Goederen en bijzondere overeenkomstenrecht
DEEL 1: ALGEMENE BEGRIPPEN VAN HET VERMOGENSRECHT
Hoofdstuk 1: vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten
De vermogensrechten kunnen worden opgedeeld in 3 groepen: zakelijke rechten,
persoonlijke rechten en de intellectuele rechten. De zakelijke en persoonlijke rechten
dateren al van de Romeinse periode, met deze tweedeling wou de wetgever reageren tegen
het AR, waar het feodale stelsel op een verstrengeling tussen zakelijke en persoonlijke
rechten was gebouwd. De intellectuele rechten zijn veel recenter.
Belang van het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten
Zakelijk rechtsvordering Persoonlijk rechtsvordering
Zakelijke attributen - Volgrecht /
- Bescherming tegen
insolvabiliteit
- Specialiteitsbeginsel
- Zakelijke subrogatie/
zaakvervanging
Verjaringsregime Na 30 jaar; < art 2262 oud BW Na 10 jaar < art 624, 1° GerW
uitz bc ah
Territoriale Onroerend: exclusieve bevoegdheid Voor de rechter van de
bevoegdheidsregeling van de rechter van de plaats waar het woonplaats van de verweerder
goed gelegen is <art 629 GerW <art 624, 1° GerW
Publicitietsmechanisme Zr op schuldvordering op naam: /
kennisgeving aan of erkenning door de
sa van die vordering <art 1690 BW
Roerend zk: bezit <art 1141BW
Onroerend: hypothecaire publiciteit
<art 1 HypW, art 3.30BW
Gevolg van dit onderscheid: zr hebben
een grote tegenwerpelijkheid =
absolute gedinf van zakelijke rechten
Een scherpe tweedeling
Het onderscheid is gelegen in de inwendige structuur van het recht: zakelijke rechten
verlenen een rechtstreekse heerschappij over een goed, terwijl persoonlijke rechten iemand
aanspraak geven op een bepaalde gedraging vanwege een ander persoon.
Persoonlijke rechten: creëren een rechtsverhouding tussen 2 rechtssubjecten (sa, se)
Zakelijke rechten: brengen een rechtsverhouding tot stand tussen een rechtsobject
en rechtssubject
“Zakelijke rechten zijn niet afdwingbaar tegenover personen en persoonlijke rechten hebben
niets met goederen te maken” => niet waar
- Persoonlijke recht kan ook betrekking hebben op een goed: als ik een goed uitleen,
verkrijgt de ontlener een persoonlijk recht op dat goed. Versterkt door de
dematerialisering van het goederenrecht = zakelijke rechten rusten op onlichamelijke
goederen, waaronder persoonlijke rechten
Bv. als huurder is er toch een directe band tussen het gehuurde goed en de huurder?
1
, - Zakelijk recht doen rechtsverhoudingen tussen personen ontstaan
Bv. vruchtgebruik: dan heb je als vg ook afdwingbare verbintenissen tegenover de blote
eigenaar
De leer van het personalisme
De kritiek op het onderscheidscriterium heeft geleid tot een subjectivering van zakelijke
rechten. De basisgedachte van het personalisme (planiol) = een rechtsverhouding kan alleen
bestaan tussen rechtssubjecten, nooit tussen een rechtssubject en een goed, dus zowel
zakelijke rechten als persoonlijke rechten creëren een rechtsband tussen 2 rechtssubjecten.
De draagwijdte verschilt: een persoonlijk recht zou een verbintenis doen ontstaan ten laste
van 1 bepaald persoon, de sa. Een zakelijk recht vormt het complement van een universele
passieve verbintenis. => zakelijk recht = absoluut recht// persoonlijk recht = relatief recht
Kritiek: interne (bevoegdheden) en externe (tegenwerpelijkheid) kenmerken met elkaar
verweven.
‘Persoonlijk rechten hebben geen gevolgen in de verhouding tot derden’
MAAR: derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk <art 1382BW => derden
hebben de verplichting om zich te onthouden van inbreuken op persoonlijke rechten
waarvan ze kennis hebben.
Het onderscheid op vlak van tegenwerpelijkheid vloeit voort uit de publiciteit die aan de
verschillende rechten wordt verleend:
- Zakelijke rechten: tegenwerpelijk door vervullen van publiciteitsmaatregel
- Persoonlijke rechten: tegenwerpelijk aan derden die kennis hebben van het bestaan
van die rechten
Dus: een derde handelt zogezegd altijd te kwader trouw bij zakelijke rechten en niet bij
persoonlijke rechten; zakelijke rechten:
- Onroerend eigendom: tegenwerpelijk aan iedereen door hypotheek
- Roerend eigendom: verkrijging te goeder trouw kan wel <art 2279BW
De leer van het neopersonalisme
< Ginossar
Hij heeft het personalisme voortgezet door de zakelijke rechten af te bakenen, het
eigendomsrecht is het meest verheven recht.
Zakelijke recht; kwalitatieve verbintenis = de verbintenis van de eigenaar van het goed om
de beperkingen op zijn recht te eerbiedigen, is aangegaan qualite qua, dwz als eigenaar van
het goed waarop het zakelijk recht betrekking heeft. Het is een verbintenis die de sa niet in
persoonlijke naam aangaat, maar die hij aanneemt in een bepaalde hoedanigheid, vaak de
hoedanigheid van ‘eigenaar’.
