PRINT PRODUCTION: LESDOELEN
1. DRUKTECHNIEKEN
Document leren en dat is het enige wat te kennen is!
1.1 Intro
/
1.2 Grafisch productieproces
• Je kan de verschillende productiestappen van het grafisch productieproces weergeven en
toelichten
• Je begrijpt en gebruikt grafische terminologie
1.3 Druktechnieken (algemeen voor de andere druktechnieken)
• Je legt de basiswerking uit van de druktechnieken hoogdruk, flexodruk, offset, diepdruk,
zeefdruk, inkjet en EP
• Je noemt de voor- en nadelen op van de belangrijkste druktechnieken
• Je kan van alle behandelde druktechnieken een typisch eindproduct als voorbeeld geven.
Omgekeerd kan je van een eindproduct ook de meest logische druktechniek bepalen
• Vanuit de toepassing en de uiterlijke kenmerken van een eindproduct leid je de gebruikte
druktechniek af.
1.4 Hoogdruk
1.5 Offset
1.6 Diepdruk
1.7 Zeefdruk – tampondruk
1.8 Digitaal drukken
2. VERPAKKINGEN
2.1 PACKAGING
Leg uit wat primaire, secundaire, tertiaire en serviceverpakkingen zijn.
• Primaire verpakking: verpakking die rechtstreeks in contact staat met het product (blikje)
• Secundaire verpakkingen: bijeenhouden van individuele verpakkingen, verpakking kan meerdere
secundaire verpakkingen hebben bv.: krat (waar blikjes in zitten)
• Tertiaire verpakking: logistieke verpakking tussen fabrikant en retail bv.: plastiek rond de
gestapelde kratten
• Service verpakking: wordt aangeboden bij het verkooppunt, ter consumptie of transport bv.:
kartonnen doosje bij frieten
Consumentenbarcode op primaire of secundaire verpakking, op andere niet
Som de verschillende functies op van een verpakking en duid deze op een concrete verpakking.
• Transport: objecten verzamelen bv. melk in een drankkarton
,• Bescherming: fysiek en vreemde stoffen bv.: doosje bij eieren, chips met lucht in in een volledig
afgeschermde zak
• Houdbaarheid bevorderen bv.: sleeve rond komkommer
• Marketing, brandidentity bv.: paar van Milka
• Informatie: ingrediënten, houdbaarheid, inhoud, allergenen, ecologie, barcode …
• Gebruiksgemak: kunnen hersluiten, uitgieten, doseren bv.: melkbrik, medicatie
• Beveiligen: tegen namaak, openen, diefstal bv.: sigaretten, papiertje tussen deksel en pot
• Beleving: unpacking experience bv.: plop van een champagnefles
• Functioneel: productie, winkel, transport
• Duurzaamheid: redesign, reuse, recycle bv.: kartonnen verpakkingen
Leg uit waarom we materialen combineren om de functionaliteit van een verpakking te verhogen
en geef voorbeelden.
Elk materiaal beantwoord aan een bepaalde functie
• Glas en metaal is een goede barrière om iets lang te bewaren maar is zwaar
• Plastiek is licht en dus goed voor transport maar een slechte barrière
• Golfkarton is beschermend tijdens transport
Er moet gekeken worden naar welke functie juist primeert
Geef voorbeelden van reglementering bij verpakkingen
• Houdbaarheidsdatum
• Merknaam
• Productnaam
• Visualisatie (serveervoorstel)
• Netto inhoud
• Gebruiksaanwijzing
• Wettelijke vermeldingen en symbolen
• Ingrediënten
• Allergenen
• Voedingswaarden
• Naam en adres verantwoordelijke
• Barcode = SKU
• Producent/land
2.2 PROTOTYPING VERPAKKINGEN
Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende proeven en prototyping van verpakkingen?
• Vlakke proef: testproef, lay-outproef
o Voordeel: focus op inhoud: tekst en object, kleur
o Nadeel: geen goede voorstelling van resultaat na afwerking en verpakkingen (vouwen,
stansen …), geen interactie met omgevingsfactoren
• Mock-up: gesneden, gevouwen voorstelling
o Voordeel: simuleert werkelijk eindproduct, tastbaar
o Nadeel: kwaliteit kleur, look en feel is variabel, kostprijs, productieduur
• 3D mock-up: digitale voorstelling
, o Voordeel: eenvoudige modellen zijn snel en goedkoop, digitaal versturen, snel
aanpasbaar naar nieuwe versie, veredeling- en afwerkingstechnieken simuleren
o Nadeel: niet tastbaar, niet kleurecht, geen focus op controle van tekst en objecten
• Interactieve 3D/augmented reality
o Voordeel: meer realistische voorstelling, interactie mogelijk tussen ontwerper-klant en
ook omgeving
o Nadeel: kost tijd en geld, geen focus op controle van tekst en objecten
Kies een prototyping in functie van wat je wil (laten) controleren/goedkeuren.
2.3 LABELS
Leg uit uit welke delen een zelfklevende label bestaat.
Labels bestaan uit een bepaald substraat dat aangebracht wordt op een ander object, label geeft
meestal informatie
Zelfklevend label bestaat uit een drager en substraat
• Label
• Lijmlaag:
• Drager: liner, backing
Herken de volgende labels en leg deze uit: enkelvoudige labels, lijmneutralisatie, duolabel,
multilabel, booklet, linerless label, banderol.
• Enkelvoudige labels: zelfklevend, een enkele laag
• Lijmneutralisatie: een soort vernis op de laag waar het recto verso is
• Duolabel/tweelaags label: twee lagen liggen op elkaar met lijmneutralisatie, hangen wel nog een
stukje vast met andere lijm
• Multilabel: verschillende drukbanen worden gecombineerd tot 1 eindproduct, lijmneutralisatie,
hersluitbaar
• Booklet: meerpaginadocument
• Linerless label:dragerloze labels, geen backingpapier, het is zelfklevend
• Banderol: wrap-aroudn-label: wordt gelijmd op verpakking, 360° bedrukking, minder lijm (maar 2
strookjes)
Leg uit wat warping is bij een conisch label.
Labels rond een vervorming zullen een rare vorm krijgen als ze er recht rond gedraaid worden
Oplossing: warping, vervorming van de lay-out: via een applicatie wordt die lay-out lichtjes gebogen
zodanig het er perfect rond past
2.4 FLEXIBELE PACKAGING
Hoe worden flexibele verpakkingen geproduceerd?
• Diepdruk: grote oplages (hoge kosten)
• Flexodruk: narroweb (shrinksleeves) en wide web (diepvriesverpakkingen)
• Offset: smalbaan rotatieoffset
• Digitaal drukken