• H1 – ORTHOPEDIE
• H2 – TRAUMATOLOGIE
• H3 – REUMATOLOGIE
• H4 – PATHOLOGIE VH BEKKEN EN DE HEUP
• H5 – PATHOLOGIE VD KNIE
• H6 – PATHOLOGIE V ONDERBEEN, ENKEL EN VOET
• H7 – PARHOLOGIE VD SCHOUDER
• H8 – PATHOLOGIE V ELLEBOOG, ONDERARM EN HAND
• H9 – PATHOLOGIE VD WERVELKOLOM deel 1
• H10 PATHOLOGIE VD WERVELKOLOM deel 2
examen: Online, 10 gesloten/meerkeuzevragen(1 vraag per hoofdstuk) 3 open vragen (uit alle delen)
HOORCOLLEGE 1: ORTHOPEDIE
ALGEMEEN:
Structure governs function and function governs structure = structuur creëert beweging en beweging creëert structuur
- Bv: bij baby calcaneus nog niet volgroeid dus kan die niet stappen, bij volgroeiing wel beweging op voeten
mogelijk (structuur is compleet)
- Wrm kyfose en lordose: nt alleen L5 die alle druk moet dragen, wordt verdeeld over verschillende wervels
- Hoe beweegt iets: meniscus (schokdemper)
Wat is normaal?: As the twig is bent, so the tree grows = zoals de boom geboren is, zo groeit de boom naar boven
toe
• onder invloed van zon , ...
• zoals bij lichaam (bv playstation syndroom)
DEFINITIE ORTHOPEDIE
= (para)medische specialisme dat zich bezighoudt met de behandeling v afwijkingen en ziekten vh steun- en
bewegingsapparaat
De oorsprong van de naam komt van het oud-Griekse 'orthos' (recht) en 'paedos' (kind) en voert terug op het recht
laten groeien van kinderen. Voorheen werd het dan ook geschreven als orthopaedie.
• Verzamelnaam voor: Aandoeningen en letsels aan het steun- en bewegingsapparaat (botten, spieren,
ligamenten, gewrichen)
• Letsels:
- Acuut (breuken of sportletsels)
- Verworven (artrose, heupdysplasie (= onvoldoende ontwikkeling))
- Aangeboren (scoliose, spondylolisthese (= onderbreking wervelboog), klompvoeten)
ETIOLOGIE (OORZAKEN)
o Intrinsieke factoren = bv geslacht = druppels in de emmer
- leeftijd
- neuromuscholaire controle (hoe goed knn spieren en gewrichten samenwerken)
- blessure vanuit verleden
- kracht
1
, - genetisch
- lichaamsgewicht (bv bij artrose)
o Extrinsieke factoren
= nog meer druppels die erbij komen (emmer geraakt vol)
- Beroep
- Leefomgeving
- Slechte sportschoenen
o Event
= dé druppel die de emmer doet overlopen
-> er knn vele events voorkomen die geen probleem vormen
-> maar wnr er al intrinsieke en extrinsieke factoren zijn en er dan nog een even bijkomt kan die wel
voor problemen zorgen
DIAGNOSE VAN ORTHOPISCH LETSEL
• Anamnese
• Observatie
• Klinisch Onderzoek
• Functioneel Onderzoek
• Neurologisch Onderzoek
• Palpatie
• Radiologie
• Labo
ANAMNESE
- Belangrijkste onderdeel! (zvl mglk informatie v pt loskrijgen)
- vorming v hypothese
- open vragen stellen
- volledig zijn (naar thuissituatie vragen (wat zijn de prioriteiten))
- aandacht voor ADL
- red (nt enkel naar jouw departement kijken, er kn iets anders aan de hand zijn dat levensbepalend kan zijn) /
yellow (= psychosociale omgeving) flags
- verwachtingen (op zelfde golflengte)
- oefening baart kunst
o Leeftijd en geslacht
o Werk en hobby
o Waarom de patiënt komt (volledige historiek – ook functioneel)
o Letselmechanisme (macro- of microtrauma)
o Onstaansmachanisme
o Welke symptomen
o Welke bewegingen of activiteiten veroorzaken de pijn
o Hoe lang? Eerdere blessures?
