SAMENVATTING – SCHOOLSE
VAARDIGHEDEN
HOOFDSTUK 1 – DE NORMALE LEES- EN
SPELLINGSONTWIKKELING
Doelstellingen: na dit hoofdstuk weet ik
- Dat lezen een middel is om te communiceren
- Wat ‘lezen’ en ‘schrijven’ is
- Doel en belang is van ‘lezen’ en ‘schrijven’ en hoe dit interfereert met ons dagelijks handelen en
participeren
- Wat ≠ vormen van lezen en leesonderwijs zijn
- Wat de ≠ fasen binnen het leesonderwijs zijn
- Hoe de lees- en spellingshandeling tot stand komt vanuit theoretische modellen
- Hoe de lees- en spellingsdidactiek in het lager onderwijs verlopen
- Wat belangrijke verschillen zijn tussen ≠ didactische strekkingen
- Wat leesniveaus zijn
1. SCHRIFTELIJKE COMMUNICATIE
Taal als communicatiemiddel
- Verbale communicatie
- Non-verbale communicatie
o Gebaren
o Mimiek
o Schriftelijke communicatie
o …
Schriftelijke communicatie is
- Minder rechtstreeks
- Belangrijk voor verwerven van kennis
- Houdt niet op te bestaan nadat woorden zijn geschreven, staat op papier
- Perlocutionaire karakter is minder duideiljk (vb. mopjes komen kwetsend over)
o Perlocutionair karakter = de bedoeling v/d communicatie
- Ontwikkeling start pas na mondelinge (op ong 6 jaar)
- Verwerving gebeurt minder ‘vanzelfsprekend’
o Is secundair aan gesproken taal
o Ontwikkeling gesproken taal ondersteunt ontwikkeling geschreven taal
Ontwikkeling grafische schriften
- Pictografisch: vb. hiërogliefen
- Logografisch: elk teken stelt 1 woord voor, vb. Chinees
- Fonografisch: representeren v/d klankvorm
o Syllabisch: elk teken stelt 1 syllabe voor, vb. Japans
o Alfabetisch: elk teken (grafeem) stelt 1 klank voor (foneem), vb. Nederlands
, o Voordeel: vrij beperkt # tekens
Fonologisch principe van ons schrift
- = elke klank (foneem) wordt weergegeven door ander teken (grafeem), standaarduitspraak als
referentie
- 1 klankteken (foneem) = 1 schriftteken (grafeem) =
o Alfabetisch principe
o Basis van onze spelling
- MAAR: uitzonderingen i/h Nederlands
o Vb. december → 1 teken = 3 ≠ klankvormen
o Vb. beurs → 2 tekens = samen 1 klankvorm
- Klankzuiver woord: waar alfabetisch principe wel van principe is, je schrijft het zoals je hoort (vb. pet)
- Niet-klankzuiver woord: woorden die we niet schrijven zoals we ze horen
(Vb. hoed, hij wordt, apen, voorzichtig…)
→ Onderscheid tss homogene en heterogene digrafs
- Homogene digrafs:
2 identieke lettertekens om klank te
vertegenwoordigen (aa, ee, oo, uu)
- Heterogene digrafs:
2 ≠ lettertekens om te verwijzen naar
1 klankteken (oe, ie ui, ou, ij, ng…)
- Allofonen:
≠ vormen of varianten van 1 foneem
(vb. /r/ en /R/)
Nederlands
- 34 fonemen
- 26 letters in alfabet
- 34 basisgrafemen
- Oefeningen: Pwp pg 6
2. DEFINIËRING LEZEN EN SPELLEN
Lezen
- = ‘decoderen van geschreven tekens in hoorbare klanken’
, - = ‘complex, doelgericht, sociaal en cognitief proces waarin lezers tegelijkertijd hun kennis van
gesproken + geschreven taal, hun kennis over het onderwerp v/d tekst en hun culturele kennis
gebruiken om betekenis te verlenen aan wat ze lezen’
o Complex: verschillende processen in hersenen vinden plaats
o Doelgericht: we gaan lezen met doel (vb. studeren)
o Sociaal: vaak nodig in sociale contexten (vb. op restaurant, menu)
o Cognitief: vindt plaats in ons hoofd
o Culturele kennis: om tekst in perspectief te gaan plaatsen
- Ontwikkelingsproces dat hele leven doorgaat, hoe meer je leest, hoe beter je leest
Spelling = ‘omzetten van hoorbare klanken in zichtbare tekens’, ‘het geheel van regels + conventies dat we
volgen bij het in letters omzetten van woorden’
Begrijpend lezen = product van luisterbegrip + leestechniek, lees- en luisterbegrip vullen elkaar aan
Wat heeft invloed op begrijpend lezen
- Kennis
- Taal
- Vlot lezen (geautomatiseerd → vlot + goed tempo)
- Metacognitie
3. DOEL EN BELANG VAN GOED LEZEN EN SPELLEN
Doel lezen
- Begrijpend lezen, begrijpen van boodschappen
- = ‘een goede lezer kan vlot lezen, heeft goede woordenschat, kan leesstrategieën toepassen om
teksten beter te begrijpen
Hoge correlatie tss ‘begrijpend lezen’ + ‘woordenschat’ + ‘vlot lezen’
Spellend/traag lezen leidt tot
- Belasting werkgeheugen
- Leidt tot aandachtsprobleem
- Blijven lezen op woordniveau, onvoldoende aandacht voor zin + tekst
- Minder kans tot zelfstandig ontwikkelen woordschat
→ Vicieuze cirkel: lezen minder graag, gaan minder lezen, woordenschat wordt nog minder
ontwikkeld, lezen gaat nog moeilijker…
Sterke relatie tss ‘leesvaardigheid’ + ‘schoolsuc6’
Wie niet goed kan lezen
- Sterk afgeremd in cognitieve ontwikkeling
- Ondervindt veel beperkingen bij uitvoeren dagdagelijkse activiteiten
- Wordt sterk gehinderd i/h sociaal maatschappelijk functioneren/participeren
- Mist leesplezier