypte, het vruchtbare land aan de Nijl.
Eigen religieuze ervaring binnen context van kanaänitische religie
B) Uittocht uit Egypte/ Exodus
= een verhaal van hoop en bevrijding
- Uittocht vertrekken uit land van benauwdheid, onderdrukking, onrecht
- Doortocht door de woestijn, plek van vallen en opstaan
- Intocht naar een land van bevrijding, vruchtbaar land, leven in vrijheid en verantwoordelijkheid
Tijd van Ramses II, één van de grootste farao’s van het oude Egypte (13 e eeuw v.Chr.)
Hebreeuwse nomaden, israëlieten in de Nijldelta werden tot dwangarbeid verplicht.
Ze vluchtte weg (uittocht) door de Sinaï woestijn(doortocht) naar het land Kanaän (intocht)
Conflicten met ander bevolkingsgroepen in de buurt bleef vreemdzaam proces
Kanaänitische stadsbevolking
Midjanieten
Moabieten
Ammonieten
De geleidelijke sedentarisatie (= op 1 plaats blijven wonen) duurde ong. 2 eeuwen
o Herders worden landbouwers
o Tentbewoners vestigden zich in dorpen en steden
Israël was nog geen natie, maar een los verband van 12 stammen
, C) Kongstijd
Rond 1000 v.Chr. smeedde David de 12 stammen van Israël aaneen door geloof in JHWH, gesymboliseerd door
“ark van verbond”
o Hij overwon de Filistijnen, vijanden
o Veroverde Jeruzalem en maakte ze politieke en religieuze hoofdstad
Periode van grote materiële welvaart
Geloof in JHWH krijgt concurentie van Kanaänitische vruchtbaarheidsrituelen (cultus Baäl en Anat)
Profeten riepen op om naar JHWH terug te keren
Davids zoon Salomo bouwde voor JHWH een tempel in Jeruzalem
10 stammen van het Noorden vormen apart konkrijk met als hoofdstad Samaria, omdat ze Salomo
niet als koning erkende. Cultus van Baäl werd hier erg vereerd
o Profeten Elia en Elisa reageerden daartegen
o Zuidrijk Juda, met hoofdstad Jeruzalem bleef trouw aan de dynastie van David
D) Ballingschap
721 v.Chr. werd het noordrijk Israël veroverd door Assyriërs
Deel van de israëlitische bevolking vluchtte naar het zuidrijk Juda
Assyrië werd als grootmacht afgelost door Babylonië
Jeruzalem werd door de Babyloniërs aangevallen en in 586v.chr. ingenomen
Tempel werd verwoest en groot deel van joodse bevolking werd weggevoerd naar Babylon
De ballingschap = pijnlijke periode voor de Joden, ze waren alles kwijt (koning, tempel, land,
priesters,..)