Persoonlijk recht; persoonlijke verbintenis =persoonlijke rechten gaan alleen over op
algemene rechtsopvolgers en rechtsopvolgers onder algemene titel, maar niet op
rechtsopvolgers ten bijzondere titel
Terwijl de sa van een zakelijk recht instaat voor een verbintenis met een goed, is de
sa van een persoonlijk recht gehouden als titularis van zijn vermogen
MAAR: de uitbreiding van het eigendomsrecht tot onlichamelijke goederen heeft weerklank
gevonden in de latere evolutie: de dematerialisering van het goederenrecht
2
, Casus 1:
A 5 jaar onderhoudt doen van gebouw tegen afgesproken prijs - na 2 jaar verkoopt B zijn
gebouw aan C – is C gebonden door dat onderhoudscontract?
< 1165 BW, C is niet gebonden tenzij derdemedeplichtigheid aan andermans
contractbreuk
Casus 2
B is eigenaar van gebouw en B verleent een erfpachtrecht aan A (= zakelijke recht) – A
verkoopt dit door aan C, is C gebonden door dat erfpachtrecht?
Ja, B heeft de verb opzich genomen, deze verb heeft hij opzich genomen als eigenaar. Als
de hoedanigheid overgaat, gaat het recht mee over, hier de erfpacht. Alle volgende
eigenaars zijn dus gehouden tot eerbiediging van dit erfpacht = kwalitatieve verb
Volgrecht want zakelijk recht
Het numerus clausus-beginsel
Dit houdt in dat vermogensrechten slechts zakelijke rechten kunnen zijn voor zover dit door
de wet wordt erkend = formele afbakening tussen zakelijke en persoonlijke rechten.
Partijen kunnen zelf geen nieuwe onbenoemde zakelijke rechten doen ontstaan.
Ze kunnen WEL nieuwe onbenoemde persoonlijke rechten doen ontstaan
Oude recht: geen duidelijk afgebakend artikel
Nieuw recht: <art 3.3 BW
- Externe dimensie (typenzwang): partijen kunnen geen andere zakelijke rechten
vestigen dan deze die door de wetgever als zakelijke rechten zijn benoemd
- Interne dimensie (typenfixierung) partijen moeten bij de vestiging van de zakelijke
rechten de wezenskenmerken van de betrokken zakelijke rechten eerbiedigen.
<art 3.1BW
Het BW onderscheidt 4 categorieën: eigendomsrecht – mede-eigendom – zakelijke
gebruiksrechten – zakelijke zekerheden
- Zakelijke hoofdrechten: zakelijke rechten die een zelfstandig bestaan hebben en op
zelfstandige wijze kunnen worden overgedragen: eigendom, mede-eigendom, recht
van erfpacht, opstal, vruchtgebruik, gebruik en bewoning, erfdienstbaarheden
- Zakelijke zekerheidsrechten: zakelijke rechten die hoofdzakelijk tot doel hebben om
de nakoming van een schuldvordering te doen naleven: retentierecht, pand,
hypotheek
Eigendom ook een zakelijk zekerheidsrecht? Het eigendomsrecht heeft steeds vaker tot doel
een schuldvordering to waarborgen; 2 vormen van fiduciaire eigendom tot zekerheid:
1. De overdracht van eigendom tot zekerheid: fiduciaire eigendomsoverdracht tot
zekerheid
2. De voorbehouden eigendom tot zekerheid: eigendomsvoorbehoud of leasing
<art 69 ev Pandwet
3
, Beperking van het numerus clausus-beginsel:
Het gevolg van dit stelsel is dat de wilsautonomie niet meespeelde bij zakelijke rechten, hier
is verandering in gekomen, de wilsautonomie is versterkt <art 3.1 BW
Bij de algemene gebruiks-en genotsrechten (vruchtgebruik, erfpacht en opstal) speelt de wa
een grote rol. Het nc-beginsel is eerder beperkt tot eigendom, erfdienstbaarheden en
zakelijke zekerheidsrechten.
Afkeer van het feodale regime; beperking op het beginsel:
- Ondeelbare eigendomsbegrip van art 3.50BW
- Het negatieve karakter van erfdienstbaarheden
Wilsautonomie bij persoonlijke rechten
Contractpartijen zijn vrij om de inhoud van een persoonlijk recht zelf te bepalen in de mate
dat ze niet ingaan tegen een regel van openbare orde, goede zeden of dwingend recht.
1° benoemd contract: worden uitdrukkelijk en uitvoerig geregeld in het BW, dit levert
rechtszekerheid en eenvormigheid in het rechtsverkeer op.
Dit is grotendeels suppletief recht, maar meer en meer dwingend recht (denk aan
consumentenbescherming)
2° onbenoemd contract: geen wettelijke regeling in BW, vaak kunnen de regels van
benoemde contracten naar analogie worden toegepast. De algemene regels van
verbintenissen zijn sowieso van toepassing
3° gemengd contract: waarin we elementen van meerdere benoemde contracten kunnen
onderscheiden en die toch op zichzelf een juridische eenheid uitmaakt.
Welke regels toepassen?
- Sui-generis: eigen regels toepassen naast algemene regels
- Cumul/ combinatie-theorie: regels toepassen van alle contracten die terug te vinden
zijn
- Absorptietheorie/ sponsbenadering: de regels van het meest dominante contract
toepassen
Gesloten stelsel vs open stelsel
Lijkt op een tegenstelling tussen zakelijke en persoonlijke rechten. Maar rekening houden
met partijen de vrijheid hebben om naar goeddunken invulling te geven aan hun zakelijk
recht, voor zover ze de wezenlijke kenmerken van het zakelijk recht waarnaar ze zich richten,
eerbiedigen en het feit dat bij persoonlijke rechten de wetgever steeds meer en meer
ingrijpt.
4