Samenvatting Voeding en maatschappij
Hoofdstuk 1: De agrovoedingsketen
1.1 Evolutie in de voedingsketen na 1950
De gewijzigde productieomstandigheden maakten het mogelijk om efficiënter te
produceren: meer output met minder input. Dit was niet enkel voor de Belgische
markt. De voornaamste landbouwexportproducten waren (en zijn) varkens- en
kippenvlees, zuivelproducten en groenten.
De voorbije decennia groeiden kleine familiebedrijven uit tot grote spelers binnen
de voedingsindustrie. (vb. Lotus, Vandemoortele,…) -> Dit zijn allemaal kleine
bedrijven die snel uitgegroeid zijn tot grote bedrijven.
In de jaren 80 kwam de agrovoedingsketen voor nieuwe uitdagingen te staan.
Klanten en consumenten werden steeds veeleisender. Er kwamen nieuwe
technologieën en de keten zocht antwoorden door samen te werken met de
overheid, consumentenorganisaties, wetenschap, onderwijs en technologie.
Voedselveiligheidscrisissen hebben ervoor gezorgd dat de voedselveiligheid een
conditio sine qua non werd (=noodzakelijke voorwaarde). Om investeringen en
innovatie mogelijk te maken, kozen vele bedrijven ervoor om samen te gaan. Zo
ontstonden grotere multinationals. De vele producten in een supermarkt zijn terug
te brengen naar enkele grote voedingsmultinationals. De technologische
vernieuwingen die in de voedingsindustrie zijn doorgevoerd, concentreren zich rond
4 pijlers:
Inkorten van de verhittingstijd
Houdbaarheid verlengen
Snelheid bij bevriezingsprocessen
Verpakken van VM
De ‘supermarktevolutie’ heeft de verhouding in de keten sterk veranderd. We zijn
van een ‘producent-gedreven’ keten: producent kiest grotendeels wat er
geproduceerd wordt tegen welke prijs
naar een ‘afnemer-gedragen’ keten gegaan: de grote supermarktketens hebben
grote invloed op de voedselproductie. -> door hun grotere inkopen, efficiënt
distributiesysteem,… (=lagere kosten)
1.2 Overzicht
Gewoonlijk werd de agrovoedingsketen voorgesteld als een lineair systeem dat de
landbouwer verbindt met de eindconsument, maar in werkelijkheid is dit veel
complexer. Het gaat om een netwerk met talrijke spelers.
1
,Deze keten omvat alle schakels vanaf de agrarische toelevering tot en met de
consument. De keten bestaat uit het agrobusinesscomplex (ABC), de groothandel,
de retail, de voedingsdiensten en de consument.
De grenzen van het agrovoedingssysteem wordt beschreven o.b.v. de individuele
ketenschakels. Er worden 6 hoofdschakels geïdentificeerd:
1. Toelevering
2. Primaire productie
3. Voedingsindustrie
4. Distributie
5. Voedingsdiensten
6. Consumenten
De in- en uitvoer naar andere sectoren wordt
gekoppeld aan één van deze schakels.
Naast deze ketens zijn er ook nog de horizontale
schakels zoals onderwijs en onderzoek,
overheid, middenveldorganisaties
en financiële instellingen.
De consument wordt aanzien als
belangrijke drijvende kracht en als eindschakel
van de agro-voedingsketen. Dit beperkt zich niet
tot de landgrenzen, ze hebben ook een
belangrijke bijdrage aan de agrarische
handelsbalans.
Bespreking van de schakels:
De toelevering: omvat zowel alle diensten en producten die verwant zijn aan de
landbouw als aan de voedingsindustrie, distributie en voedingsdiensten. Hierbij
wordt een onderscheid gemaakt tussen agrarische toeleveranciers die rechtstreeks
verbonden zijn aan de landbouw (vb. plantgoed, veevoeder,..) en niet-agrarische
toeleveranciers verbonden aan de gehele agro-voedingsketen (energieproducenten,
verpakkingsmaterialen, water,..).
2
, De primaire productie is verantwoordelijk voor het telen van planten en kweken
van dieren, inclusief het oogsten, het melken en de productie van
veehouderijdieren voor het slachten.
De voedingsindustrie bevat de 1e en 2e transformatie die één of meer producten
veranderen in één of meer half afgewerkte of afgewerkte producten bestemd voor
andere ketenschakels (vb. slachten van dieren, productie van brood, vervaardigen
van suiker,…).
De distributie omvat enerzijds de groothandel en anderzijds de retail. De
groothandel zorgt voor de aankoop, de invoer het hanteren en de opslag van
producten met oog op het kosteloos of tegen betaling afstaan ervan aan operatoren
of uitvoer. De retail of de detailhandel zorgt op zijn beurt voor de verkoop of
levering aan de eindeverbruiker van de producten.
De voedingsdiensten zijn de ondernemingen die buitenhuis voedselconsumptie-
mogelijkheden aanbieden aan de consument. (vb. de horeca, catering,…)
-> voor onmiddellijke consumptie
De consument is de laatste schakel. Deze kan gezien worden als een belangrijke
drijfveer en stakeholder in de keten.
Stakeholder:
Een belanghebbende of stakeholder is iemand die invloed ondervindt (positief of
negatief) of zelf invloed kan uitoefenen op een specifieke organisatie of een onderdeel
hiervan. Stakeholders zijn personen of groepen die invloed hebben op een project,
afdeling of organisatie en/of er door worden beïnvloed.
1.3 Ketenconfiguraties: een aantal vb.
Op basis van een eenvoudig schema kan een meer volledige structuur worden
opgesteld. Deze schematische voorstelling is echter een generieke voorstelling en
verschillende types van voedingsproducten hebben een aangepaste ketenstructuur,
ketenconfiguratie genaamd.
Men dient echter niet enkel rekening te houden met de ketenconfiguraties, maar
ook met de wisselwerking tussen de verschillende voedingsketen. Deze
wisselwerking kan geïllustreerd worden a.d.h.v. zuivel, waarvan één deel naar de
zuivelindustrie en een andere deel naar de broodindustrie gaat (ook nog andere
vb.).
Zie verschillende ketens p. 6-10
1.4 Schakels binnen de agrovoedingsketen
1.4.1 Toelevering voor land- en tuinbouw
Om te kunnen produceren is de primaire sector afhankelijk van inputs. De schakel
die zich hier mee bezig houdt nomen we de agrarische toelevering. Land- en
tuinbouwbedrijven nemen rechtstreeks af van deze bedrijven of kopen aan via de
agrarische tussenhandel.
3