Table of Contents
HOOFDSTUK 3: ATTITUDE-TO-BEHAVIOR LINK (→ DE RELATIES TUSSEN ATTITUDES EN GEDRAG) ........................ 4
3.1 DE OUDE VRAAG: IS ER WEL EEN RELATIE? .....................................................................................................................4
3.2. LAPIERE ................................................................................................................................................................4
3.3. COREY (1937) .......................................................................................................................................................5
3.4. RELATIE OF GEEN RELATIE?........................................................................................................................................5
3.5. OPDRACHT HERZIENING ............................................................................................................................................6
3.6. WANNEER BESTAAT DIE RELATIE? ...............................................................................................................................7
3.6.1. Karakteristieken van het gedrag ................................................................................................................7
3.6.2. Karakteristieken van de persoon ................................................................................................................7
3.6.3. Karakteristieken van de situatie .................................................................................................................8
3.6.4. Karakteristieken van de attitude ................................................................................................................9
3.7. HOE BESTAAT DE LINK? ............................................................................................................................................9
3.7.1 Theory of reasoned action (TRA) ...............................................................................................................10
3.7.2. Attitude-to-behavior process model.........................................................................................................12
3.8. MODE MODEL: MOTIVATION, OPPORTUNITY, DETERMINANTS .....................................................................................13
HOOFDSTUK 4: ATTITUDE-TO-BEHAVIOR RELATION ............................................................................................ 14
4.1. COGNITIEVE DISSONANTIE: FESTINGER (1957) ...........................................................................................................15
4.1.1. Behavior-to-attitude relatie?....................................................................................................................15
4.1.2. Basic fenomeen: cognitieve dissonantie ..................................................................................................15
4.2. OORZAKEN VAN COGNITIEVE DISSONANTIE .................................................................................................................17
4.3. DE ROL VAN HET “ZELF”..........................................................................................................................................18
4.3.1. Self-standards model................................................................................................................................18
4.4. EXTRA: EFFECTEN VAN LICHAMELIJKE GEDRAG/HOUDING OP ATTITUDE ............................................................................20
4.4.1. Briñol et al. (2009) ....................................................................................................................................20
HOOFDSTUK 5: TWEE ROUTES NAAR PERSUASIE: HET “ELABORATION LIKELIHOOD MODEL” .............................. 23
5.1. INTRODUCTIE EN HET THEORETISCH MODEL ................................................................................................................23
5.1.1. Het model: centrale route ........................................................................................................................25
5.1.2. Het model: perifere route .........................................................................................................................26
5.2. EMPIRISCH BEWIJS (STUDIES) ...................................................................................................................................27
5.2.1. Situationele impact op motivatie .............................................................................................................28
5.2.2. Capaciteitsfactoren ..................................................................................................................................30
5.2.3. Relatief vertekende vs. niet-vertekende processen (biased vs. unbiased)................................................31
5.2.4. Gezamenlijke effect van variabelen .........................................................................................................31
5.3. METACOGNITIEVE EFFECTEN....................................................................................................................................32
5.4. PERIFERE EFFECTEN ...............................................................................................................................................32
5.6. VERSCHILLENDE ROLLEN VAN ÉÉN EN DEZELFDE WAARDE IN HET ELM (ZWAKTE VAN HET MODEL) .........................................34
5.7. BELANGRIJKE CONCEPTEN .......................................................................................................................................34
HOOFDSTUK 6: NARRATIEVE OVERTUIGING (“STORYTELLING”)........................................................................... 35
6.1. INTRODUCTIE .......................................................................................................................................................37
6.2. PERSUASIEVE KRACHT VAN HET NARRATIEF ................................................................................................................38
6.3. TRANSPORTATIE THEORIE: EEN MEDIATIE MODEL .........................................................................................................39
6.4. EMPIRISCHE EVIDENTIE ...........................................................................................................................................40
6.5. FEIT OF FICTIE/ RETORIEK OF NARRATIEF ....................................................................................................................41
, Hoofdstuk 3: Attitude-to-behavior link (→ de relaties tussen attitudes en gedrag)
Overzicht:
• Bestaat er wel een relatie tussen attitude en gedrag?
• Als het bestaat: onder welke omstandigheden?
• Als het bestaat: hoe bestaat die link precies?
3.1 De oude vraag: is er wel een relatie?
Thurstone (1929) en Likert (1932) manieren om attitude te meten als een stroming die toen
opkwam en dat men besefte dat ze attitude metingen nodig hadden
LaPiere (1934): eerste impactvolle onderzoek naar relatie tussen attitude en gedrag en vond dat
er toch weinig relatie was
3.2. LaPiere
Het begon allemaal bij een anekdote. In zijn geval was de anekdote het feit dat hij een tegenstelling
voelde tussen wat de algemene tijdsgeest was → een tijdsgeest die zich liet kennen door o.a.: negatieve
raciale gevoelens ten aanzien van de Chinese minderheid in Amerika (dit was de attitude aan een kant).
Langs de andere kant het gedrag: hij was samen met een student van hem aangekomen bij een hotel in
een deel van Amerika waar je zou denken dat die attitudes sterk zouden leven en toch werden ze bij dat
hotel goed bediend. Achteraf heeft hij gebeld naar het hotel om de algemene vraag te stellen of ze ‘een
belangrijke Chinese man zouden willen aanvaarden’ hierop kregen ze een ‘neen’.
Het gedrag, het expliciete, was positief en de attitude, waar hij op voorhand van dacht dat het negatief
zou zijn, bleek positief maar dan achteraf (door die vraag te stellen) bleek het toch negatief te zijn. →
Dit botst
Hierdoor besluit hij een ‘field’ study te gaan doen. Hij doet een aantal verschillende bezoeken doorheen
Amerika over een periode van twee jaar met zijn student en zijn vrouw. Belangrijk om te weten is dat ze
allebei een Chinese origine hebben maar een onberispelijke Amerikaans Engels spreken.
Het resultaat: ze werden in 66 hotels aanvaard en werden maar 1 keer afgewezen. Ze werden
geserveerd in 184 restaurants waarvan ze van 72 goede service ontvingen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper studentkulbecom. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.