Neuropsychologie
Neurowetenschappen:
Neuroanatomie (bio vorig jaar)
Neurofysiologie (hoe communiceren hersencellen met elkaar, neurotransmittie)
Neuropahologie
Neurochirurgie
Neuropsychologie: betsudeert de relatie tss het functioneren van het brein en het menselijk
gedrag, emotie en cognitie, zowel bij gezonde personen als personen met hersenletsels
I. herhaling neuroanatomie
1 Inleiding
2 Lokalisatietermen
Term Gebied of referentie
Anterieur De voorkant, voor
Ventraal De buikzijde (synoniem anterieur)
Posterieur De achterzijde, achter
Dorsaal Meer naar de rug gelegen (syn. Posterieur)
Craniaal In de richting van het hoofd/schedel
Superieur Boven, hoger
Caudaal In de richting van de staart/stuit
Inferieur Onder, lager
Mediaal (naar) het midden van het lichaam (lengteas)
Lateraal (naar) de zijkant van het lichaam
Proximaal Dicht bij de romp, in de richting van het aanhechtingspunt
Distaal Weg van de romp, weg van een aanhechtingspunt
3 Indeling vh centraal zenuwstelsel
Hh, zie samenvatting biologie
II. Omschrijving en beknopte historiek van de
neuropsychologie
Omschrijving neuropsychologie
• Onderzoeksobject = ontwikkelen van wetenschappelijke kennis over het menselijk gedrag (=
psychologie) op basis van het functioneren van het menselijk brein (= neuro)
• Twee takken:
Neuropsychologie 1
,Experimentele of cognitieve neuropsycholgie: taal
Klinische neuropsychologie: richt zich od diagnostiek en rehabilitatie vd gevolgen v
hersenbeschadiging.
3 stoornisgroepen na hersenletsel
Neurologische stoornissen: valt meestal meteen op.
Gezichtsveldstoornis: ogen zijn in tact mr er is een fout in de hersenen.
Neuropsychologische stoornissen: secundaire stoornissen
Afasie: taalstoornissen, geen taal kunnen produceren, niet op woorden kunnen komen of niet
meer begrijpen wat iemand zegt
Agnosie: wegvallen vn de herkenning vn wat je ziet, bv ogen verwerken dat je een gsm ziet maar
hersenen herkennen het niet meer
Apraxie: wegvallen van motoriek, niet owv verlamming mr niet meer weten hoe je iets moet
doen. Ze zien een mes maar kunnen hun brood niet meer smeren
Amnesie: problemen met het geheugen, dingen niet meer kunnen opslaan of oproepen
‘A’ wijst altijd op het wegvallen Agnosie wegvallen van het herkennen van zintuigen wegnemen
Neuropsychologie 2
, Neglect: een deel van de zintuiglijke prikkels die binnenkomen worden genegeerd. Bv visueel
neglect, je negeert de linkerkant van alles, bv niet zien dat er een linkerdeel aan het
klaslokaal is, je negeert iedereen die links zit.
Psychologische veranderingen: veranderingen in gedrag, stemming en persoonlijkheid. Bv
pfinis gage, veranderde na balk dr hoofd veel agressiever,…
1 Korte historiek vd neuropsychologie
1.1 De oudheid: hart- vs hersenhypothese
harthypothese: alles wordt aangestuurd dr het har, het denken voelen. Het bloed gaat door de
hersenen en koelt daar af. Tegenargument alles zit in de hersenen
Empedocles: overtuigd dat het hart d bron was v alle menselijke gedrag
Aristoteles: de mentale processen worden gestuurd vanuit h hart, wnt h hart is warm en actief.
D hersenen fungeerden als e soort radiator om h bloed te koelen.
hersenhypothese: de hersenen zijn de motor van ons gedrag, ze bevinden ons boven in ons lichaam,
dichtst bij de Goden.
Plato: dacht dt d hesenen cruciaal warn omdat dit lichaamsdeel zich h dichtst bij d hemel, d
woonplaats vd goden, bevindt
Galen: overtuigd dt d ventrikels en het cerebrospinaal vocht e crusciale rol speelden in cognitie
1.2 18de-20ste eeuw: lokalisationisme vs holisme
1.2.1
D
e lokalisatieleer of het lokalisationisme
Lokalisationisme: specifieke cognitieve functies zitten op 1 specifieke plaats id hersenen
gelokaliseerd.
Frenologie: bepaalde hersengebieden werden gecorreleerd met specifieke aspecten vh
gedrag. Men maakt hersenkaarten en elk gebied heeft een specifiek gevoel. Hersenen
zijn een spier, als een bepaalde eigenschap heel sterk ontwikkeld is, is dat hersengebied
veel groter en krijg je daar een bobbel op je hoofd
elk gebied heeft een specifieke functie, het grijze dat je ziet is de schade, alles die in
dat grijze zit valt weg.
Neuropsychologie 3