In 539 v.vhr behaalden de Perzen de overwinning op de Babyloniërs, de Perzische koning gaf de Joden
de toestemming om terug te keren en om de stad en de tempel weer op te bouwen
Diaspora: de verspreiding van het Joodse volk over de wereld
C) Na de ballingschap
De joodse gemeenschap leefde in en rond Jeruzalam onder een wisselende vreemde overheersing
333 v.chr. Alexander De Grote met de Griekse/ hellenistische cultuur daarna Romeinse overheersing
Joden waren hier nog vrij om hun tradities te onderhouden
175-163 v.chr. regeerde de Griekse koning Antiochus IV
Hij ondernam pogingen om de joden te doen opgaan in de hellenistische cultuur
Geweldadige opstand onder leiding van Judas en zijn broers = de ‘Makkabeeën’
deze slaagde, herdacht op joodse Chanoeka feest
Kleine situering
OT gaat over de ervaringen van het volk
In de tijd van de aartsvaders wordt het volk “Hebreeën” genoemd
Jacob krijgt nieuwe naam Israël, vanaf dan wordt het volk “Israëlieten” genoemd
Na het uiteenvallen van het koninkrijk:
Noordelijk deel: Israël (volk: Israëlieten)
Zuidelijk deel: Juda (volk: Judeeërs later joden)
Inwoners van Palestijnse gebieden noemen we palestijnen – moslims en christenen
,Vroeger Kanaän nu Palestina (volk: Palestijnen) onder de Romeinen heet het land Palestina
Mozes = symbool van DE profeet
1.1.2 Geografische context: Het Oude Nabije Oosten
Gebied tussen de Middelandse zee, de Perzische Golf en Arabische woestijn
= “vruchtbare halve maan”
Zuidwesten, tegenover Palestina = Egypte in het Nijdal
In het Oosten = Mesopotamië – Tweestromenland
Verschillende namen:
Kanaän – Palestina – Israël en de Palestijnse gebieden
1.1.3 Geestescontext: heidense
culturen versus de bijbelse cultuur
Monotheïstisch godsbeeld= er is maar 1 God
Polytheïstische natuurgodsdienst = natuurverschijnselen werden aan goden toe geschreven
a) Heidense culturen – Polytheïsme
Egyptenaren, Grieken, Romeinen, culturen rond Mesopotamië kenden een veelgodendom
Natuurverschijnselen konden niet verklaard worden mythes, verhalen over goden die dit in handen zouden
hebben. Goden nemen menselijke en dierlijke gedaantes aan.
Farao= zoon van de zonnegod
Mensen proberen deze goden gunstig te stellen door rituelen, vieringen, offerpraktijken
Het Egypstische geloof is van nature optimistisch, de goden worden gezien als goede goden die over de mensen
waken. vruhtbaar land aan de Nijl
Cultuur van inwoners Israël hoofdgod EL (stier), BAÄL (onweer), ANAT (liefde, oorlog, vruchtbaarheid)
Mesopotamische geestehouding = meer pessimistische houding meer overstromingen en zware zondvloed
, b) De bijbelse cultuur – monotheïsme
Er is maar 1 God en hij wordt niet afgebeeld = beeldloze monotheïsme
Deze God bevind zich buiten de kosmos, maakt geen deel uit van de natuur
o Dit is duidelijk te merken in het scheppingsverhaal: God schept de wereld
God spreekt de mensen aan en treedt in relatie met de mens
“er is hoop op een beter leven, betere samenleving, betere toekomst, de mens kan zich hier actief voor inzetten”
Mens is zelf verantwoordelijk met de hulp van God, die de mens telkens opnieuw aanspreekt
Er worden ook offers en rituelen gedaan een offer = antwoord van de mens op de oproep van God
o Geen mensoffers
Koning = dienaar van God
o Koning David werd gezien als een koning die aan alle bijbelse voorwaarden voldeed
1.3 verkeninning van enkele centrale verhalen uit het OT
verhalen in de cursus niet chronologisch
het gaat niet om de historische-chronologie (=bijbelse volgorde) maar wel om de betekenis van de
verhalen
Bijbelse volgorde:
- scheppingsverhalen
- aartsvaders
- jozefverhaal
- uittocht / Mozesverhalen
- verhalen over de koningen: Saul, David, Salomo
- Verhalen over profeten
1.3.1 De Mozesverhalen
5 boeken : Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium => Thora (=Wet) wijst op de leefregels
Veel levens- en geloofservaringen van het joodse volk, uit veel verschillende periodes
De bevrijdingstocht uit Egypte, Exodus staat centraal
Kerninhoud = een verhaal van hoop en bevrijding
Mozes= Het symbool van DE profeet
Volk van God: vreemdelingen in een ‘vreemd’ land (=Egypte) op zoek naar hun identiteit
God:
- 1 God
- Een nabije God (JHWH= ik zal er zijn/ik ben er die er is)
- Een concreet handelende God: Redder/ bervijder