Theorie van de Internationale
betrekkingen
1. Inleiding
- ‘Welke onderlinge mechanismen spelen er waardoor te verklaren valt wat er gebeurt?’
Theorieën als conceptuele kaders en verklaringen voor gebeurtenissen en
ontwikkelingen
o Elke theorie heeft bepaalde focus op bepaalde elementen/factoren/dynamieken
(filter/bril)
o Relevantie van theorieën kan verschillen volgens tijd (vb. Economische crisis) en
ruimte (vb. bij EU)
o Geven inzicht in drijfveren van actoren
o Geven inzicht in het ‘politieke haalbare’
1.1. Bouwstenen
1.1.1. Analyseniveaus
- Waar situeren we de belangrijkste vorm van dynamiek?
- Waltz: ‘three images’
o First image: de aard van de mens ( leiders?)
▪ Verwarrend: zowel ‘de mens’ (trage evolutie) als psychologie van leiders’
(snelle evolutie)
o Second image: de aard van de staat
o Third image: het internationaal systeem
- Verschillende analyseniveaus (zie centrale vraag): aard v.d. mens, individu, de staat, het
internationaal systeem, de wereldsamenleving, institutionele processen, discursieve
structuur, Global history
1.1.2. Actoren
- Actoren met belangen en macht ➔ Internationale politiek
o Duidelijk af te bakenen entiteiten
o Zelf beslissingen kunnen nemen (‘agency’)
o Worden als zodanig erkend
- Vb.: Staat, Transnational Government networks, Global Public Policy Networks, NGO’s +
Klassen, Epistemische gemeenschappen
1.1.3. Belangen
- Doelen van actoren
- Scholen hebben verschillende visies over hoe deze gevormd worden
o Neorealisme: Int. Systeem genereert ‘gelijke’ veiligheidsbelangen op niveau staat
o Liberalisme (pluralisme): verschillende belangen in binnenlandse politiek ➔
afhankelijk van regering (resultante of incoherentie)
o Liberalisme (idealisme): ruimte voor altruïstische belangen
o Marxisme: verschillende klassen met verschillende belangen; autonomie staat?
o Constructivisme: belangen sociaal geconstrueerd + socialisering
- Actoren ondernemen (inter)actie om belangen te behartigen
, 1.1.4. Macht
“Power is the production, in and through social relations, of effects that shape the capacities of
actors to determine their circumstances and fate”
Soorten macht
- Barnett & Duval: twee dimensies
o 1. Interactie Constitutie
▪ Interactie: macht door gedrag en mogelijkheden andere te beperken
• Manifest (effectieve daad) Latent (louter aanwezigheid van
mogelijkheid tot daad: onzichtbaar)
▪ Constitutie: macht beïnvloedt ook het zijn (identiteit, waarden, belangen)
van de andere
o 2. Direct Diffuus
▪ Direct: duidelijk aanwijsbare relatie
▪ Diffuus: A beïnvloedt intermediërende factoren die bestaansvoorwaarden
(vb. instituties, taal) van B mee bepalen
Direct Diffuus
Interacties van specifieke Dwingende macht Institutionele macht
actoren
Sociale relaties van constitutie Structurele macht Productieve macht
Voorbeelden
o Dwingende macht: Verwijdering van Iraakse leger uit Koeweit 1991
o Institutionele macht: VS in het IMF (vetorecht)
▪ Cf. Sharp Power (inmenging in binnenlandse maatschappijen en
instellingen om de andere onderuit te halen)
o Structurele macht: vaak in marxistische (structuur) benaderingen
▪ Vb. wereldsysteemanalyse Wallerstein (Kern-Semiperiferie-Periferie)
o Productieve macht: Macht via kennissystemen en discours
▪ Vb. introduceren van categorieën zoals ‘beschaafd’, ‘schurkenstaat’,
‘Westers’, ‘Democratisch’ etc.
▪ Cf. Soft Power
Bronnen van Macht
- Materiële zaken (= traditionele opvatting)
o Geografische voordelen (bergketens, oceanen etc.)
o Militaire capaciteiten
o Bevolking
o Landmassa
o BNP
Direct inzetbare machtsbronnen =/= potentieel (BNP, landmassa etc.)
- Capaciteit om allianties te mobiliseren
- Marktmacht: grotere consumentenmarkt ➔ afdwingen van anderen (liquide Amerikaanse
markt)
o Vb. Midden-Amerika afh. v. export naar VS
o Vb. EU veel potentiële macht t.o.v. multinationals (duurzame normen)
, o Vb. VS kan banken belastinggegevens afdwingen ( uitsluiting van interessante rijke
consumentenmarkt) (FACTA wetgeving) ➔ Inbraak in bankgeheim (maar is de norm
geworden)
- Immateriële machtsbronnen
o Besluitvaardigheid
Potentieel ➔ effectief gebruiken
Persoonlijkheid van leiders (Obama & chemische wapens)
o Beperkingen op het handelen (ethiek, publieke opinie, internationaal imago,
reputatieschade bij veto etc.)
o Durf: wie meer risico’s durft nemen, krijgt meer gedaan ➔ meer macht.
o Kwaliteit van de diplomatie, inlichtingendienst
o ‘Goede’ ideeën, charisma, geloofwaardigheid ➔ soft power, productieve macht (vb.
bij secretariaten van Internationale Organisaties)
o Institutionele posities
o Macht door zwakte: Rusland mocht niet destabiliseren (dus hulp door Westen 1991-
92)
- Nuance: Verschillende speelvelden
o Militair, economisch, monetair, ideologische ‘sferen in de wereldpolitiek’
Telkens andere machtsverhoudingen.
Asymmetrische en Hybride oorlogsvoering
- Machtsaspecten van asymmetrische en hybride oorlogsvoering:
o Strijdende partijen hebben ongelijke middelen en methoden
Ongelijkheid wordt gecompenseerd door nieuwe manier van oorlogvoering
(guerrilla, kamikaze etc.), nieuwe technologieën (cyber war, drones,
raketten, killer robots, speedboten, ASAT etc.)
- Relatie met Hybrid Warfare
o Verzamelbegrip voor verzameling van conventioneel leger samen met
onconventionele methoden.
Sharp power
Cyber operaties
Ongeïdentificeerde troepen (vb. Rusland in Oekraïne), huurlingen,
paramilities (verlaagt drempel om over te gaan tot acties: geen kenbare
nationaliteit)
2. Liberalisme
2.1. Basisassumpties
- Positiever mensbeeld ( Realisme/Marxisme)
o ‘Mens leert uit zijn fouten’ ➔ Rede, leren, waarden
- Impact van maatschappelijke modernisering ➔ Complexe interdependentie
o Mondialisering = verhoogde vorm van complexe interdependentie ➔ Vernieuwing in
belangen
- Betere mens + Nieuwe belangen ➔ Duurzame vrede & samenwerking zijn mogelijk
- Rol van niet-statelijke actoren
-