o Intensiteit, duur en frequentie
o Pijn in rust, 24u verloop
o Type en kwaliteit van de pijn
o Waar en welke sensaties
o Levensstijl (medicatie, roken, sedentair)
o Familiale voorgeschiedenis
o Eerdere behandelingen
o Mediatiegebruik
2
,OBSERVATIE
- Eigenlijk zelfs voor de anamnese (hoe stappen ze uit auto, hoe wandelen, …)
- Aandachtig zijn
- Op details letten
- Doel: bevestigen of uitsluiten van hypothese
KLINISCH ONDERZOEK
- Actief onderzoek = aan pt zelf vragen een beweging te doen en zien of hij dit kan
- Passief onderzoek = et doet beweging, kijken naar eindgevoel (hard of zacht, open of gesloten)
- Weerstand = verschillende sporen scheren naarmate functioneren van pt:
FUNCTIONEEL ONDERZOEK
= toegevoegde testen
= kijken naar functionele bewegingen (ADL)
Bv: ga eens op de stoel zitten en rechtstaan (kan pt naar wc gaan?)
-> zo gericht op pt mogelijk, op zo kwalitatieve manier
NEUROLOGISCH ONDERZOEK
-> elke ruggenwervel staat in verbinding met stukje huid, stukje ligament, stukje bloedvat, …
-> bij probleem bezenuwing wervel:
- Ermatoom = dat deel vd huid dat w bezenuwd door bepaalde zenuwwortel
- Myotoom = stukje spier dat samenhangt met zenuwwortel
-> bij uitval quadriceps zullen we moeten gaan kijken naar zenuwwortel 3
- Dermatoom
- Reflexen testen om elke zenuw te testen
PALPATIE
- kijken of er een verschil in spanning zit intrarator betrouwbaarheid = hvl betrouwbaarheid zit tss
verschillende testers (wat is normaal, abnormaal en gemiddeld)
- textuur
- vorm en structuur
- aard vh weefsel
- temperatuur
- pulsaties, faciculaties, tremor
- pathologische aard (zwelling, verdikking, droogheid)
- verminderd gevoel
RADIOLOGIE
- rx
- ct scan
- mri
- skeletscintigraphy (botscan)
- echografie
- artoscopie
3
, RX = RÖNTGENONDERZOEK
Wijze: hvl stralen komen er door en hlv stralen komen er nt door
bij breuk: lucht tss botten (lucht) afhankelijk v intensiteit v weefsel zal het aftekenen of niet
Verschillende dichtheden:
- metaal
- bot
- zachte weefsels
- water
- vet lucht
Doel: Uitsluiten van fracturen
1) Zware pathologie
➔ osteomyelitis
➔ spondylitis ankylosans
➔ tumoren
2) Ook andere pathologie
➔ osteoporose (botontkalking, krachtlijning in bot minder zien)
➔ calcificaties (calcafzetting in pees, tekent witter af op RX foto )
➔ artrose (lichaam maakt extra bot voor verdeling druk, botuitsteeksel
Voordelen:
➔ goedkoop
➔ snel
Nadelen
➔ straling
➔ gn differentiatie (weinig verschillende weefsels tov elkaar onderscheiden) dus bepaalde
pathologieën knn onvoldoende gediagnostiseerd w
RX opnames:
➔ AnteroPosterior (stralen in sagitale vlak door ons heen
➔ Lateraal (langs frontale vlak door ons heenà
➔ ¾ opname (kwart draaien)
CT-SCAN = COMPUTER TOMOGRAPHY
Wijze: Doorsnede dmv röntgenstralen (bv RX maar in andere vorm) Computer maakt 2D beeld = SLICE
Voordelen:
➔ scherpe weergave
➔ Osteosynthese (alle metalen zijn geen probleem, piercings bv)
4