FILOSOFIE
INLEIDING
DUBBELZINNIGHEID
= dingen die we zinnig vinden, botsen soms.
Bv. We vinden het dubbel om op een feestje te zitten en geen chips te eten want je wil niet
aankomen.
Stuart Hall: ‘familiar stranger’ = een vertrouwde vreemde (een bepaalde spanning
hiertussen).
- Jamaica was een Britse kolonie. De witten waren de hoge rijke klasse. De zwarten
behoorden tot de lagere klasse. Hall was 1 van de weinige zwarten die tot de hoge
sociale klasse behoorde. Toch voelt het vreemd als hij bij z’n blanke vrienden langs
gaat. Het is nooit evident, ook al zorgde z’n moeder ervoor dat hij heel de Britse
cultuur kende, het blijft vreemd voelen. Het is dus vertrouwd, er is een verbondenheid
(familiar) en vreemd (stranger) tegelijk (dubbelzinnigheid). Hall omschrijft z’n leven als
2 eilanden: Jamaica en Engeland.
FILOSOFIE STELT DE VRAAG NAAR DE GROND
= is er een grond die ons steun kan geven? Om onze dubbelzinnigheid te verklaren?
Een grond volgens Aristoteles = het principe/Archè. Een grond biedt de meest fundamentele
verklaring voor datgene wat is.
Cultuur: afwas voor vrouwen
Sociologie: sociale rollen (je hebt 1 rol voor de vrouw en 1 voor de man. Waarop baseert
men die rollen? religieuze verklaring).
Religie: scheppingsverhaal (vrouw wordt afgeleid uit de man man > vrouw want Adam
was eerst).
GROND = GOD (bepaalt dat de vrouw de afwas moet doen. God is de grond hiervoor).
Er zijn mensen die zeggen dat God niet de grond is, maar het volk of ik, het individu of de
economie de grond is.
, TOTALE (1) EN RELATIONELE (2) GRONDEN
(1) Op 1 of andere manier verklaren ze de volledige mens. Ze zijn onbetwistbaar (staan
vast, toont vanuit zichzelf de waarheid), ze zijn niet in vraag te stellen, ze zijn
absoluut (losgemaakt van elke tijd en ruimte, alles is erdoor verklaard).
Totalitaire gronden nemen de dubbelzinnigheid weg omdat ze vast staan. Maar je
kan ook in de problemen/moeilijkheden komen omdat het zo complex is. Als A
gebeurd, komt B eruit voort. Het ene volgt dus uit het andere.
Grond A bepaald gebeuren.
(2) Je kan een mens NOOIT TOTAAL verklaren, wel gedeeltelijk tot op een bepaalde
hoogte. Toeval, het oncontroleerbare is een groot deel van de werkelijkheid. Het
leven = een netwerk van factoren die met elkaar in contact/verbinding staan. Het is
een wisselwerking tussen verschillende factoren.
Bv. Een alcoholverslaving is een gebeuren in een complex netwerk. Niemand is
dominant, niet de patiënt, niet de hulpverlener.
Factor A B
DEEL 1: TOTALITAIRE MENSBEELDEN
HOOFDSTUK 1: IDEALISTISCHE MENSBEELDEN
= geestelijk principe = heel abstract, niet-materialistisch. Materialistisch mensbeeld
(H2) materieel principe
Discussie: relationeel – totalitair (Plato: grot van Plato): Soms wordt je geconfronteerd met
schijn. Plato zegt dat mensen geboren zijn in een grot. De mens kan maar 1 kant uitkijken en
ziet 1 wand van de grot. De mens denkt dat dit de waarheid is, maar dit is schijn, achter de
wand zijn er andere dingen. Dit kan je de dubbelzinnigheid noemen: wat is waar? Stel dat de
ketting losgemaakt kan worden en de persoon richting het licht naar boven kan, kan hij de
werkelijkheid zien.
Relationeel: zal vragen om in de grot te blijven.
A: Sartre over de mens: ‘ik maak totaal mezelf’
= een idealistische verklaring: ‘ik maak totaal mezelf’, het individualisme.
Jean-Paul Sartre gaf filosofie aan jongeren in jaren ’50-’60 (jongeren die na oorlog leefden).
Alles wat je deed, bij welke organisaties je zat, hing af van de zuilen. De traditionele SL was
verstikkend. Sartre wou hiermee breken (verzet tegen oude patriarchale conservatisme),
breken met de verstikkende organisaties. Mensen moeten vrij zijn! er ontstaat ruimte voor
individu. Op welke manier wil je dit invullen? Op een relationele of totalitaire manier?